Je komt uit Syrië, dus ben je vluchteling. Dat dit voor mij niet geldt, interesseert eigenlijk niemand. Ik moet dagelijks uitleggen dat ik geen vluchteling ben. Natuurlijk heb ik de oorlog in Syrië in het begin meegemaakt, ons huis werd gebombardeerd en ik moest met mijn familie naar een ander stadsdeel vluchten. Omdat mijn partner Nederlander is, ben ik in september 2015 gewoon met een visum in mijn paspoort vanuit Turkije met het vliegtuig naar Nederland gekomen en kreeg vrij snel een verblijfsvergunning.
Maar daarna kreeg ik te maken met de dagelijkse strubbelingen waarmee ook vluchtelingen te doen hebben: Nederlands leren, inburgeren, werk zoeken, een woning regelen… en integreren natuurlijk. Mijn Nederlandse partner was daarmee niet per se een steun; hij had al 30 jaar niet in Nederland gewoond en had niet eens een burger-servicenummer (BSN). Je staat met niets meer dan een paar koffers op Schiphol, zoekt eerst maar een hotel op, om daarna te verhuizen naar een gemeubileerde woning, weer verder uitkijkend naar een eigen huurwoning. Je koopt bij kringloopwinkels wat meubeltjes bij elkaar en gaat op zoek naar werk.
Er komt een boel bij kijken. Diploma’s laten waarderen, mensen ontmoeten, afspraken maken, een netwerk opbouwen. Mijn bachelor ‘Ingenieur civiele techniek’ van de universiteit Damascus heeft dezelfde waarde als een Nederlands diploma, mijn Duitse master ‘Integrated Water Recources Management’ van de universiteit Keulen ook. En toen begon het gehannes voor mij als kennismigrant.
Stiefmoederlijke behandeling
De taalcursussen waaraan ik deelnam waren echt waardeloos. Er wordt bij die aanbieders vanuit gegaan dat Syriërs sowieso een lening hebben van DUO en er dus een tijdje over kunnen doen om de taal te leren. Maar ik was geen vluchteling, ik had geen lening en geen tijd. Ik heb dus gewoon onlinecursussen uitgezocht waar ik mijn tempo zelf kon bepalen.
Na zeven maanden had ik mijn inburgeringsdiploma op zak. Nadat ik het inburgeringsdiploma bij de IND mocht ophalen heb ik nog een intensieve cursus Nederlands volgens de ‘Delftse methode’ gedaan. Zodoende heb ik een niveau bereikt waarmee ik op de arbeidsmarkt beter uit de voeten kan. Je bent waterbouwingenieur met 15 jaar internationale ervaring in het Midden-Oosten en Afrika in Nederland – het ‘land van de waterdeskundigen’ – maar je komt uit Syrië, dus ben je ‘vluchteling’. Werkbemiddelaars willen je wel aan een stage helpen ‘om het eens te proberen’. Op deze arbeidsmarkt had ik dus snel door dat een Syrische vrouw die ingenieur is, met argwaan wordt bekeken en een stiefmoederlijke behandeling krijgt.
Hoofd boven water
Daarom heb ik al na minder dan een jaar een eigen bedrijf opgericht: work4water. Het duurde niet lang tot ik de eerste klanten en opdrachten kreeg. Voor de Rijksdienst schreef ik een studie over de investeringsmogelijkheden voor Nederlandse bedrijven in de Watersector van Marokko. Zo kon ik mijn eigen hoofd boven water houden. Door het voortdurend netwerken werd ik bestuurslid van de internationale afdeling van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI), raakte ik betrokken bij het Grote Midden-Oosten Platform (GMOP) en ben ik Ambassadeur van ‘FutureProof The Hague’. Niet dat dit mij beroepsmatig verder heeft geholpen, maar je ontmoet interessante mensen en doet interessante ervaringen op. Het voordeel van het wonen in Den Haag is, dat de stad veel expats ken en in die zin internationaal georiënteerd is. Maar dat is waarschijnlijk niet overal in Nederland zo, krijg ik door van Syriërs die elkaar op Facebook met raad en daad bijstaan.
Te klein land
Dat hoogopgeleide Syrische vluchtelingen minder enthousiast over Nederland zijn dan Syriërs met een lagere opleiding, zoals blijkt uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (ministerie van Justitie), kan ik deels begrijpen. Hoogopgeleide Syriërs zouden in het algemeen progressiever in hun opvattingen zijn en het makkelijker vinden. Dat ze daarom minder vaak willen blijven, ligt vermoedelijk vooral aan de mogelijkheden op de arbeidsmarkt.
Nederland is maar een klein land. Hoogopgeleide Syriërs hebben meestal al voor hun komst naar Europa een internationaal werkgebied gehad. Logisch dat ze dan net als ik vanuit Nederland ver over de grenzen heen kijken. Men kan dit ‘integratieparadox’ noemen, maar dat geldt tenslotte ook voor hoogopgeleide Nederlanders zelf. Met het exportproduct ‘kennis’ op het gebied van watermanagement, is Nederland snel te klein.
Op dit moment ben ik bezig met de afronding van mijn doctoraat aan de TU Delft en ik doe mijn onderzoek bij Waternet in Amsterdam. Discriminatie ondervind ik daar niet. Dit in tegenstelling tot de universiteit waar ik met grote regelmaat de vraag te horen krijg of ik – als waterbouwingenieur en vrouw – wel weet hoe een riolering er überhaupt uitziet.”
Nederland is geen paradijs
“Vóór 2015 was ik thuis in Damascus en werkte ik internationaal. Nu woon ik in Den Haag en werk ik internationaal. Ik ben thuis in Nederland, maar ik heb in verschillende landen gestudeerd en werk internationaal zoals veel mensen dat doen. Wanneer ik deelneem aan Nederlandse missies in het Midden-Oosten, wordt mijn kennis gewaardeerd en ik word gelijkwaardig behandeld. Ik kan mijn eigen weg gaan. Dat veel andere Syriërs dat niet kunnen en daardoor gefrustreerd raken kan ik begrijpen.
Nederland is mooi, maar geen paradijs. Voor velen is Nederland in ieder geval een plaats waar ze hun kinderen weer een goede opleiding kunnen geven. Ik denk dat vooral families met kinderen, die zich niet zo flexibel kunnen bewegen zoals ik, door een periode van zware frustratie heen moeten bijten om ergens te ‘landen’. Niet alle Syriërs kunnen een Syrische bakkerij of delicatessenzaak beginnen. Integreren als gelijkwaardige burger van dit land is niet makkelijk.