Je trapt de podcastopname van Hoopvolle Gesprekken af met het gedicht Doe het toch maar II. Er straalt krachtige hoop van dit gedicht af. Mag ik dat zo samenvatten?
“Ik noem het een aanmoediging, het is bijna een soort gebed. Ik las die woorden ooit in het Engels Do it anyway en dat bleef zo in mij resoneren. Je vraagt je in het leven toch best vaak af: waarom doe ik dit? En zeker als kunstenaar. Ik ben geen verpleegkundige, ik red geen levens. Misschien dat ik een keer iemands avond red met de juiste woorden. Wie weet.
Doe het toch maar II is een ode aan strijders. We hebben ook net weer de strijd van Sylvana Simons mogen meemaken. Dit stuk heb ik onder andere aan haar gewijd. Het heeft ook in een museum gehangen als ode aan Sylvana, maar ook aan alle strijders.”
Ons gesprek is twee dagen na de Tweede Kamerverkiezingen opgenomen, waarin Sylvana Simons met haar partij Bij1 een zetel heeft behaald in de Tweede Kamer. Daartegenover hebben rechts en extreemrechts ook een flinke zetelwinst behaald. Hoe kijk jij terug op de verkiezingsuitslag?
“Je hebt een groep mensen die eigenlijk nooit rechtsgezind waren, maar door Corona en het zogenaamde ontnemen van vrijheid opeens van links naar rechts zijn geschoten, zelfs naar extreemrechts. De uitdrukking is: desperate times call for desperate measures, maar dit is eigenlijk insecure times make people desperate. Ik schrok van berichten op sociale media waarin mensen zeggen dat een aantal van hun yogaënde vrienden opeens naar dat extreme rechts zijn opgeschoven, omdat zij verblind zijn door het woord ‘vrijheid’. Dat begrip wordt in deze tijd op zo’n aparte manier gebruikt. Dat vind ik eng.”
De verbinding die de boventoon voerde tijdens de eerste lockdown lijkt inmiddels wel een beetje weggesijpeld. Of ben ik nu te pessimistisch?
“Ik vrees van niet. Als je vergelijkt hoe mensen in het voorjaar buiten aan het wandelen waren met nu, dan zie ik daar een groot verschil in. Ik zie mensen nu bijna rennend wandelen. In het voorjaar zag je mensen nog heel bewust zijn van hun omgeving, rustig wandelen, elkaar ontmoeten in de straten. We’re in this together. We dansten en klapten voor elkaar. We aanbaden iedereen in essentiële beroepen. Er is nu veel meer verdeeldheid en het samenzijn is er niet meer. Het is ieder voor zich. Het begrip vrijheid is ingeperkt en egoïstischer geworden.”
Als ik dan teruggrijp op jouw gedicht Doe het toch maar II: hoe doe jij het nu dan toch maar weer? Waaruit haal jij hoop of troost?
“Hoop en troost haal ik uit wie er toch wél die Kamer binnenwandelt. Dat is mevrouw Sylvana Simons, dat zijn méér vrouwen. Dat is Lisa van Ginneken die als eerste trans vrouw in de Tweede Kamer plaatsneemt. Meer mensen zijn toegevoegd die eerst niet zichtbaar waren. Dat is hoopgevend.”
Is taal jouw manier om je in te zetten voor verandering?
“Taal is alles wat we hebben als communicatie in de breedste zin van het woord. Het komt uit monden, uit handen, van lichamen, van stilte, van blikken, van gebaren en van afwezigheid die soms hard spreekt. Ik probeer daarin openingen te zoeken en te laten zien. Taal is ook heel gevaarlijk, want achteloos taal gebruiken kan heel wat schade teweegbrengen. Daar ben ik me steeds meer van bewust en ik probeer hiervoor ruimte te maken in mijn teksten. Ik probeer ook te laten zien hoe ik mijn taal wel wil vormgeven, denk aan dat woord ‘minderheid’. Het gaat vaak allang niet meer over een minderheid in getallen. Het is een term die mensen in een bepaalde positie wil houden. Wanneer je het woord ‘minder’ gaat gebruiken, wat doet dat met mensen?”
Kan je dit machtsverschil in woorden verder uitleggen?
