Hoe bent u eindredacteur bij de Moslim Omroep geworden?

“In 1986 kwam ik via omwegen als student uit Marokko naar Nederland. Ik wilde hier mijn studie wijsbegeerte afronden en teruggaan. Maar in 1988 werd mij aangeboden om voor de radiozender van de NOS (de Minderhedenafdeling) te gaan werken. Gaandeweg kreeg ik affiniteit met de journalistiek en met de Nederlandse taal. Ik stoeide met woordenboeken om berichten uit het Nederlands naar Arabische en andere oosterse talen te vertalen.
Na een traject van ongeveer zestien jaar kwam ik in 2005 bij de Nederlandse Islamitische Omroep (NIO) terecht. Gezien mijn ervaring op dit gebied ben ik in 2013 gevraagd om de inzet voor de moslim doelgroep voort te zetten.”

Wat wil de MO met haar uitzendingen bereiken en wat kunt u zeggen over de kijkers?

“De Moslim Omroep belicht actualiteiten in het programma MO Actueel en achtergronden in het programma MO Doc. Daarnaast zenden we uit op radio 5. Wij verzorgen, samen met de NTR, het programma Dichterbij Nederland.
De MO is niet alleen gericht op de islam en moslims in Nederland, maar ook op islamitische ontwikkelingen wereldwijd. De hoofdvraag is: waar gaat het heen met de islam? Die vraag laten we beantwoorden door binnen- en buitenlandse moslims, waaronder expats in Nederland.
We hebben nog nooit onderzocht wie onze programma’s bekijken. Meestal krijgen we reacties van autochtone Hollanders. Een enkele keer van moslims. Jonge moslims en Hollanders zijn onze doelgroep. De moslims hebben uiteenlopende achtergronden en interesses. Het blijft zoeken welke onderwerpen bij die groepen aansluiten. We hebben in elk geval niet de illusie eerste generatie migranten te bereiken. Zij kijken meestal naar buitenlandse televisie via de satellietantenne.”

Wat zeggen de kijkcijfers over de belangstelling voor de MO?

“Dat het altijd beter kan. We bestaan sinds juni vorig jaar. In zo’n korte tijd kun je geen succesformule bedenken.We zenden elke zaterdag uit om 12.05 uur met herhalingen op zondag om 12.30 uur, allebei op NPO2. De meeste allochtonen zijn op die tijd bij vrienden of in de winkel. Op een dieptepunt bereikten we 5.000 kijkers. Daar schrok ik van. Toch worden we meestal door zo’n 72.000 tot 73.000 mensen bekeken.
De grote jongens in Hilversum bepalen wanneer wij mogen uitzenden. Je haalt soms prime time als de programma’s volgens de zendercoördinator geschikt zijn ‘voor algemeen publiek’. In de zomer zonden wij in samenwerking met de Joodse Omroep en de hindoeïstische OHM een goed bekeken en internationaal bekroonde serie uit om 18.30 uur, Zoek de verschillen. In elke aflevering vertrok steeds een andere jongere met een islamitische, joodse of hindoe-achtergrond naar een groep geloofsgenoten elders in de wereld.
Vanaf 2016 worden de publieke omroepen niet meer gefinancierd op basis van ledenaantal. De NPO zal dus bepalen of wij programma’s kunnen blijven maken. Het is jammer dat onze redactionele vrijheid en ons budget waarschijnlijk kleiner worden. Wel is het positief dat de kans op bestuurlijke problemen afneemt, zoals bij (verwante) omroepen in het verleden.”

Opinieblad Elsevier heeft onlangs geschreven dat u onder druk staat van verschillende Marokkaanse en Turkse organisaties wat de inhoudelijke invulling van uw programma’s betreft.

“Dat klopt helemaal niet. Een team van tien jonge journalisten, extern producenten en de eindredactie bedenken samen de onderwerpen. Onze journalisten hebben uiteenlopende culturele en religieuze achtergronden. Je hoeft geen Turkse of Marokkaanse achtergrond te hebben om bij ons te kunnen werken.
Het artikel in Elsevier heeft ons imago onterecht nog zwarter gemaakt. Dat is erg jammer. Door bestuurlijke problemen uit het verleden hadden we al geen goede naam.”

Stel dat de MO vooral gezien wordt als een omroep ‘van en voor moslims’. Zouden de programma’s niet beter bekeken worden als ze tussen niet-religieuze programma’s uitgezonden zouden worden?

“Dat verwacht ik niet. Niet de vlag van de omroep speelt een rol maar het tijdstip van de uitzending en de identiteit van het programma. Wie de grenzen van specifieke (moslim)groepen overstijgt, trekt een breder en dus groter publiek.
De grondwet bepaalt dat levensbeschouwelijke groepen ‘eigen’ omroepen mogen hebben. In Nederland wonen zo’n 900 000 moslims. Zij hebben recht op programma’s waarin aandacht voor hun belevingswerelden geschonken wordt.”

U vreest dat jongeren voor hun informatie en meningsvorming steeds vaker op het internet afgaan. Waarom?

