Nederlandse anti-slavernij-activisten, ofwel de abolitionisten, waren vaak jongeren en vrouwen. “Verzet tegen onrecht is van alle tijden en van alle mensen. Dat is wat ons verbindt. Daarom past het Verzetsmuseum Amsterdam zo goed bij deze eerste tentoonstelling in de aanloop naar de oprichting van het Nationaal Slavernijmuseum”, aldus Peggy Brandon, kwartiermaker Nationaal Slavernijmuseum.
Er was altijd al verzet tegen slavernij. Tot slaaf gemaakte mensen vluchtten en kwamen regelmatig in opstand. In Nederland kreeg slavernij lange tijd weinig aandacht. Slavernij werd vooral verdedigd door bestuurders en de kerk. Maar er waren ook eenlingen en groepen die slavernij moreel veroordeelden. Vanaf de 19de eeuw groeide de anti-slavernijbeweging van de abolitionisten. De tentoonstelling laat zien dat de opstanden en de abolitionisten elkaar hebben beïnvloed. Leiders van slavenopstanden, zoals Tula op Curaçao, beriepen zich op de Franse verlichtingsidealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Berichten over de behandeling van de tot slaaf gemaakte mensen drongen steeds vaker door tot de Nederlandse samenleving en wekten verontwaardiging. De 17-jarige Frits Moquette richtte, na het lezen van het boek Uncle Tom’s Cabin en de brieven van zijn vader in Suriname, het Jongelings Genootschap ter Afschaffing van Slavernij op. Anna Bergendahl verkocht met een damescomité handwerken om tot slaaf gemaakte mensen vrij te kopen. Nieuws over de vaak bloedig neergeslagen slavenopstanden en de acties van de abolitionisten legden de diepgewortelde onrechtvaardigheid van de slavernij bloot en droegen bij aan de beëindiging van de slavernij.
Ga voor meer informatie naar de website van het Verzetsmuseum.