Het algemene beeld van de Nederlander is dat hij/zij vrijgevig is. In hoeverre klopt dat volgens het rapport ‘Geven in Nederland 2011’?
“Meer dan driekwart van de bevolking geeft aan goededoelenorganisaties. Huishoudens geven bijna 2 miljard euro per jaar aan goede doelen. Dat lijkt veel, maar het percentage van het inkomen dat in Nederland wordt gegeven is niet zo hoog. Je zou Nederland moeten vergelijken met andere landen om erachter te komen hoe vrijgevig Nederland is.
Als je Europese landen op een rij zet naar het percentage van de bevolking dat geeft aan goede doelen, dan staan we met Ierland, Engeland en de Scandinavische landen in de top 10. Maar over de hoogte van de bedragen die in andere landen worden gegeven zijn geen goede cijfers bekend die met elkaar vergelijkbaar zijn.”
Wat typeert ‘de vrijgevige Nederlander’ eigenlijk?
“Nederlanders die méér geven dan gemiddeld zijn ouder, hoger opgeleid en vaker kerkelijk. Het geefgedrag is vooral hoog onder 65+ers, HBO en universitair afgestudeerden, en onder protestanten, met name uit de kleinere denominaties.”
In het rapport en uw eigen artikel wordt apart gekeken naar het geefgedrag van niet-westerse allochtonen. Waarom wordt deze groep onderscheiden en wat onderscheidt mensen binnen deze categorie(ën)?
“We hebben ons sinds 2009 gericht op Nederlanders van Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse herkomst omdat zij minder goed vertegenwoordigd zijn in enquêteonderzoek. We zagen dat we daardoor een steeds groter deel van de Nederlandse bevolking misten. Onze verwachting was dat er relatief veel wordt gegeven door mensen binnen deze groepen en dat blijkt ook zo te zijn. Relatief ten opzichte van het inkomen, geven allochtonen meer dan autochtonen.”
Aan welke doelen geven Nederlanders in verhouding het meest volgens ‘Geven in Nederland 2011’?
“Het meeste krijgt de sector ‘kerk en levensbeschouwing’, namelijk iets meer dan 40%. Op de tweede en derde plaats staan gezondheid en internationale hulp met elk 15%. Daarna volgen milieu, natuurbehoud en dierenbescherming met 9% en maatschappelijke en sociale doelen ook met 9%. Doelen als cultuur, sport en onderwijs ontvangen elk ongeveer 2% van de totale giften van geld en goederen door huishoudens.”
Zijn wij ons er eigenlijk van bewust wat er met onze donaties gebeurt?
“Lang niet altijd. Veel mensen zijn bereid te geven aan goededoelenorganisaties zonder dat ze precies weten wat er met hun gift gebeurt. Dat is een teken van vertrouwen in goededoelenorganisaties. Het vertrouwen in goededoelenorganisaties neemt wel wat af de laatste tijd. Meer mensen willen dat hulporganisaties hun werk verantwoorden.”
Welke redenen hebben wij individueel bekeken om aan goede doelen te geven?
“Mensen hebben heel verschillende redenen om te geven. Morele principes, schuldgevoel, sociale druk, toevallige omstandigheden, een collectant aan de deur, een familielid dat aan een bepaalde ziekte is overleden, dit alles weegt mee. Mensen zijn empathische dieren en weten dat van zichzelf. We benadrukken met een gift dat we begaan zijn met anderen. Je helpt mee aan een ‘betere wereld’ en hebt daar wat voor over. Het is onrealistisch om te denken dat je met een paar euro per maand de tijger van uitsterven hebt gered of het armoedeprobleem in de wereld hebt opgelost. Maar het is wel prettig om mee te helpen aan het oplossen van deze problemen.”
Soms lijkt het mij alsof we willen benadrukken hoe vrijgevig wij zijn. Wordt ons geefgedrag misschien ook gedreven door eigenbelang?
