Berger is opgeleid als Arabist en jurist, en hij is sinds 2018 hoogleraar Islam en het Westen aan Universiteit Leiden. “Daarvoor heb ik nogal een patchwork career gehad, als advocaat, rechter, journalist, onderzoeker,” zegt hij. “Maar bovenal ben ik een betrokken Nederlander, die trots is op zijn land, maar regelmatig met lede ogen aanziet wat we hier met z’n allen aanrichten op het gebied van islam.”

Waarom schreef u dit boek?

“Ik begon dit boek als een geschiedenis van de islam in Nederland, omdat een dergelijk verhaal nog niet was geschreven. En ik bedoel daarmee islam in Nederland, dus niet ver weg in Indonesië. Maar naarmate ik hiermee bezig was merkte ik dat het verhaal over de islam niet zozeer gaat over de godsdienst, maar vooral over de discussies die daarover werden gevoerd. Het boek ging dus eigenlijk over het islamdebat. En daarmee veranderde ook mijn insteek. Het was niet alleen een historisch verhaal dat interessant was omdat het nog niet was verteld. Het was ook een verhaal dat inzicht gaf in de manier waarop al die jaren is omgegaan met moslims en islam.”

Zelfs voor iemand als Berger, die zich hiermee al bijna dertig jaar bezighoudt, was dit een eyeopener. “Er was zoveel dat ik niet wist, of mij niet meer kon herinneren! En wat ik vooral opvallend vond was de manier waarop Nederland een soort Frankenstein heeft gecreëerd dat ‘islam’ heet, dat nog steeds in stand wordt gehouden, onder andere door allerlei beleid dat al jaren wordt gevoerd.”

Dit zijn volgens de jurist niet zomaar indrukken, wat ook blijkt uit zijn onderzoek en de uitgebreide documentatie die hij grotendeels in het boek heeft opgenomen. “Dit boek heb ik dus geschreven om te laten zien dat we iets tot stand hebben gebracht waar niemand blij mee is, en waar we nog steeds in verstrikt zitten. Maar ook om te laten zien dat we daar weer uit kunnen komen.”

Wat maakt 2004 tot zo’n bijzonder jaar?

“Toen ik bezig was met de historische ordening van gebeurtenissen die te maken hebben met de islam, merkte ik dat er wel heel veel was gebeurd in 2004. Niet alleen de moord op Theo van Gogh, maar veel en veel meer. Alle onderwerpen die je kunt bedenken – hoofddoek, handen schudden, scholen, belediging, radicalisering, integratie, imamopleiding, noem maar op – al die onderwerpen zijn op een of andere manier aan bod gekomen dat jaar. En dat was werkelijk een soort roller coaster. Mensen hadden nauwelijks tijd om te verwerken wat er was gebeurd, want het volgende diende zich alweer aan.”

“Natuurlijk gebeurde er ook van alles in de daaropvolgende jaren. Maar het bijzondere van 2004 is dat het een ijkpunt werd van de manier waarop met die zaken zou worden omgegaan. Bij alles wat zich vandaag voordoet, dus bijvoorbeeld invloed van islamitische landen of geheim onderzoek bij moskeeën, denk ik steeds: ‘De reacties daarop zijn niet anders dan in 2004’. Dat betekent dat er aan de kant van de niet-moslims sinds 2004 eigenlijk nauwelijks verandering heeft plaatsgevonden in hun zienswijze op islam. Terwijl bij de Nederlandse moslims juist sprake is van enorme ontwikkelingen sinds 2004. Er is dus sprake van twee groepen die met verschillende snelheden vooruitgaan, waarbij de moslims worden bezien op een manier die nog dateert van twintig jaar geleden.”

Gaat angst voor moslims niet veel verder terug, denk aan het oriëntalisme?

“Ik vind angst een te groot woord. Het gaat om bepaalde vooroordelen, en bij veel niet-moslims merk ik dat ook sprake is van zorgen. Ik geef heel veel cursussen buiten de universiteit, aan militairen, diplomaten, leraren, en ik merk iedere keer weer deze zorg. Er is bijvoorbeeld onder moslimjongeren een toename in het dragen van islamitische kledij. Niet-moslims weten niet wat ze daarvan moeten denken: betekent dat ook een toename in andere waarden dan de Nederlandse? We kunnen hier om lachen, of het belachelijk vinden, maar die zorg is reëel, dus die moeten we serieus nemen.”

Tegelijkertijd merkt Berger dat die zorgen worden versterkt door onderliggende denkbeelden die ver teruggaan. “Ik beschrijf dat ook in het boek. De obsessie met de profeet als ophitser en oplichter, bijvoorbeeld, of de fixatie op de positie van de vrouw in de islam, of de angst voor de islam als een agressieve en oprukkende godsdienst – dit zijn beelden die stammen uit de Europese middeleeuwen en die zich in ons collectief geheugen hebben vastgezet. Zodra zich iets voordoet dat daaraan raakt – dus een cartooncrisis, of een boek van een jonge moslimvrouw die zich heeft losgemaakt uit onderdrukking, of een zichtbare verspreiding van de islam in onze samenleving – dan appelleert dat onwillekeurig aan die onderliggende beelden, zo van ‘zie je wel!’.”

