Wat is de grootste uitdaging voor boeddhisten in Nederland?
“Het wegnemen van mythische beelden over het boeddhisme, die ze overigens zelf in de hand hebben gewerkt. Boeddhisten hebben zich te veel gericht op zelfontplooiing, het zuivere en het heilige – in plaats van waar het boeddhisme in essentie over gaat: het uitreiken naar de ander. Het gaat helemaal niet om het zelf! Dat velen dat denken heeft te maken met het feit dat het boeddhisme in Nederland tegelijk met het individualisme opkwam, begin jaren zestig. De grootste waarden in het boeddhisme zijn wijsheid – inzicht in de werkelijkheid – en compassie – wijsheid in actie -. We hebben nu vijftig jaar op het kussen gezeten, het is tijd om eraf te komen.”
Is meditatie dan geen belangrijk onderdeel van het boeddhisme?
“Jawel, maar het is hier in Nederland wel wat uit de hand gelopen. In Azië verbazen ze zich over het feit dat die westerlingen zo graag willen mediteren. Boeddha geeft allereerst allerlei praktische instructies aan mensen en pas daarna komt de meditatie. Instructies over hoe je je leven op orde moet krijgen en houden, en over medemenselijkheid; daar dien je eigenlijk eerst mee aan de slag te gaan. Hier gaat het andersom: mensen beginnen meteen met mediteren, met daarbij allerlei verwachtingen van wat het hen zal brengen. Dat is het boeddhisme op zijn kop zetten. Ook omdat het niet om jou gaat, maar om die ander. En precies daarin zit de kracht van het boeddhisme. Als we de focus weten te verleggen naar die ander, heb je kans dat het boeddhisme hier daadwerkelijk zal beklijven. We moeten voorbij dat bijzondere, dat exotische en dat zweverige. Het is ook maar gewoon een religie, net zoals de andere.”
Als het blijft zoals het nu is, zal het boeddhisme dan verdwijnen?
“Grote kans, ja. Dat heeft ook te maken met de vergrijzing: veel van de mensen die hier gepionierd hebben zijn al ver in de zeventig/tachtig. Dat zijn echte sleutelfiguren die nog heel belangrijk zijn. De grote vraag is: wat komt hierna? Er is wel jonge aanwas, maar het is afwachten hoe de gemeenschap daarop reageert, en wat er overeind zal blijven staan van het boeddhisme. Op dit moment zit er groei in, maar dat zegt weinig. We zitten nog in een embryonale fase, in gang gezet in de jaren vijftig. En ik sluit niet uit dat het ook een miskraam kan worden.”
Dat klinkt wel erg pessimistisch.
“Vanuit het perspectief van het boeddhisme is alles eindig, niets is voor de eeuwigheid. Boeddha zelf zei al: ook mijn leer is onderhevig aan verval en vergaat, zal verdwijnen. Maar er komt altijd wel iets nieuws. Alles is continu in transitie. Het is niet zo dat het leven verandert, verandering ìs het leven. Dat betekent niet dat je in een soort nihilisme moet schieten, maar wel dat je weet te relativeren.”
Toch zet u zich met overtuiging in voor een bestendig boeddhisme.
“Natuurlijk. Omdat ik geloof in de kracht en de waarde ervan. Dat geloof is essentieel om het boeddhisme bestendig te maken: mensen die zich vastbijten in de materie. Er zijn genoeg mensen die drie keer door de soep heen vliegen en dan denken dat ze het weten, maar dat werkt niet. Zonder mensen die geworteld zijn in het boeddhisme, kom je er niet. Dat is wel een zorg van mij. Steeds minder mensen zeggen nog volmondig JA tegen het boeddhisme. Maar je hebt hen wel nodig, want anders vervlakt en verwatert de traditie. Dat is zo bij alle tradities, het boeddhisme vormt daar geen uitzondering op.”
Trouw zijn aan één traditie is dus de voorwaarde voor het voortbestaan ervan?
“Ja. Ik zit wel eens met leden van meer hedendaagse religieuze stromingen om de tafel. Zij hebben het idee dat alle religies en bronnen op hetzelfde neerkomen. Maar vanuit mijn perspectief zie ik bij hen vooral een marginale kennis van het boeddhisme. Ze leggen het op hun eigen manier uit, wat echt volledig voorbij gaat aan waar het echt over gaat. Wat blijft er dan nog van over, behalve dan een soort erwtensoep die in de blender is gegaan? Ik geloof juist in diversiteit: niet iedereen is hetzelfde. Dat zorgt voor een mooie dynamiek, die ons uitdaagt. Als je nergens meer ècht in gelooft, dan word je een soort dood water.”