“Het benadrukken hoe vrijgevig we zijn valt eigenlijk wel mee in Nederland. Vergeleken met de Verenigde Staten, waar in elk museum en ziekenhuis bordjes hangen waar de naam van de persoon op staat die geld heeft gedoneerd aan de instelling, zijn we in Nederland juist terughoudend. De meeste mensen lopen niet te koop met hun vrijgevigheid. Een goed voorbeeld kan wel helpen. Zien geven doet geven.”
Welke verschillen en overeenkomsten bestaan er tussen ons geefgedrag in het verleden en tegenwoordig?
“Nederland heeft een lange filantropische traditie. Al in de zeventiende eeuw werden er via kerken in heel Nederland inzamelingsacties gehouden voor de slachtoffers van overstromingen in het land van Maas en Waal. In al die eeuwen is ons geefgedrag er wel anders uit gaan zien. Nu speelt het wereldleed zich verder van ons bed af en geven we met onze smartphones via het Glazen Huis. De kerken zijn vervangen door 3FM, maar het gaat nog steeds om miljoenen. Die traditie zit er goed in.”
Beïnvloedt de economische crisis het Nederlandse geefgedrag?
“Ja, de crisis is wel van invloed, maar minder en langzamer dan je zou denken. Als het slecht gaat met de economie zie je dat niet direct terug in het geefgedrag. Dat duurt meestal een jaar of soms twee. Vanaf de jaren tachtig beweegt de hoogte van het geefgedrag in Nederland zich vrijwel één op één met de huizenprijzen. Dat kan toeval zijn, maar het gevoel van financiële zekerheid op langere termijn helpt denk ik mee wanneer mensen bedenken wat ze over hebben voor ‘goede doelen’. Als de hypotheekrenteaftrek wordt afgebouwd zullen de huizenprijzen waarschijnlijk verder dalen. Als de financiële crisis ook een langdurige recessie wordt en de euro instort zal dat gevoel van zekerheid wel afnemen.”
De overheid besteedt 0,7% van het BNP aan goede doelen. Is dat veel geld in verhouding tot opbrengsten uit andere bronnen?
“De 0,7% is het gedeelte van de Rijksbegroting dat uit belastinggeld wordt besteed aan ontwikkelingssamenwerking. Dat is maar een klein gedeelte van de totale goede doelen sector in Nederland. Of je 0,7% veel of weinig vindt hangt af van wat je belangrijk vindt. Internationaal gezien is dat vrij veel, dat wil zeggen: er zijn niet veel andere landen die ook de 0,7% of meer halen. Voor de ontwikkelingsorganisaties zijn de subsidies een groot gedeelte van hun inkomsten.”
Staatssecretaris Knapen van Ontwikkelingssamenwerking wil het Nederlandse bedrijfsleven in ontwikkelingslanden ondersteunen. Ik persoonlijk kan daarvoor drie redenen bedenken. Dat is ethisch te verantwoorden, want er blijft hulp gegeven worden en bedrijvigheid creëert werkgelegenheid in ontwikkelingslanden. Economisch gezien heeft Nederland er een nieuwe afzetmarkt bij. Het politieke voordeel ligt voor de hand: burgers blij, bedrijfsbazen blij, en de regeringspartijen kunnen rekenen op stemmen. Wat vindt u van deze analyse?
“Mijn persoonlijke mening over deze koerswijziging doet er niet toe. Het ‘voor wat hoort wat’ principe en een zakelijke kijk op ontwikkeling kunnen heel goed werken. Zij passen niet alleen bij een nieuw politiek landschap, maar ook bij de kritische terugblik op het beleid voor ontwikkelingssamenwerking van de WRR. De nieuwe koers past ook bij de veranderingen in de wereldeconomie. Nu we voor de redding van de eurozone bij China steun zoeken en investeringen verplaatsen naar India en Brazilië is het moeilijk deze landen ‘ontwikkelingslanden’ te blijven noemen. Ook in Afrika liggen economisch gesproken veel kansen. Misschien wel meer dan in Nederland zelf.”