Op donderdag 26 januari wordt het boek DOOD, Wegwijs in de Nederlandse uitvaartcultuur gepresenteerd in het RadboudUMC Nijmegen. Op Nieuwwij.nl een leesverslag van dit boek door iemand uit de uitvaartbranche: een ritueelbegeleider.
Door: Simone Snakenborg
De auteurs en van beroep thanatologen Claudia Venhorst en Brenda Mathijssen doen een boekje open over hoe wij Nederlanders anno 2017 de dood beleven. Aan de hand van een achttal thema’s maken ze ons bewust van wat er nu typisch Nederlands is aan onze omgang en ervaringen met de dood. Ze signaleren de volgende trends en ontwikkelingen.
Ontkerkelijking en veranderende rol van religieuze tradities
In vergelijking met het buitenland heeft de kerk in Nederland duidelijk een kleinere invloed hoe wij vorm en betekenis geven aan de dood en onze uitvaarten. Zelfs in Denemarken, het land dat vaak wordt omschreven als het meest geseculariseerde land van de wereld, heeft de kerk meer invloed. Religieuze uitvaartrituelen zijn niet verdwenen, maar het zijn keuze-opties geworden. Of ze komen, zoals het katholieke Allerzielen, in een andere hoedanigheid terug in de samenleving, als nieuw leven ingeblazen oude rituelen.
De uitvaartbranche springt in het gat
De uitvaartbranche was er vroeg bij in Nederland. In respectievelijk 1919, 1923 en 1937 werden uitvaartverenigingen opgericht die wij nu kennen als Yarden, Monuta en DELA. De lege plek die de religieuze instellingen sinds de zestiger jaren langzaam hebben achtergelaten is hierdoor snel en deskundig opgevuld. De uitvaartbranche heeft veel invloed op de lijkbezorging (ruim 63 procent heeft in de eerste drie kwartalen van 2016 gekozen voor crematie). Maar misschien nog wel belangrijker: de uitvaartondernemers zijn professionele dienstverleners die hun klanten een uitvaart op maat bieden. Nabestaanden worden zo kiezende (en betalende of verzekerde) consumenten: welke kist, bloemen, rouwbrieven, herinneringsprentjes, voorganger, rituelen, muziek, fotopresentatie, drankjes, hapjes, wat te doen met het graf of de as? Allemaal voorgelegde meerkeuzevragen om het de consument zo comfortabel mogelijk te maken in deze hectische en ongemakkelijke situatie. Onze crematoria worden in Engeland beschreven als hotels vanwege hun moderne inrichting en uitgebreide horecavoorzieningen. Beetje jammer toch wel dat ik in dit verband de vermakelijke uitspraak van Harry Mens bij de opening van zijn nieuwe crematorium in Lisse mis: “Cremeren moet weer leuk worden“. Tja, ook hiervoor kunnen we kiezen, als we willen.
Wetgeving rond termijn uitvaart na overlijden en uitgifte as bepaalt het kader
Ook typisch Nederlands, volgens de auteurs, die zich met dank aan hun studenten de ‘Gezusters Dood’ noemen, is de Nederlandse wetgeving op het gebied van de uitvaarttermijn en de asuitgifte. In ons land moet de overledene uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden begraven of gecremeerd worden (tegenover bijvoorbeeld Engeland waar een crematie niet zelden pas drie weken na het overlijden plaatsvindt). Voor ons zo doodgewoon. Voor bewoners van de grensstreek soms een reden om over te stappen voor crematie naar een buurland of juist naar ons land. Zo steken Duitsers over naar ons land omdat wij bij de crematie aanwezig mogen zijn en vrijer zijn te kiezen wat we me de as doen. Nederlanders steken soms juist weer over naar België, omdat ze de as dan dezelfde dag nog meekrijgen in plaats van eerst vier weken te moeten wachten.
Centrale plaats voor overledene in de afscheidsdienst
Nederlanders hebben dus ongeveer een week de tijd om alles voor een uitvaart op de rit te krijgen. De professionele uitvaartverzorger legt ze een omvangrijke keuzelijst voor en nu antwoorden van de kerk geen basis meer vormen voor de vormgeving van de afscheidsdienst, gaan de nabestaanden zelf aan de slag. Al of niet ondersteund door een uitvaartverzorger, -leider, -spreker, ritueelbegeleider of andere vakspecialist, construeren ze een herinnering van de overledene die in hun beleving passend is voor de gelegenheid. Soms worden details bewust achtergehouden en andere overbelicht. Alle details gewikt en gewogen door de nabestaanden. Venhorst en Mathijssen beschrijven de uitvaartceremonie als een samengestelde herinnering aan de overledene en een ode aan het leven. Niet de dood heeft het laatste woord, maar het leven. Want niet alleen de dode staat centraal, maar juist ook de nabestaanden; de vormgevers van de dienst.