Hoe kijkt u dan aan tegen het idee van multiple religious belonging?
“Ik vraag mij af of je gegrond kunt zijn in meerdere religies. Ik denk wel dat je meerdere inspiratiebronnen kunt hebben. Zo is het boeddhisme voor veel mensen de tweede inspiratiebron, vandaar ook mijn zorg waar ik het eerder over had. Ik denk niet dat een cafetaria-achtig model, waarbij mensen elementen van verschillende religies op één bordje scheppen, zal beklijven. Je hebt volmondige JA – zeggers nodig; mensen die zich 24 uur per dag verbonden weten met een traditie, daarin gegrond zijn.”
Betekent dat ook dat u al die hype-achtige uitingen van het boeddhisme verafschuwt?
“Ligt eraan waar het over gaat. Al die Boeddhabeelden overal hebben natuurlijk ontzettend weinig met het boeddhisme zelf te maken, maar tegelijkertijd kun je beter een Boeddhabeeld hebben dan een tuinkabouter. Het is ten minste iets. En mensen geven daar ook betekenis aan, hoe rudimentair dat ook is. Ik heb er geen last van dat ze dat kopen en gebruiken als decoratie. Net zoals al die mensen die een kruisje dragen; dat rudimentaire gebruik kennen alle religieuze tradities. Je hebt een brede onderlaag van mensen die op een basale, soort consumerende manier, geloven – vaak alleen op bepaalde markeerpunten in het leven. Het probleem bij het boeddhisme is dat die onderlaag heel groot is.”
Die onderlaag wordt bij alle religies steeds groter. Hoe ziet u het dan gebeuren dat dat essentiële van het boeddhisme, altruïsme, ècht grond aan de voeten krijgt?
“Dat is de grote uitdaging voor de komende jaren. Dat het kan, heb ik gemerkt tijdens het tienjarig bestaan van ons centrum. Als jubileum cadeau aan de wijk hebben wij allerlei activiteiten georganiseerd in het verzorgingshuis aan de overkant, en voor de naschoolse opvang bij ons om de hoek. Je moet een paar voortrekkers hebben die de kar gaan trekken, dan volgt de gemeenschap vanzelf wel.”
Tegelijkertijd is onze samenleving nog steeds behoorlijk ik-gericht…
“Precies, en juist daarom is dat tegengeluid nodig. En om er een krachtig tegengeluid van te maken moeten we, aanhangers van verschillende religies, gaan samenwerken. Door letterlijk bij elkaar aan te bellen en simpelweg bij elkaar aan tafel te gaan zitten. We moeten van ons eiland af en naar het wij-land toe. Alleen zo, door elkaar scherp te houden, kunnen onze tradities interessant blijven voor zoekers. Dat betekent absoluut niet dat we allemaal één worden of iets dergelijks, daar geloof ik niet in.”
Zijn boeddhisten de voorlopers in het aangaan van de dialoog?
“Niet per se. Ik denk dat dat nogal overschat wordt. De meesten zitten toch nog op dat kussentje en zitten net zo vast in de eigen traditie als aanhangers van andere religies.”
Wat doet u concreet om het altruïsme in het boeddhisme meer zichtbaar te maken?
“Waar het kan zoek ik de samenwerking en het gesprek met anderen. Zoals tijdens de jaarlijkse prinsjesdagviering en de bijeenkomsten van ‘In Vrijheid Verbonden’. Verder staat het natuurlijk centraal in mijn werk als hoofd boeddhistische geestelijke verzorging voor justitie. We hebben nu zo’n twaalf boeddhistisch geestelijk verzorgers en stagiaires werken in de gevangenis, die dagelijks uitreiken naar de gedetineerden. Daarnaast zijn we bezig een project op te zetten voor bezoekvrijwilligers in de gevangenis.”
Wat heeft het boeddhisme met geestelijke verzorging?
“Het gaat goed samen, ook al is het een volstrekt nieuw fenomeen voor het boeddhisme. Het is een heel christelijk idee. Maar dat is prima, dat is de cultuur waarin we leven, met het christendom dat zich op allerlei gebieden vanuit caritas in de samenleving heeft gemanifesteerd. Het is heel eigen aan boeddhisme om zich zonder verlies van haar eigen waarden te vermengen met de bestaande cultuur en gebruiken. Zoals christenen caritas als leidend principe hebben, zo hebben boeddhisten karuna, compassie. Met de zich terugtrekkende overheid en het ontstaan van de participatie maatschappij liggen er dus nu ook kansen voor het boeddhisme om daarbij aan te haken. Geestelijke verzorging kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Het werk in de gevangenis dat we nu sinds een aantal jaren doen kan zo een mooie springplank zijn naar andere aandachtsgebieden in de samenleving.”
