Media brengen de Schilderswijk vaak in verband met moslimextremisme en grote criminaliteit. Hoe denkt u daarover?
“De media hebben de neiging tot een tunnelvisie: het negatieve wordt onder een vergrootglas gelegd terwijl positieve ontwikkelingen nauwelijks worden belicht. Op 8 januari, toen er op het Plein gedemonstreerd werd tegen de aanslag op Charlie Hebdo, werd ik benaderd door een publieke tv-zender. Een tv-ploeg wilde de opening filmen van het nieuwe MOC-buurtrestaurant. Nog voordat mij om goedkeuring werd gevraagd, vroeg men of ik rellen verwachtte. ‘Nee’ was mijn korte reactie. Ik voegde daar enigszins sarcastisch aan toe dat ik betwijfelde of de opening van ons restaurant enige nieuwswaarde voor hen zou hebben. ‘Het gaat om een vreedzame bijeenkomst. Ik vrees dat daar weinig nieuwswaarde voor u in zit’, legde ik uit. De verbazing droop uit de telefoon. En zo ging er een kans verloren om het MOC landelijk voor het voetlicht te brengen. Gelukkig interviewde radio-omroep RKK mij een dag later. Geen woord werd mij in de mond gelegd. Men vroeg naar de werkelijkheid zoals ik haar ervaar.”
En toch. Er zitten tralies voor de ramen van het MOC. De ruiten zijn eens ingegooid. Waarom, denkt u?
“De tralies zijn erin gezet toen het MOC nog een kerk was. Ik weet niet waarom. Ik kan wel redenen bedenken om de sensatiezucht van sommige journalisten te bevredigen, maar daar doe ik niet aan mee.
Voor u telt het incident: de ingegooide ramen. Het gebeurde in 2013, tijdens de nacht na de Sinterklaasviering. We hadden een Sinterklaas plus vijf zwarte pieten met cadeautjes voor kinderen wier ouders bij de Voedselbank staan ingeschreven. Voor buurtkinderen was er niets. Waren zij jaloers? Of was het iets anders?
Jonge buurtbewoners gaven als tip om als MOC transparanter te worden. Wie wil kan nu naar binnen kijken. Daarnaast hebben we buiten bewegingsdetectoren en camera’s geïnstalleerd. Alle passanten, inclusief de fietsendieven, worden zo in de spotlights gezet. Fietsendieven geven we niet aan bij de politie. Ze kunnen rekenen op een stevig gesprek en ze krijgen de kans om hun leven te beteren. Het laatste half jaar zijn er geen incidenten meer geweest.”
Maar de Sharia-driehoek dan? De jihadisten die kinderen ronselen? Allemaal duimzuigerij?
“Och… als het aan sommige media ligt, zal het lang duren voordat de Schilderswijk haar negatieve imago kwijtraakt. Schilderswijkers worden graag gestigmatiseerd. Politici en media genieten ervan om, met fantasieverhalen over ‘de Sharia-driehoek’, in het middelpunt van belangstelling te komen. Koren op hun molen!
Na het schandaal met Trouw-journalist Perdiep Ramesar, die met zijn ongefundeerde artikelen de wijk in kwaad daglicht zette, wordt de Schilderswijk nu gelukkig weer een plek om trots op te zijn. In het voorjaar komt in deze krant een katern met positieve verhalen.”
U lijkt te suggereren dat problemen in de Schilderswijk afwezig zijn.
“Criminelen wonen er zonder twijfel hoor. Maar weet u hoe groot hun percentage is? Wat de oorzaken zijn van crimineel gedrag? En hoeveel mensen er gewoon hun leven leiden? Oorlogen in het buitenland kennen hier natuurlijk hun weerslag. Het gezegde klopt dat het hier stormt, als een vlinder aan de andere kant van de wereld een vleugelslag doet.”
Reden om de hand in eigen boezem te steken?
“Aan spanningen en conflicten zijn wij allemaal debet. U, ik en onze buren. Vaak ruien we de boel op, of we gunnen elkaar het licht niet in de ogen.
Zomaar een voorbeeld uit de praktijk. Laatst snauwde een van onze voeldselbank-cliënten mij toe, een alleenstaande vrouw. De onverdraagzaamheid spatte van haar woorden: ‘Hoe kan het zijn dat al die buitenlanders met hun vele kinderen twee tot drie voedselpakketten krijgen? Ze steken de zee over en zie, alle gebraden hanen vliegen hen zo de bek in!’ Nu wil mevrouw de pers opzoeken om te vertellen hoe oneerlijk het er bij ons aan toe gaat. Tja. In tijden van crisis is het vooral ‘alles voor me eigen’ dat de klok slaat.”
En wat was uw antwoord?
