Buiten de kerk praten we over ‘verlichte geesten’. Verlichting heeft hier minstens twee betekenissen. Het kan gaan over de Verlichting in West-Europa en Amerika: dat is de tijd dat de mens mondig werd, ervan uit ging dat hij of zij de wereld aan kon, in staat was haar te beheersen door zijn verstand te gebruiken. De industriële revolutie en vele politieke en sociale revoluties volgden. Een tweede betekenis verwijst naar de verlichting die Boeddha ontving onder een boom in Prades: hij zag in dat alle lijden voortkomt uit het willen hebben. Je moet leven zonder anderen te willen bedriegen en je moet evenmin jezelf voor de gek houden.
Er zijn mensen die zeggen verlicht te zijn. Ik ben bereid voor hen open te staan, maar ik zal van mij zelf nooit zeggen dat ik verlicht ben. Ik hoop dat ik op weg ben, of liever nog op zoek ben naar een mogelijke verlichting, maar zeggen dat ik haar heb bereikt, lijkt me pretentieus. Ik wil trouwens niet eens verlicht zijn zoals in het boeddhisme of in de geest van de verlichting van de moderne tijd. Het project ‘Verlichting’ van onze westerse wereld schijnt op de klippen te lopen. We zien in dat wij niet kunnen bestaan en overleven in een situatie waarin ieder mens autonoom is. Dat wij autonoom zouden kunnen zijn, onafhankelijk van onze medemensen, is een romantische leugen. Zelfs onze emoties en gevoelens ontlenen we aan anderen, zoals ook de taal, de waardering voor een bepaald soort muziek of voor het willen hebben van bepaalde zaken. De weg naar ‘verlichting’ gaat in elk geval via een ‘wij’ via onze relaties met anderen.
Het boeddhisme is een grote en indrukwekkende traditie of een bundel van tradities en ik heb zelfs niet de pretentie dat ik echt inzicht heb in wat het boeddhisme behelst. Is het genoeg in te zien dat hebzucht de bron is van menselijk lijden? Zijn er niet nog andere bronnen zoals onze eindigheid? Of moeten we die allemaal reduceren tot die ene, hebzucht?
Ik hoop dat ik in tijden van duisternis voor een of meer mensen een licht kan zijn. Of liever: dat het goddelijk licht weerkaatst in mij en ik daardoor anderen uitzicht en inzicht geef. Want ik heb niet de illusie de wijsheid in pacht te hebben. Adviezen geef ik niet; ik laat hoogstens verschillende deuren zien die meer of minder openstaan. Iemand kan zeggen dat ik licht heb gegeven, maar ik was me er meestal niet van bewust. Dat lijkt me ook goed. Je mag soms een licht voor anderen zijn; van jezelf zeggen een licht te zijn lijkt me ingaan tegen waar licht voor is.