“Ik vind dat het onzorgvuldige gebruik van internet zeer negatieve gevolgen kan hebben. Het internetgebruik heeft geen groot effect op het aanbod op televisie, dus daar gaat het mij niet om. Informatie op internet is in veel gevallen afkomstig uit onbetrouwbare bronnen. Ik heb het niet over de bekende nieuws- en informatiesites met een duidelijke status, zoals Nu.nl. Ik denk meer aan sites die valse ideologieën uitdragen en meestal ongegronde informatie bieden.
De kans dat de informatie op tv gemanipuleerd wordt is kleiner dan op internet. Uit ervaring weet ik dat veel moslimjongeren op dit moment op het internet ‘shoppen’. Ze worden voorzien van informatie door ideologen die de heilige schriften van de islam willekeurig en subjectief interpreteren. Dit op zich kan gevaarlijk zijn.”

Denkt u niet dat de berichtgeving over moslims en de islam langzamerhand wat positiever en luchtiger wordt?

“Ik denk inderdaad dat we te maken hebben met een omwenteling die gedeeltelijk te danken is aan het feit dat media vaak op de vingers worden getikt omdat ze zelden met informatie komen. Een voorbeeld: een tv-programma nodigt een fanatieke en bebaarde jonge moslim uit voor een interview over de plannen van moslims om een kalifaat in Nederland te stichten. Zijn uitspraken worden gebracht alsof ze tekenend zouden zijn voor de werkelijkheid en voor de islambeleving van alle Nederlandse moslims. Dit is geen journalistiek. Het is immoreel. Inhoudelijk is het debat over islam en moslims heel zwak. Er is vooral polemiek, retoriek en tautologie.
Vroeger deelden media bepaalde journalistieke waarden. Ze hielden zich aan gedragsregels. Die zijn zoek geraakt. Elk medium heeft z’n eigen agenda. Men is geobsedeerd door kijkcijfers geraakt. Ik denk dat we nu het tij willen keren en hard op zoek zijn naar maatschappelijke verantwoordelijkheden. We spreken media steeds vaker aan op onverantwoordelijke berichtgeving. Niemand is er bij gebaat als mensen door kortzichtige en onevenwichtige berichtgeving tegen elkaar uitgespeeld worden.”

U zegt dat media zich voor hun inhoud laten beïnvloeden door kijkcijfers. Is dat het enige?

“Nee. Er is nog iets dat niet genegeerd mag worden. De media staan niet los van politieke ontwikkelingen. De negatieve berichtgeving over de islam en moslims is volgens deskundigen een van de belangrijkste voedingsbronnen voor radicalisme onder jonge moslims. De politiek weet dat best en heeft daar last van. Niet alleen moslims blijken last te krijgen van verkeerde berichtgeving maar onze hele maatschappij.
De afname van negatieve berichtgeving kan een van de strategieën zijn om radicalisering tegen te gaan. Jonge Nederlandse moslims krijgen zo meer vertrouwen in de samenleving. Ze krijgen meer het gevoel dat ze er bij horen.”

We hebben het vaak over ‘islamdebat’. Wat vindt u eigenlijk van dat woord? 

“Nou, ‘islamdebat’ is een van de vele begrippen met weinig inhoud die de samenleving consumeert. In dit land waaien we met de wind mee. Het debat over de islam hebben we na 9/11 uit de Verenigde Staten geïmporteerd. Voor de vliegramp hadden wij het meer over de integratie van Turken en Marokkanen. Nu praten we over het islamprobleem, dat echter nog steeds over dezelfde groepen gaat.”

Schuilt er misschien ook achter deze mediahype een verborgen agenda?

“Ik denk dat het islamdebat ingegeven wordt door veiligheidsfactoren. Daar zitten meestal ambtenaren van ministeries en veiligheidsinstellingen achter. Met wie debatteren zij? Vaak met welzijnswerkers, academici, een paar imams en een paar vertegenwoordigers van moskeeën of andere organisaties. Af en toe worden vermeende ‘deskundigen’ die Arabisch hebben gestudeerd ingezet om het islamdebat aan te sturen. Ineens worden zij deskundigen op het gebied van de islam genoemd. Maar waar gaat het eigenlijk over? Simpelweg meestal om twee vragen. Ten eerste: hoe komt het dat moslimjongeren radicaler worden? En daarnaast: hoe kan men radicalisering tegengaan? Het zijn precies deze vragen die veiligheidsinstellingen aan het hart liggen. Er worden miljoenen uitgegeven om de ‘antwoorden’ daar op te ‘kopen’. Rondom dit soort islamdebat bloeit tegenwoordig een ander variant van de islam op: de commerciële islam.”

Commerciële islam?

“Ja. De ene moslim zoekt geld in Nederland om publiekelijk te mogen debatteren en de andere zoekt geld in het Midden-Oosten om voor de islam in Nederland op te komen. Helaas wordt daar weinig over gedebatteerd. Wat weten we bijvoorbeeld over de verschillende ‘islams’ waarmee steeds meer jongeren op verschillende instituten worden onderwezen? Hoe zuiver en ‘onschuldig’ zijn die? Wie financiert de docenten? Hoe kunnen moskeeën geholpen worden om het islamitische geloof aan de jeugd over te brengen zonder de ideologische ladingen uit het Midden-Oosten? Een debat over deze issues zal naar mijn overtuiging meer opleveren dan wat het islamdebat tot nu toe heeft gebracht.”

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
32928257_10216070780071682_2538458966246031360_n

Robert Reijns

Redacteur

Robert Reijns – journalist, cultureel antropoloog, docent maatschappijleer – is o.a. eindredacteur bij Kerk in Den Haag.
Profiel-pagina
Al 3 reacties — praat mee.