“Ik stond natuurlijk met mijn mond vol tanden. Wat kon ik nou zeggen of doen om haar gevoel te veranderen? Voor mij is elke migrant en zeker elke vluchteling een ziel op de vlucht. Waarom zou iemand in zo’n onvriendelijk land als Nederland willen gaan wonen? Veel asielzoekers die soms wel tien jaar op een “ja” of “nee” voor een verblijfsvergunning moeten wachten, voelen zich hier als in een gevangenis zonder muren. Jongeren met niet-westerse voornamen hebben geen betere toekomstperspectieven dan die van “k.. Marokkaan”. Al spreek je Nederlands en al heb je je opleiding afgerond, dan nog kan je fluiten naar een stageplek, laat staan naar een baan, als je de naam Ali of Mohammed gegeven is. Uitzonderingen daargelaten.
Goed, ik vertel natuurlijk niets nieuws. Verplichtte de wet ons maar om een CV in te sturen zonder naam, adres en woonplaats. Niets is zo demotiverend als thuiszitten, veroordeeld worden tot nietsdoen. Je krijgt het gevoel buitengesloten te worden, niets te betekenen, er niet bij te horen. Veel noodgedwongen vrijwilligers hebben het gevoel om niet als volwaardig gezien te worden omdat ze geen geld kunnen binnenbrengen.”
Geldgebrek is dus wél een groot wijkprobleem én een veroorzaker van psychische en sociale onrust.
“Klopt. Hoeveel Schilderswijkers doen niet hun uiterste best om het hoofd boven water te houden? Soms hoor ik inwoners, levend aan de rand van armoede, vol trots zeggen: ‘Ik heb geen schulden’. Helden zijn dat! Veel middenstanders en rijken vergeten hoe makkelijk wij – onze maatschappij – het elkaar maken om schulden te krijgen. We houden immers een consumptiemaatschappij in stand die ons geluks-ideaal mede bepaalt en verleidingen en jaloezie in de hand werken. De gedachte is: als ik hetzelfde (statussymbool) kan kopen als jij, dan ben ik gelukkig. Shoppen als hobby, een misselijkmakende gedachte. Één van de zegeningen van de financiële crisis is, dat onze consumptiedrang enigszins wordt beperkt.”
Wat wil het MOC voor Schilderswijkers betekenen?
“We kunnen de problemen niet oplossen. Wel kunnen we een plek creëren waar mensen van elke gezindte, geaardheid of afkomst welkom zijn, alle 177 nationaliteiten.
Ik zie het als een plicht om op te komen voor mensen die de taal niet voldoende beheersen om voor hun recht op te komen. Ook al kun je Nederlands lezen, daarmee begrijp je nog niet het ambtelijke taalgebruik. We zijn een soort advocaat, een spreekbuis.
We zijn aangesloten bij het Haagse project Taal in de Buurt. Bevoegde docenten leren de Nederlandse taal aan migranten en nieuwe Nederlanders. Het maakt de cursisten zelfstandiger. Moeder hoeft haar zoon of een andere tolk niet meer mee te nemen naar de gynaecoloog.
Helaas brengt de nieuwe wethouder Integratie deze succesformule in gevaar. Hij wil met het geld van Taal in de Buurt langdurig werklozen verplichten om Nederlands te leren. Velen die nog niet of nooit in aanmerking zullen komen voor werk, vallen hierdoor tussen wal en schip. Voor deze groep mensen moeten organisaties als het MOC blijven bestaan.”
Zijn migranten en nieuwe Nederlanders leergierig?
“Ik geef nu tien jaar Nederlandse les. Mijn antwoord is bevestigend. Steeds meer cursisten staan op de wachtlijst. Ze geven zich met heel hun hart over aan de docent.
Hun wil om de taal te leren zegt iets over hun wil tot integratie. Naast Nederlands leren we ze ook onze manieren en een stuk van onze cultuur. Anderzijds willen wij ook graag weten hoe de gewoonten in hun cultuur zijn. Omdat de belangstelling wederkerig en oprecht is, voelen ze zich gerespecteerd bij ons. Veilig.”
Hoe ziet u de Schilderswijkers eigenlijk? Als slachtoffers?
“Het gevaar van hulpverlener zijn is dat je al je cliënten gauw als slachtoffer ziet. Dat je mensen veroordeelt of bevoordeelt vanuit je eigen (opvoedings- en levens)normen. Maar wie oprechte belangstelling toont, met de ander in gesprek gaat en soms oordelen opschort, kan hele mooie dingen in die ander ontdekken. Om zulke ontmoetingen te stimuleren hebben we een restaurant geopend. We breken samen het brood en maken onder het genot van gezond eten de tongen los. Prachtig om te zien dat de Ali’s en Alessandra’s op zo’n luchtige manier bekender en dus beminder met elkaar raken. De maaltijden zijn bijna of helemaal gratis voor afnemers van de Voedselbank.”
Afnemers van de Voedselbank worden bij jullie gecoacht in het ontdekken van hun talenten. Waarom is dat nodig? Zijn ze onzeker over wat ze kennen en kunnen?
“Waarom dat nodig is? Goede vraag eigenlijk. De bemoeizucht van de betweterige hulpverlener is vaak groot. Toch heeft het nut om mensen bewuster te maken van hun competenties, zoals ook onderzoekscentrum Movisie heeft geconcludeerd.
