Zijn aanpak is ongebruikelijk, soms onorthodox, maar hij spreekt de taal die de jongeren begrijpen en past methodieken toe die hij in het verleden voor verkeerde doeleinden gebruikte. Op de ‘CRD summit’ van Nieuw Wij van begin dit jaar ontving hij een stimuleringsprijs. Hoe gaat het nu met Mathijs en zijn sociale onderneming Universiteit van de Straat?
Hoe is Universiteit van de Straat ontstaan?
“Ik ben eind 2015 begonnen met het formeel oprichten van het bureau Universiteit van de Straat. Ik ging langs scholen, bedrijven en buurten om te vertellen hoe je risicojeugd – dat wil zeggen: jongeren die crimineel bezig zijn en/of overlast gevend gedrag vertonen – beter kunt benaderen. Professionals vinden het lastig om contact met deze jongeren te leggen, te onderhouden en te benutten en laten zich snel manipuleren. Daar ben ik over gaan vertellen en dat verhaal werd gewaardeerd.
Het was in de eerste instantie meer een ervaringsverhaal over mijn eigen achtergrond. Ik kom uit zo’n cultuur dus ik sprak voornamelijk uit belevingskennis. Ik ben me vervolgens gaan verdiepen in de materie, in de theorie. Wat vinden anderen ervan? Hoe kijken onderzoekers naar risicojongeren? Ik ben met lectoraten, ervaringsdeskundigen, professionals, maar ook met jongeren zelf in gesprek gegaan. Toen heb ik mijn verhaal geprofessionaliseerd en ben ik in eerste instantie trainingen gaan geven.”
Wat kan jij en wat kan jouw onderneming bieden?
“Ik denk dat er weinig inzicht is in een straatcultuur. Hoe gaan die jongens met elkaar om? Wat zijn de spelregels? Welke druk brengt het met zich mee? Snap je überhaupt in wat voor wereld iemand zit en kun je ook oplossingen bieden die zich verhouden tot die wereld?
Wanneer je vast onderdeel bent van een jeugdgroep kun je er niet zomaar uitstappen. Je bent misschien nodig of ze voelen zich verraden. Dus ik kan inzicht bieden in die wereld.
Daarbij ben ik van mening dat de hulp die nu wordt geboden heel erg uitgaat van gespreksmodellen. We leven in een hele feminiene samenleving als ik kijk naar de methodieken die nu worden ingezet. Veel hulpverleners denken: als we een goed gesprek met elkaar voeren en vertrouwen met elkaar opbouwen dan gaat iemand tot inzicht komen en zijn gedrag veranderen. Ik geloof dat je druk moet uitoefenen. Je moet kijken waar je de gevoelige snaar kunt raken.”
Druk uitoefenen? Wat moet ik me daarbij voorstellen? Net zo te werk gaan als in een straatcultuur gebruikelijk is?
“Ik vind het wel grappig dat je dat zegt omdat ik probeer te kijken welke methoden jongeren uit een straatcultuur gebruiken om anderen te beïnvloeden en dat te vertalen naar wat binnen de maatschappij toegestaan is. Wat voor technieken of benaderingen gebruiken zij nou om anderen voor het karretje te spannen? En hoe kan ik die technieken toepassen in de hulpverlening?”
Vaak zeggen hulpverleners juist: die vorm van manipulatie of hoe jongeren in dat circuit zijn benaderd, moet doorbroken worden. We moeten juist veiligheid bieden en vertrouwen zodat ze zich open kunnen stellen. En nu pak je diezelfde methodes en ga je daar ook mee werken…?
“Ik geef er ondertiteling bij. Je moet heel erg kijken naar: wat is de grens? Wat is het grijze gebied? Ga ik er niet overheen? Ga ik iemand niet echt schade aanrichten? Of dat we een conflict met zijn tweeën krijgen. Daar moet je heel erg voor waken. Ik denk als je de juist ondertiteling erbij geeft: waarom je iets doet en je laat zien dat je de juiste intentie hebt, het kan werken.

Er zijn heel veel partijen die zeggen: ja, iemand is niet gemotiveerd dus ik kan daar niks mee. Ik ga dan door en probeer te onderzoeken wat je nog wel kunt. Eindeloos gesprekken voeren, vooral met jongeren die opgroeien in een masculiene straatcultuur en niet graag over zichzelf praten, brengt niet altijd het gewenste resultaat. Daarbij weten ze precies op welke knoppen ze moeten drukken om de hulpverlener te misleiden. Ik geloof heel erg in doen: samen netwerken, sporten, boodschappen doen, een rondje lopen. In de praktijk zie je hoe iemand zich beweegt, hoe iemand zich neerzet. Lichaamstaal liegt niet.
In de hulpverlening gaan we in het contact en in de benadering van die doelgroep heel erg uit van een gelijkwaardige relatie en daar ben ik ook een voorstander van maar in een straatcultuur bestaat er geen gelijkwaardigheid; respect moet je verdienen, de een is meer en de ander is minder.