Gaan sociale media en het boeddhisme goed samen?
“Absoluut. Dat draagt zonder meer bij aan het gevoel van een gemeenschap. Daar liggen veel kansen, waar we nu al het nodige mee doen. Online meditatie cursussen bijvoorbeeld en het volgen van (studie)retraites op grote afstand.
Tegelijkertijd hebben we nog lang niet in de gaten wat de invloed van die sociale media op ons heeft. Je kunt niet meer geïsoleerd bestaan, dat is onmogelijk. De wereld is een dorp geworden. Alles is beschikbaar en bereikbaar. Dat doet wat met mensen en dus moet je daar als religie ook iets mee. Je moet daar op een of andere manier een antwoord op hebben. Dat is nog zoeken.”
Onlangs zijn er verschillende gevallen van seksueel misbruik door boeddhisten aan het licht gekomen. Wat vindt u daarvan?
“Daarin zie je dat het boeddhisme zich niet onderscheidt van anderen. Dat zit er ook gewoon in, zowel in Azië als hier. Ik ben in zekere zin blij dat dit naar buiten is gekomen, omdat het de naïviteit rond het boeddhisme doorbreekt. Boeddhisten zijn ook maar gewone mensen. Volgens mij kun je het niet voorkomen. Ik wil het niet goedpraten, maar dit is een onvolkomenheid van het menselijk bestaan. Niemand is perfect. De hedendaagse drang naar perfectie, naar purisme, maakt dat er een nietsontziende onverdraagzaamheid aan het ontstaan is. Niet alleen in de religies maar ook in de politiek, het bedrijfsleven en de overheid – dat is echt een drama aan het worden zo langzamerhand.
Veel teleurgestelde christenen zijn op de kar van het boeddhisme gesprongen, in de overtuiging dat het daar allemaal beter is: puur, heilig, zonder ruis. Dat is een illusie. Uiteindelijk is het voor elke religie, dus ook voor het boeddhisme, hard werken om die veeleisende en zoekende mens van deze tijd aan zich te verbinden. Maar wel met twee voeten op de grond, in de werkelijkheid van alle dag.”
wat een goed en inspirerend interview! Er zijn gelukkig mooie voorbeelden van boeddhisten die “van het kussen”gekomen zijn en zich op de ander richten en niet alleen op zelfontplooiing. Ik denk daarbij aan de Zenpeacemakers en ook aan de methode die ontwikkeld is door Caroline Brazier: “Other Centred Approach”
Het is mij uit het hart gegrepen, om maar eens een zware uitdrukking ertegenaan te gooien. Maar zonder gekheid: wat een mooi stuk! Inspirerende verwoording van het risico dat ook ‘het’ boeddhisme cq het mediteren vooral wordt aangewend om je navelstarend beter te voelen. En dan vooral beter over jezelf en over je eigen ‘verlichting’. Whatever it may be. Alsof die verlichting het ultieme doel is, waarmee dat doel verwordt tot iets om naar te streven. Terwijl het besef van inherente verbondenheid met alles en iedereen, in het hier en nu, voortdurend vergankelijk, dat hele idee van zoiets als een te bereiken verlichting op losse schroeven zet.
Ik begrijp niet waarom een Boeddhabeeld beter is dan een tuinkabouter?
Zelf heb ik een aantal Ganesha’s in verschillende grootte en ook nog een beeldje van Kali staande op Shiva. Die staat mooi naast een Boeddhistische dolk (een Phurba), beiden niet te duur gekocht op rommelmarkten. Ik heb ook een plastic beeldje gekregen van mijn dochter van Durga op een Leeuw met allerlei wapens in haar vele handen. Ik wist eerst niet wat het allemaal was. Toch leuk om daar achter te komen, ach tja…
Mogelijk geeft een groot Boeddhabeeld meer warmte dan een tuinkabouter bij het verbranden. Zou dat het zijn? Dan blijft de tuinkabouter over, die symboliseert toch prachtig de onzichtbare heilige werking van de sacrale natuur? En wie was Gautema eigenlijk? Met zijn ontsnappen aan het lijden en uitgeblazen worden. Een soort spirituele zelfmoord? Dat nog mooier: de lijfspreuk van S.N.Goenka: wees gelukkig. Dat trekt dus duizenden naar Dilsen Stokkem, je krijgt de originele meditatie zoals Boeddha die gaf inclusief een hersenspoeling. Daar wordt ik ook niet echt gelukkig van 😉 Ontsnappen aan het leven dat lijden is. Met compassie voor al het leven als weg: dat moet je er dan maar op de koop bij nemen. Alles op zijn kop gezet.