“Mensen hebben maar één zelfstandig naamwoord, namelijk ‘mens’, maar wij transformeren bijvoeglijke naamwoorden in zelfstandige naamwoorden: vluchtelingen, slaven, noem maar op. Alsof dit boven het ‘mens zijn’ staat. Wanneer je dat zelfstandig naamwoord ‘mens’ weghaalt, dan ben je opdelingen aan het aanbrengen. Hier wordt soms zo achteloos mee omgegaan.
Of bijvoorbeeld dat gegiechel bij de term LHBTIQ+: ‘Hoe zeg je al die letters ook alweer?’ Oefen gewoon even, zo moeilijk is het toch allemaal niet. Hetzelfde geldt voor mensen die namen verkeerd uitspreken. Jonge schoolkinderen kunnen elkaars namen probleemloos uitspreken, terwijl sommige volwassenen van de namen van bi-culturele kinderen een bombastisch gedoe maken. Dat is geen onkunde, maar onwelwillendheid.”
In het voorwoord van jouw nieuwe bundel beschrijf je treffend dat je verlangt naar een taal waarin elke nieuwe verliefdheid vraagt om een nieuw vocabulaire en waarin de oude grammatica samen met de ex-geliefden uit het leven verdwijnt. Is dat een manier om te zorgen voor gelijkwaardigheid in taal?
“Het is natuurlijk een metafoor. Als de ene vertrekt en de andere trekt in, zorg er dan tenminste voor dat alles van je ex netjes is weggeruimd. Mijn guilty pleasure zijn reality shows, zoals Love Island. Daarin zie je vaak dat mensen de pijn van een vroegere relatie met zich blijven meedragen. Je moet bijvoorbeeld ook je kooswoordjes veranderen als er een nieuwe liefde in je leven komt. Door taal kan je blijven hangen in het verleden en blijf je dezelfde fouten maken. In mijn gedicht ‘Billenman’ heb ik het over de liefde voor vrouwen- en mannenlichamen met hun imperfecties. Dit gedicht heb ik jaren geleden geschreven. Nu is er gelukkig meer aandacht voor lichamen die onderweg zijn en non-binaire lichamen. Ik pas mijn gedicht met liefde aan, maar je voelt soms een weerstand om de taal mee te laten groeien. Ik zie taal als een soort elastisch vel dat mee-rekt en dat je ook soms weer over nieuwe woorden moet trekken. Het is net als de geschiedenis die steeds bijgeschreven moet worden.”
Waarom roept verbreding van taal bij sommigen zoveel woede op?
“Verandering op zich maakt veel mensen boos. Volgens mij zit er het idee achter dat je iets moet loslaten of inleveren. Maar dit gaat je toch verrijken? Dit ongemak is van alle tijden, het lijkt nu alleen heviger omdat er meer wordt aangekaart. Ik heb veel hoop voor de nieuwe generatie, met hen komt het goed omdat ze al die veranderingen meekrijgen. Vroeger had je op school bijvoorbeeld een projectweek rond de ruimtevaart, vandaag heb je een gender fluïde projectweek. Er is natuurlijk ook een beweging die actief tegen verandering is uit onwelwillendheid. Dat is lastig, maar het is ook vaak gewoon een gebrek aan kennis. Ik ken veel mensen met een dubbele etnische achtergrond die zelfs in hun eigen families moeite hebben om taalgebruik bespreekbaar te maken. Ik heb eens een gesprek gehad met een wit broertje van mij toen hij het woord ‘blank’ gebruikte. Ik legde uit dat het ‘wit’ is, maar hij had er dus geen idee van. Zo werd ik ook eens op een literair festival in Zuid-Afrika erop gewezen dat iemand non-binair was. Ik word ook gecorrigeerd in het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden. De belangrijke vraag blijft: wat is de bereidwilligheid om ergens in gecorrigeerd te worden?”
Als we gelijkwaardigheid breder trekken van taal naar de cultuursector. Wat mis je nu en wat zou je anders willen?
“Je wilt dat de cultuursector een plek is waar alle verhalen worden verteld, of nog beter, het hele verhaal. Ik vind dat we steeds meer verhalen completer maken, omdat er steeds meer stemmen komen. We weten ondertussen ook dat de geschiedenis veel rijker en complexer is. Slavernij wordt nu bijvoorbeeld meer besproken dan een paar jaar geleden. Het thema wordt actueel gemaakt, omdat het herschreven wordt. De verhalen rondom slavernij waren zo gebrekkig dat ze nauwelijks nog in de boeken stonden. Het verhaal wordt niet meer alleen verteld vanuit de veroveraars, integendeel, er komen steeds meer stemmen bij.”
