Je begint je boek met je kleinzoon die je op een gegeven moment vraagt waarom je bidt voor het eten. Dat zijn vraag ook jouw vraag is geworden. Kun je aangeven waarom je juist met die vraag aan de slag wilde? En: heb je enig idee hoeveel mensen in Nederland nog regelmatig bidden voor het eten?
“Haha, daar begint meteen al het misverstand. Hij vroeg niet waarom ik bid. Dat woord was nog een brug te ver voor hem, denk ik. Ik schrijf ook niet dat we bidden, maar dat we stil zijn. En dat was wat hij wilde weten: waarom we stil zijn voor het eten. Zo’n vraag van een klein kind is heel basaal en dwingt je om er opnieuw over na te denken. Eerst zoek je naar formuleringen voor een voorlopig antwoord. Maar al snel verbreedt het zich: wat betekent stil zijn en bidden in essentie nog voor me? En hoe omschrijf ik dat voor mensen die het niet (meer) kennen of er niets mee kunnen? Overigens was dat voorval maar de aanleiding. Ik trek bidden veel wijder dan dit ritueel.
Zelfs in het klooster merk ik dat bidden een formule is.
Ik denk dat er steeds minder mensen bidden voor het eten. In veel gevallen betreur ik dat zeker niet. Het kan een goed moment zijn, maar vaak is het een afraffelgebed. Zelfs in het klooster merk ik dat het een formule is. Of ik zelf bid voor het eten? Niet in de traditionele zin dat ik een gebed uitspreek, maar wel in de zin zoals ik bidden ook wil interpreteren: stil zijn uit verwondering over het eten, eerbied voor de gave van de aarde. In het spoor van Albert Schweitzer: eerbied voor het leven. Dat staat los van geloof en religie. Wij zijn dus wel een moment stil voor het eten. Een moment van devotie.”
Maar is dat nog wel bidden? Is dat niet mediteren?
“Dit woordeloze stil zijn, waarin ik mij verbind met het heilige – in dit geval van voedsel – is een aspect van bidden. Een voorafgaande en eerste fase. Of je het bidden of mediteren noemt hangt natuurlijk af van hoe je die beide definieert. En dat is een keuze. Het verschil tussen die twee is een van de lijnen in het boek.”
Waarom heb je ervoor gekozen om over bidden te schrijven?
“Ik kies voor een ruime definitie van bidden, waarin mediteren een noodzakelijke voorwaarde en een element ervan is. Bidden is dan dus de verdieping. Ik heb er juist bewust voor gekozen om dat oude begrip ‘bidden’ te herinterpreteren en opnieuw over het voetlicht te brengen. Mediteren lijkt meer iets voor een beperkt aantal liefhebbers. En daar is de laatste tijd zoveel over gepubliceerd. Ik vind het spannender om weer te schrijven over bidden. Gebeden wordt er wereldwijd, ook door mensen die niet of nauwelijks geloven. Denk maar aan al die toeristen die in kathedralen een kaarsje branden. Een basale vorm van bidden. Het was voor mij een eyeopener – en daarmee een reden om het boek te schrijven – dat bidden een universeel menselijke behoefte is, los van religie of geloof.”
Wat is bidden eigenlijk?
“Wat bidden ten diepste is werk ik uit in het boekje. Ten diepste is het verlangen. Verlangen naar, verbinding met, je richten tot het heilige en dat ook aanspreken met woorden. In alle vrijheid. Zoals de psalmen, die ook vloeken! Als je mediteert vloek je niet. Als je bidt kan dat wel. Bidden is de poëzie van de stilte.”
Bid je tot God, iemand, iets?
“Ik bid in ieder geval tot een ‘jij’, of Gij of U. Een instantie die door sommigen God genoemd wordt maar door velen nadrukkelijk niet. Ik doe het wel maar dat hoeft geenszins! Daarom kom ik uit bij het woord ‘bron’. Dat is denk ik universeel. Ik bid tot het heilige, voor mij de liefde. Dat is onpersoonlijk, of liever: bovenpersoonlijk. Maar wij mensen kunnen nu eenmaal niet anders dan ons persoonlijk verhouden, zelfs tot de dingen. Daarom spreek ik God/het goddelijke/het heilige/het mysterie ook persoonlijk aan. Daarmee beweer ik niet dat God een wezen is of een persoon. Het zegt niets over God, maar alles over mijn persoonsgebonden beperking als mens. In het hoofdstuk over de essentie van bidden noem ik de ervaring van die instantie tot wie/wat ik mij richt: iets als een iemand. Dichterbij kom ik niet dan in die formulering.”
Denk je niet dat er veel mensen zijn met een ‘bidallergie’?
“Ik denk dat er veel meer mensen zijn die er weer voor open voor staan. Die het weer zouden willen durven. Zoals de man op een lezing die vertelde: ‘Vorig jaar zat ik in een moeilijke periode. Ik verlangde ernaar om te bidden, maar weet je wat me weerhield? Mijn theologische ontwikkeling! Er is toch niet ‘iemand’ die mij hoort of ziet. Dus wat heeft het voor zin? Nu heb ik spijt dat ik niet gewoon aan dat verlangen heb toegegeven.’ Ik merk dat dat weer leeft. En die mensen met een bidallergie? Dat zijn misschien zij die iets af te rekenen hebben met een gereformeerde achtergrond, waarin bidden vaak een verplicht nummer was, meestal versmald tot het platte ‘praten met God’. En dat in een dualistische setting. Een God buiten jou.”