Hoe verklaart u de omslag in de jaren negentig van de twintigste eeuw? 

“De omslag die plaatsvond in de jaren negentig was de manier waarop we aankeken tegen integratie. Tot in de negentiger jaren werd integratie gezien in termen van sociale en economische deelname aan de maatschappij. Daarna werd integratie vooral gezien in termen van identiteit met nadruk op cultuur en waarden. En zo zag je dat er Nederlandse moslims waren die perfect geïntegreerd waren in sociale en economische zin – perfect Nederlands, goede baan, keurig huisje-boompje-beestje – maar waarvan werd gevonden dat ze onvoldoende ‘Nederlands’ waren omdat ze hun islamitische identiteit uitdroegen.”

Eén van de omkeermomenten in 2004 is volgens Berger het verschijnen van het rapport van de parlementaire commissie Blok over integratie. “Dat rapport was heel lovend over de integratie, en vond dat het eigenlijk wonderwel goed was verlopen, want kijk eens hoe goed migranten-Nederlanders hun plek hadden verworven in Nederland. Maar de publieke en politieke opinie zagen dat heel anders, en vonden de integratie juist was mislukt, omdat de culturele verschillen tussen autochtonen en allochtonen – zo heette dat toen nog – nog steeds heel groot zouden zijn.”

unnamed

Ziet u de houding van christenen en kerken in Nederland jegens de islam en moslims ook als factor?

“Ik heb de indruk dat moslims op veel meer sympathie kunnen rekenen bij hun christelijke collega’s. De reden daarvoor is de manier waarop in Nederland wordt gedacht over religie als zodanig. De meeste Nederlanders zijn namelijk niet-, of niet-zo-religieus, en soms zelfs antireligieus. Moslimse, joodse, christelijke en andere gelovigen herkennen daarom veel meer in elkaar dan zij zouden doen in niet-gelovige gesprekspartners. Omgekeerd zouden de niet-zo-gelovige Nederlanders misschien veel meer begrijpen van gelovige moslims als ze hun gedragingen vergelijken met die van gelovige christenen en joden. Maar moslims hebben domweg de pech dat de schijnwerpers al vanaf de jaren negentig op hen staan gericht. En daarmee wordt de niet-zo-gelovige meerderheid geconfronteerd met zaken die zij bizar of verwerpelijk vinden, terwijl het juist normaal kan zijn in gelovige of orthodoxe kringen. Waar Nederland mee worstelt is dus niet zozeer islam, maar religie. Maar in de kritiek op religie krijgen de moslims het voor de kiezen.”

Kunnen we deze negatieve ontwikkeling ombuigen?

“Behalve het aanwijzen wat er allemaal verkeerd is gegaan, probeer ik in het boek ook aan te geven hoe we er weer uit kunnen komen. Want dat kan. We kunnen Frankenstein weer menselijk maken. Daarvoor zijn twee zaken van belang. De eerste is dat we islam moeten zien als een godsdienst zoals alle andere, met de bijzondere, bizarre en verwerpelijke zaken die daarbij komen kijken. Pas als we deze vorm van gelijkheidsdenken toepassen, kunnen we de islam op zijn merites beoordelen.”

Het tweede is volgens Berger dat we islam moeten ‘ontveiligen’ omdat de islam onderwerp is geworden van het veiligheidsdenken. “Dat gebeurt zelfs zo sterk dat de islam van zichzelf een soort nationaal veiligheidsrisico is geworden. We weten allemaal best wel dat dat niet zo is, maar in het boek laat ik zien dat dit veiligheidsdenken diep verweven is geraakt met ons overheidsbeleid. Het laatste voorbeeld daarvan is de giftenaftrekaffaire, waarin moslims en moskeeën doelbewust werden getarget door de Belastingdienst als verdachten van fraude. Hier was sprake van overijverige fraude-speurders die zich hebben laten leiden door onderbuikgevoelens over moslims.”

De auteur meent dat, als je teruggaat in de tijd en nuchter terugkijkt, je dit soort zaken jaar in jaar uit ziet. Berger: “De aanleiding is misschien terecht, maar door het veiligheidsdenken worden die zaken veel groter dan ze zijn, en slaan terug op de hele moslimgemeenschap. Dat is niet alleen erg, het is discriminerend. Ik maak me grote zorgen over het escalerend effect ervan. Dus, voor onze gezamenlijke toekomst zeg ik: laten we ontveiligen en islam normaliseren.”

2004. De toekomst van islam in Nederland. Maurits Berger. Paperback, 112 pag. Prijs € 19,99. Uitgeverij Pluim. Oktober, 2023. Dit interview is oorspronkelijk gepubliceerd op 5 oktober jl. en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Winterherhalingen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Theo Brand

Eindredacteur

Theo Brand is journalist en politicoloog en werkt bij Nieuw Wij als eindredacteur. Religie, levensbeschouwing en politiek zijn …
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.