Toch is er ook een neiging ontstaan om zwarte kunstenaars vooral aan het woord te laten als het over slavernij gaat en minder bij andere verhalen.
“Dat is ook iets waar we van af moeten stappen. Ik heb enkele keren spoken word programma’s gemaakt rond slavernij. Ik kon een line-up maken van mensen die allemaal een slavernijachtergrond hebben of in hun familie met slavernij te maken hebben gehad vanuit het perspectief van de tot slaaf gemaakten, maar dat is ook een eenzijdig verhaal. Iedereen heeft ermee te maken gehad. Het is ons gedeeld verleden en het is een gedeeld verhaal. Wat we nu nog vaak doen is er een boodschap of beweging achter zetten. Ook in de kunsten. De meeste mensen zijn intussen klaar met het maken van opvoedtheater, vooral mensen van kleur die in de theatersector zitten.
Elk mens leert op een andere manier. Sommigen hebben een journalistiek stuk nodig om iets te begrijpen, anderen leren meer via kunst. Het is belangrijk om al die verschillende mensentypes te bedienen. Historische gebeurtenissen moeten ook naast actuele thema’s staan. Soms gaat het fout en wordt een eenzijdig verhaal verteld. Wie zit op welke positie? Wie wordt er gehoord? Dat zijn de vragen die we ons moeten stellen.”
En misschien ook de vraag: wat is kwaliteit? Want ook daar zijn vaak dominante ideeën over.
“Dat is eigenlijk ook weer dat vasthouden aan oude tradities en de angst om het los te laten. Ik zit zelf ook deels in de literaire wereld waar, zoals ik het noem, de poëziepolitie rondloopt. Kunst komt niet uit een handboek met regels. We hebben verschillende disciplines binnen de kunsten en literatuur, maar het wordt pas interessant als ze elkaar kruisen en bevruchten. Ik zal daarin nooit een purist zijn. Rek en trek eraan, sla me om de oren met iets wat ik nog niet ken. Het experiment is daarin zeer belangrijk.”
Is er nog ruimte voor het experiment?
“Daar is zeker ruimte voor. Ik heb vaak geopereerd in de rafelrand van kunstdisciplines, in de meest positieve zin van het woord. Een experiment is daar geen experiment. Je doet gewoon wat je mooi vindt. Zo zijn er ook veel nieuwe stromingen in de theaterwereld, zoals het montagetheater. De jonge generatie groeit ook op met het idee dat je niet hoeft te kiezen. Je kan vandaag dus veel meer all-round kunstenaar zijn.”
Wat zou je willen meenemen uit de Coronatijd? Welke nieuwe liefde wil je meenemen en welke herinneringen aan een ex-geliefde laat je liever achter?
“We moeten niets voor lief nemen. Je zag in het begin van de pandemie een soort van verhoogd bewustzijn. We omarmden de kwetsbaarheid van het leven. Er was een nieuwe waardering voor het leven en voor de natuur om ons heen. We zagen hoe het opfleurde en hoe de kwaliteit van de lucht beter werd. Het leek ook even alsof er meer liefde groeide. Ik zie dat nu alweer verdwijnen, maar ik wil het vasthouden. Ik heb afgelopen mei een stuk geschreven ‘Ochtend erna als het voorbij is’, denkende dat het binnenkort voorbij zou zijn. Wat gaan we doen op die ochtend na de pandemie? Ik hoop dat we op die ochtend nog even in de stilte naar elkaar kijken voordat al die gekte weer begint.”
Deze tekst is een bewerking van het podcastinterview en geschreven door Elodie Kona in samenwerking met Zoë Papaikonomou. De tekst is oorspronkelijk gepubliceerd op 1 april 2021 en is opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.
De stellingen van mevrouw Gons hebben ook een keerzijde. Lees de actuele column van Marcia Luyten in de Volkskrant van 4 augustus over hoe cancelgekte en doorgeslagen taalgebruik gematigd progressieven naar rechts drijven. Dat willen we hopelijk toch niet!