Dat is niet zo?
“Ik zou niet durven beweren dat dit niet zo is. Wij weten niet. Wij kunnen het niet overzien. Maar het enige wat ik wel weet en ervaar is God in mij. Het overstijgende, het heilige, het goddelijke als innerlijke werkelijkheid. Het speelt zich allemaal af in ons brein, het je richten tot, verbinden met, ervaren van. Maar daarom is het niet minder een werkelijkheid.”
“Als een gebed verhoord wordt, roept dat meer vragen op dan wanneer er geen verhoring plaatsvindt.”
Dus er is niet zoiets als verhoring?
“Als een gebed verhoord wordt, roept dat meer vragen op dan wanneer er geen verhoring plaatsvindt.”
Wat bedoel je?
“Wij moeten allemaal verlost worden van een eerste naïviteit. Een primitieve beleving van een op verzoek ingrijpende God. Die verlossing kan pijn doen maar het hoort bij menswording. Variërend op Paulus: toen ik een kind was sprak ik als een kind, overlegde ik als een kind en bad ik als een kind… Als kind bad ik op een avond dat mijn oudere zus, die een tijd in Frankrijk werkte en woonde, weer thuis zou komen en wie zat er de volgende dag in de kamer toen ik uit school kwam…? Als dat gebedsverhoring is – wat ik toen echt dacht – zou ik zo’n God wel eens willen vragen waarom hij dat gebed dan wel verhoort en niet dat van een vriendinnetje dat haar zusje aan kanker verloor. Wat moet je trouwens denken van een God die voor zijn al dan niet ingrijpen afhankelijk is van onze alertheid? O… sorry, dat had ik even over het hoofd gezien… goed dat je het zegt, Wim…”
Maar wat heb je dan aan bidden?
“In antwoord op de vraag waarom hij zo onnozel is te bidden tot Maria zegt Gerard Reve: ‘Ik weet dat er niet ergens in het heelal een dame zit, maar als ik een kaars ontsteek voor de Heilige Maagd, dan voel ik mij getroost. Zo is zij niettemin een waarheid.’ Dit ‘niettemin’, dat is het geheim. Prachtig! Het zegt het precies. Saint Exupéry benadrukt het ook: het gaat niet om verhoring of beloning. Zo plat is het niet. Het gaat om de handeling van het bidden zelf. Als ik mij in de stilte begeef en ik ontledig mezelf gebeurt er iets. Verstilling. Rust. Troost. En vooral: intensivering van de liefde. Dát is de werkelijkheid die plaatsvindt. En ook al gebeurt die in mijn brein, er gaat wel degelijk een krachtige energie van uit. We kunnen niet traceren hoe bidden werkt, maar het werkt. Ook al zit er geen meneer in het heelal. Maar ik verklap te veel van wat er in het boek staat…”
Tot slot: net zoals in sommige columns en je vorige boeken schrijf je onbekommerd over erotiek. En je verbindt het met bidden. Wil je daarover een tipje van de sluier oplichten?
“Sommigen vallen over Heleen van Royen heen met haar seksdagboek. Zelfs Youp van ’t Hek in NRC. Maar de rigiditeit waarmee vooral in kerkelijke en theologische kringen dit onderwerp wordt ontweken vind ik veel treuriger dan haar schaamteloosheid. Evenals overigens de kinderachtigheid in programma’s als Voetbal Inside. Ik heb Van Royens boek niet gelezen maar ik vrees wel een nogal materialistische benadering. Bidden brengt juist ziel en geest in de erotiek. Bidden bezielt het vuur met liefde maar jaagt ook het vuur aan. Eva Jinek had het in haar gesprek met Van Royen over ‘Henk die maar één keer per maand van de bank komt’. Bidden jaagt Henk van de bank! Het voert je in de goddelijke liefdegloed die ieder mens in zich heeft. Het dompelt je onder in een sfeer van verliefdheid. En daartoe zijn wij op aarde.”
Mooi interview. Het enige dat ik niet begrijp, is wat dit alles met het brein te maken heeft. Vanwaar de titel ‘Bron in je brein’? En wat wordt er bedoeld als er twee keer even tussendoor wordt gesteld ‘dat het zich allemaal in ons brein afspeelt’? De ‘Bron’ is toch net ‘het overstijgende’ omdat het mij en mijn brein overstijgt? En maakt het stukje over erotiek niet juist duidelijk dat de ervaring van het goddelijke het hele lichaam doortrekt, en dus niet alleen het brein? Wat is dan precies de plaats van het brein in dit verhaal?
Beste Evert, dank voor je reactie. Het gaat om de ervaring van God/liefde. Die is voor mij de meest werkelijke werkelijkheid. Tegelijk realiseer ik mij dat het een ‘stofje in de hersenen’ is en wil ik de breingeleerden hun credits geven. Alles wat wij ervaren, honger, pijn, genot, maar ook het goddelijke gaat via de ‘centrale’ van ons brein. Anders dan de meeste breinbazen echter kom ik niet uit bij het reductionistische ‘niets anders dan’ maar maakt dit besef het mysterie alleen maar groter. Wij dragen God om in ons brein! Vandaar het paradoxale: ons brein bevat een bron, die dat brein overstijgt.
Hier laat ik het bij. Lees het boek, zou ik zeggen.