Ik was eens als toehoorder bij zo’n coaching-sessie aanwezig. Ik kromde mijn tenen toen een van de participanten opsomde wat hij allemaal wel kon en een ander het droog samen vatte: ‘Je kunt dus niets’. Waar het om gaat is dat de cursus deelnemers uit een isolement haalt en ze zelfverzekerder maakt. Vrouwen ontdekken bijvoorbeeld dat ze meer kunnen dan alleen huishouden.”
En waar zijn jullie zangmiddagen voor bedoeld? Om maar een andere activiteit te noemen.
“De deelnemers komen uit Iran, Ghana, Nigeria, Kongo, Nederland, Indonesië, Marokko, China en Indonesië. Van velen ken ik hun verhaal. Het maakt me erg gelukkig om te zien hoe ze door het zingen even hun (existentiële) problemen vergeten. Zingen is als het ontluchten van een wijnvat: je voelt weer ruimte om verder te gaan.”
Sinds kort organiseert u dialoogbijeenkomsten met religieuze voorgangers. Waarom eigenlijk? Hebben spanningen en conflicten toch een religieuze basis?
“Ieder weldenkend mens zal begrijpen dat het belangrijk is om met elkaar in gesprek te blijven, de ontwikkelingen rond IS en de aanslagen in Parijs indachtig. De behoefte is aantoonbaar: de laatste bijeenkomst trok ruim zestig bezoekers. Een imam en een voorganger van het christelijke Apostolisch Genootschap vertelden over hun godsdienst. De aanwezigen wilden oprecht begrijpen hoe de ander denkt, voelt en gelooft. Daar word ik blij van.
U vraagt of de verschillen en spanningen tussen Hagenaars met verschillende religieuze achtergronden reëel zijn. Als je de media moet geloven zijn er inderdaad grote spanningen. Maar die zijn niet voelbaar wanneer we met elkaar in gesprek gaan.
De vraag of spanningen een religieuze basis hebben vind ik niet zo relevant. Groepen leven nu eenmaal vaak gescheiden van elkaar, of je het nou hebt over religieuze of culturele subculturen. En als er spanningen zijn, plakt men er in Nederland maar al te makkelijk het etiket ‘religie’ op als grote boosdoener.
Mag ik u nu wat vragen?”
U wilt mij wat vragen? Natuurlijk, gaat uw gang.
“Hoe moeten we denken over de verschillen tussen armere en rijkere Nederlanders? Over discriminatie tussen hindoes en moslims in Nederland? Of over moskeegangers van verschillende gezindten die niet met elkaar door een deur kunnen? Moet het ons wel wat aangaan? Is het ons probleem? Van wie dan?
We hebben misschien al een vooroordeel klaarliggen: die buitenlanders kunnen gewoon niet met tolerantie overweg. Maar voordat we de splinter uit het oog van de ander willen halen, moeten we misschien eerst de balk in ons eigen oog zoeken. Laatst woonde ik een katholieke viering bij. In het missaal stond expliciet het verzoek om alleen ter communie te gaan als je katholiek bent. Dat las ik voor het eerst. In een andere katholieke kerk in Den Haag wordt men juist aangespoord om vooral diezelfde hostie te nemen. Ik vond dat zo uitnodigend, dat ik mij in het christendom ging verdiepen. Maar de vraag aan niet-katholieken om vooral niet mee te doen, heeft mij boos en verdrietig gemaakt. Voor mij staat het uitsluiten van mensen lijnrecht tegenover de vredesgedachte.”
Wat betekent ‘vrede’ voor u? Worden er op dialoogbijeenkomsten ook meningsverschillen ter sprake gesteld? Horen ruzies niet bij een duurzame relatie?
“Als uitgangspunt van de vredesdialoog leggen we nadruk op de overeenkomsten tussen religies. De verschillen krijgen al veel aandacht in de pers. Bovendien worden die verschillen vaak groter voorgesteld dan dat ze zijn. We streven naar herstel van de balans.
Wat ‘vrede’ betreft: je kunt de betekenis van het woord opzoeken in de Van Dale of in het synoniemenwoordenboek. Maar daarmee heb je de kern ervan nog niet te pakken. Vrede moet uit je hart komen. Het is een streven naar verdraagzaamheid, naastenliefde, tolerantie en respect. Essentieel is wederkerigheid. Voor het bouwen van bruggen zijn twee oevers nodig met aan weerszijden welwillende mensen die de moeite nemen om zichzelf te verplaatsen. Naar elkaar én in de ander. Dat kan knap lastig zijn.
Onze leerlingen – nieuwe Nederlanders – worden in hun dagelijkse leven soms niet serieus genomen omdat ze een verkeerd lidwoord gebruiken. Ze zeggen dan ‘het fiets’ in plaats van ‘de fiets’. Ach. Je kunt wel praten als Brugman, maar zonder de wil om de mens achter het verschil te ontdekken, blijven we discussies over multiculturele problemen voeren. ‘Vrede’ is geen hol woord, ‘vrede’ moet doorleefd worden. Ontmoeting, daar geloof ik heilig in.”
Dank voor dit inspirerende en scherpzinnige interview! Het kan zo opgenomen worden in de TROUW bijlage met positief nieuws over de Schilderswijk komend voorjaar.