Ook begrijp ik niet waarom ik van het kussentje moet komen, na 20 jaar niet-zen-zitten ben ik sinds drie weken weer gaan zitten. Bovendien zenzit ik niet op een kussentje maar op een bankje, omdat mijn benen niet goed kunnen vouwen. Ik blijf gewoon zitten hoor.
citaat: “Zoals christenen caritas als leidend principe hebben”, ben ik dan fout? Ik dacht dat het agapé was? Rinkelende bellen.
En dan begrijp ik ook niet waarom een “krachtig tegengeluid tegen de ik-gerichtheid moet klinken”. Zou dat überhaupt iets helpen? Of versterkt dat alleen maar de tegenstellingen? Of begrijp ik de werkingen van de natuur niet?
Ach ja, ik snap zoveel niet, maar ik ben wel overtuigd dat niks zin heeft: alles is al reeds volmaakt.
Het lijkt erop dat Varamitra zich laat inspireren door met name het Mahayana boeddhisme en het ideaal van de Bodhisattva of Ontwakingswezen. Dat is iedereen die zich voorneemt om de volledige ontwaking van een Boeddha te bereiken om de hele kosmos te helpen. Dus als antwoord op Jan: onzelfzuchtigheid zit al ingebakken in de leer van Boeddha, met name zoals die tot uiting komt in het Mahayana. Misschien eens het Diamant Sutra lezen. Dat begint met de stelling dat wie een Ontwakingswezen wil worden zich moet voornemen om de hele kosmos tot ontwaking te brengen, nog los van materiele vrijgevigheid. Mensen die aan zenboeddhisme doen, zullen beslist wel eens van het Diamant Sutra gehoord hebben.
@Victor
Het ging over S.N.Goenka, van oorsprong hindoeïst, die vipassana leert (leerde) volgens het theravada boeddhisme uit Birma. Theravada, dat neerbuigend door de mahayana boeddhisten (grote voertuig) het hinayana boeddhisme (kleine voertuig) wordt genoemd. Aldus heb ik begrepen.
Het zenzitten is niet om iets te bereiken, maar als een soort geestelijke ontlasting. 🙂 Zo is het me ooit geleerd door Jaap zaliger. Een soort gang naar de WC om minder “belast” en vrijer in het leven aanwezig te zijn en te ademen. Bij fanatieke hart soetra’s opzeggers ben ik een keer geweest, dat is niks voor mij. En ik ben meer gecharmeerd door eenvoudige hindoe mythen of de eenvoud van het taoïsme dan door al die leringen van anatta en sunyata en skanda’s en al dat gedoe van het onderscheid tussen de pratyekaboeddha en de bodhisattva die weigeren zich te laten uitblazen (nirwana) bij de boeddhisten. Ik stel me voor dat het voornemen om de hele kosmos tot ontwaking te brengen net zo iets is voor mij, als het spreken over een academische graad op het evolutieniveau van een regenwurm.
@Jan
Ik proef een zekere teleurstelling in het boeddhisme, wellicht door een overdosis aan scholastieke tabellen en leerstelligheden. Maar ik ben geneigd om de stelling tegen te spreken dat hindoemythen eenvoudig zijn. De verhalen in de epen zoals Mahabharata en Ramayana en de Purana’s zijn behoorlijk complex. Verder denk ik dat zenboeddhisme nu juist minder aan scholastiek hecht en meer aan directe ervaring. Naar mijn mening zie je dit terug in teksten zoals het Diamant Sutra (en niet het Hart Sutra dat eigenlijk gedrapeerd is rond een passage uit de Prajnaparamita in vijfentwintigduizend versregels). Je zou kunnen zeggen dat het perspectief van het Diamant Sutra (zoals in zoveel Mahayana sutra’s) op oneindig staat, maar misschien alleen maar bij wijze van spreken. Al die teksten dienen uiteindelijk een pedagogisch doel, niet een puur filosofisch of theologisch doel.
Het is waar dat er veel rivaliteit tussen de verschillende boeddhististische stromingen bestond en misschien nog bestaat. Dit is tussen hindoestromingen ook het geval.
In het kader van wat Varamitra noemt “Instructies over hoe je je leven op orde moet krijgen en houden, en over medemenselijkheid” wijs ik graag op het werk van Thich Nhat Hanh. Deze monnik en leraar laat in de praktijk en in zijn vele dharmalezingen en publicaties steeds zien hoe dat kan.
In 1 zin: verweef achtzaamheid (mindfulness) in al je dagelijks doen en laten. Hij is hierin realistisch en eigentijds, en voor mij een inspiratiebron.
Dank voor het interview!
Metta,
Ton