Daarom is het goed om in de hulpverleningsrelatie er soms boven te gaan staan, om te zeggen: we hebben een afspraak en die kom je na. Kan ik dan sanctioneren? Nee. Maar ik kan wel zeggen: die afspraak kom je na. Dus dwingend praten of iets meer gas geven. Niet alles is vrijblijvend.”
Kun je misschien wat meer vertellen over jouw levensverhaal en wat jouw drijfveren waren om deze organisatie op te richten?
“Omdat ik veel problemen thuis had; veel geweld gevoeld, gezien, bracht ik veel tijd op straat door om mijn thuissituatie te ontsnappen. De tikken die ik kreeg, voelde ik op een gegeven moment niet meer maar die continue spanning brak mij wel op: iedere keer het gevoel hebben: er gaat iets gebeuren. De mensen die veel op straat waren, hadden ook allemaal een rugzakje. Ze hadden allemaal een moeilijke thuissituatie, anders ben je niet onder alle omstandigheden zoveel op straat. Ik kwam met die jongens en straatcultuur in aanraking en kwam erachter dat er op straat andere regels en omgangsvormen gelden. Gelijkwaardigheid had je niet; het recht van de sterkste gold. Sterk is relatief. Als je jong bent is dat spierballen, maar als je wat ouder wordt dan gaat het ook over intelligentie of sluwheid.
Ik had het lastig, ik groeide met veel buitenlandse jongens op. Ik kende die cultuur niet, ik had niet zoveel lef en vond mezelf niet zo’n moedig persoon destijds dus ik liet me vaak te grazen nemen. Ik zocht naar waardering, ik zocht naar respect. Ik ben iemand die vasthoudt, dat zit in mijn karakter. Ik dacht: thuis is het niet gelukt, ik ga niet altijd dat stuivertje blijven. Ik wil door. In dat schuitje zat ik zeg maar. Ik wil bij de jongens horen die het voor het zeggen hebben. Ik ging me bezig houden met de verkeerde dingen waardoor ik uiteindelijk respect kreeg van de groep.”
Wat is voor jou een omslagpunt geweest?
“Dat ik steeds meer besefte dat ik maar een nummertje was. Ik belandde in situaties waarbij veel op het spel stond en waar ik nog lang last van zou kunnen krijgen: ofwel achter gesloten deuren of ouders die het me niet zouden vergeven of ikzelf (…) Welke kansen heb ik eigenlijk? Ik had mezelf niet verdiept in de maatschappij. En toen dacht ik: ‘ik ga proberen mijn leven te veranderen. Als het niet lukt, kan ik me altijd met de verkeerde dingen bezig gaan houden, maar ik geef mezelf de kans, alles op alles, om daar los van te komen, want ik geloof niet dat dit het leven is’. Dus ik heb een studie gekozen, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, om mezelf te leren kennen en om beter met mezelf overweg te kunnen. Want ik geloof wel: als je jezelf kent, kom je steeds dichter bij waartoe je op aarde bent, en dat was voor mij een doel op zich.”
In 2015 heb je Universiteit van de Straat opgericht. Wat zou jij jongeren, die ook een onderneming willen starten, mee willen geven?
“Dat ik denk dat het begint bij geloven in jezelf. In het begin, toen ik net begon, had ik ook knikkende knieën. Het vraagt om discipline, je moet ervaringen opdoen, een netwerk opbouwen en kwaliteit bieden. Je moet kiezen voor datgene waar je goed in bent en niet eindeloos plannen blijven schrijven. Zoek iets waar je jezelf mee kunt laten zien.”
Hoe ziet Universiteit van de Straat er over 5 jaar uit?
“Ik zou een autoriteit willen worden op het gebied van criminaliteit, straatcultuur en jongvolwassenen die daar dreigen in terecht te komen of die daarin zitten. Ik zou nieuwe aanpakken willen bedenken om de criminaliteit te verminderen maar ook ervoor te zorgen dat het niet interessant is om daaraan deel te nemen. Ik noem dat de flopkaart. Criminelen laten alleen de mooie kanten zien: wat voor meiden ze aan de haak kunnen slaan, wat voor auto ze kunnen rijden, wat voor geld ze kunnen verdienen maar ze vertellen niet hoe verkeerd het kan eindigen.”
Laatste vraag. Je hebt de stimuleringsprijs gekregen op de CRD Summit van Nieuw Wij. Wat heeft die prijs voor je betekend?
“Ik had het niet verwacht, ik werd verrast door het moment. Het gaf mij vooral het gevoel van erkenning. Ik vond dat een blijk van waardering, dat ik op de goede weg zit en dat anderen dat in me zien, dat je daar een podium voor krijgt. En ik vertel ook dingen die niet altijd gebruikelijk zijn. De aanpak die ik hanteer is niet gebruikelijk of het is een grijs gebied. Ja, als je daar dan waardering voor krijgt, is het voor mij alleen maar een stimulans om door te gaan en niet op te geven.”