Vanuit mijn praktijk als ritueelbegeleider mis ik echter in het boek een beschrijving van de onderhuidse invloed van het religieuze bewustzijn van nabestaanden op het vormgeven van een afscheidsdienst. In mijn gesprekken met families merk ik steeds weer dat nabestaanden een ‘persoonlijk religieus’ beeld hebben van de dood. Dat een officiële religieuze leer een flinke stap terug heeft gedaan, is voor mij volledig herkenbaar. “Nee, liever geen religieuze uitvaart”, is wat ik maar al te vaak hoor. Maar onderhuids is religie nog steeds diep genesteld en alom vertegenwoordigd. In een kaars, een wijwaterflesje, een kruis, een bezoek of gebed aan Maria, of gewoon in een persoonlijk beeld dat men heeft over waar de overledene nu is. Religie zit in de genen van mensen. Of de kerk nu weg is uit het leven van mensen of niet. We zullen nog wel wat eeuwen diep van binnen religieus blijven.

Nederlandse grafcultuur
Kenmerkend voor ons land is verder onze tijdelijke grafrust. Eeuwige grafrust is sinds kort alleen op natuurbegraafplaatsen te verkrijgen. Dit maakt dat wij creatief omgaan met onze herdenkingsstenen – sommige begraafplaatsen hebben een stenenarchief aangelegd – en dat crematies in ons land relatief laat in zwang kwamen.
Daarnaast schetsen de auteurs een andere interessante ontwikkeling. Omdat wij in onze omgang met de dood niet meer vanzelfsprekend terugvallen op kerkelijke antwoorden is de hemel een beetje verdwenen uit ons begrippenkader en blijven de doden langer dichtbij in ons leven. Op begraafplaatsen zien we dit terug in de vele persoonlijke herinneringen aan de overledene, waarmee de graven en herdenkingsplaatsen zijn versierd: brieven, bloemen, tekeningen, zwangerschapsecho’s, knuffels. Verder zijn ook de verschillen tussen katholieke en protestantse graven uniek voor ons land.
Rouwen gebeurt persoonlijk en achter de voordeur
Onze keuzerijke en geseculariseerde omgang met de dood heeft ook als gevolg dat niet alleen het afscheid nemen en herinneren gecentreerd blijft rond de overledene, maar ook in het rouwproces de overledene langer ‘aanwezig’ blijft. Een interessante gedachte. Rouwenden voelen en wensen dat de overledene langer dichtbij is, dat er een continuing bond bestaat waarvoor ze uitingsvormen zoeken en creëren. In huizen worden persoonlijke monumenten opgericht, nabestaanden dragen kleding van de overledene of assieraden. Zoals wij in vele opzichten zijn gevormd tot consumenten en kiezers, zo richten wij ook ons eigen rouwproces in. Rouwen is een werkproces geworden rond verschillende taken, waarmee iedere persoon in zijn eigen tempo, op zijn eigen manier en volgorde aan de slag gaat. Het gaat er niet om, om de overledene zo snel mogelijk los te laten en het leven weer op te pakken, maar om te rouwen zoals dat past bij wie wij zijn.
Ook in de publieke rouw onderscheiden wij Nederlanders ons. Hoe wij de slachtoffers van het neerstorten van de MH17 hebben binnengehaald op een eigentijdse rituele wijze, dat heeft de wereldpers gehaald.
Multicultureel en divers
Onze beleving van de dood anno 2017 is ten slotte multicultureel en divers, beïnvloed door de vele religieuze culturen in ons land – in het boek wordt een korte beschrijving van de moslimuitvaart gegeven – en door onze overheid die ons opvoedt als zich ontplooiende individuen. In ons kleine land zijn we gewend om in te schikken en rekening te houden met andere culturen en gebruiken, zo legt het boek ons voor. Als ik dat lees, moet ik maar even vergeten wat ik elders lees en opvang over politici en partijleden die om het hardst roepen dat landgenoten met een bepaalde etnische oorsprong maar weg moeten gaan uit ons land. Wat mij betreft is het beeld van de tolerante Nederlander anno 2017 wel wat achterhaald, helaas.
Religie zit in de genen van mensen
DOOD, Wegwijs in de Nederlandse uitvaartcultuur biedt een actueel, gedetailleerd en goed leesbaar overzicht van hoe wij omgaan met de dood. Voor vakopleidingen en wetenschappelijke studies lijkt het me een geschikt studieboek. Ik zou het boek willen zien als een beginpunt. Want de diepgang ontbreekt soms. Religie wordt in mijn beleving wat al te gemakkelijk weggezet als alleen indirect aanwezig in oude vormen die moeten passen bij de levenswijze van de nabestaanden. Werkend in de praktijk ervaar ik keer op keer dat religie op een andere manier aanwezig is: onderhuids, in de genen, in het algemeen bewustzijn. Religie is meer dan wat er gedacht en wordt uitgesproken in een kerk, maar juist een persoonlijke zin- en betekenisgeving aan de dood en het leven. Ik ben benieuwd naar deel twee!
Meer informatie over het symposium waarin het boek wordt gepresenteerd: http://www.ru.nl/ct/nieuws/dood-wegwijs-nederlandse-uitvaartcultuur-0/. U kunt zich nog aanmelden.
Simone Snakenborg (1969) is mede-oprichter en vice-voorzitter van de onafhankelijke geloofsgemeenschap Ekklesia Tilburg en ritueelbegeleider. Voor meer informatie klik hier.