Met beginnen hebben we allemaal ervaring: bij onze fysieke geboorte beginnen we ons leven of zelfs ruim daarvoor. We worden niet gemaakt maar geboren. Eigenlijk te vroeg, een baby is minder zelfredzaam dan veel dieren. Hoe beginnen we? Met huilen, drinken, zomaar rondkijken, lachen en spelen…, terwijl we verder volledig verzorgd moeten worden.
De filosofe Hannah Arendt noemt dat begin nataliteit: de mens is in staat tot geboorte, tot het beginnen van het leven. Zij kiest dat als een van de uitgangspunten voor haar denken en niet het begrip sterfelijkheid zoals gebruikelijk was bij veel filosofen. Voor haar heeft het leven zelf als kenmerk nataliteit, ook wel vertaald als ‘geboortelijkheid’. Elk pasgeboren kind laat dat vermogen van het leven zien. Maar ook de dieren en de planten: een vlinder ontpopt zich en fladdert weg, een knop aan dorre beukentak ontluikt. Zo knispert en ritselt het beginnende leven overal om ons heen. Ook in tijden van rampen ontluikt het leven weer.
Maar Arendt heeft het niet alleen over onze geboorte, die zij de eerste nataliteit noemt, maar ook over de tweede nataliteit, die anders en specifiek voor de mens is: elke keer wanneer een mens iets nieuws begint of zichzelf opnieuw moet uitvinden is er een nieuwe geboorte. Dat gebeurt dus vaker in een mensenleven: ontslagen worden en op zoek gaan naar een nieuwe baan, of vanwege een ongeluk je leven anders moeten inrichten, of een kritische positie innemen in een politiek veranderende wereld.
Hannah Arendt moest zelf als joodse vrouw vaak moeilijke keuzes maken: ze ging al vroeg vóór de Tweede Wereldoorlog in het verzet, vluchtte naar Amerika en leerde daar opnieuw de taal. Daarom is nataliteit in haar filosofie ook een belangrijk begrip.
Telkens ervaren wij mensen – of we willen of niet – dat we opnieuw moeten beginnen als onze eigen situatie of de wereld om ons heen verandert zoals nu met de klimaatverandering. Daarmee veranderen ook vaak de standpunten die wij kunnen innemen, ons handelen en spreken. Hoe houden we dat vol? Een mens kan dat, aldus Arendt, vanwege twee vermogens: vergeving en belofte. Vergeving is gericht naar het verleden. Belofte gaat vooraf aan het nieuwe begin van ons handelen, is een vergezicht op andere mogelijkheden, op een ander levensdoel.
De weg naar dat nieuwe doel is vaak onvoorspelbaar en onoverzichtelijk. Je kunt je soms verbazen hoe een iemand in een onmogelijke situatie zich weer opricht en iets anders begint. De echte kracht daartoe is gelegen in de hoop, die als het ware een wenkend toekomstbeeld biedt. Komt de eerste nataliteit als het ware ‘vanzelf’ op gang, aan de tweede nataliteit moet je zelf bewust werken, maar gesteund door de hoop op die nieuwe geboorte…
De schrijfster Barbara Kingsolver voegt daaraan toe:‘The very least you can do in your life is to figure out what you hope for. The most you can do is live inside that hope, running down its hallways, touching the walls on both sides.’ (In: Animal Dreams)