Je bent docent levensbeschouwelijke vorming. Vind je jezelf een goede docent?
“Ik denk dat het er aardig mee door kan maar dat heeft wel even geduurd. Het docentschap is een prachtig beroep maar ook een ambacht dat je alleen maar in de praktijk kunt leren. Ik geef het vak met plezier en ben overtuigd van het belang ervan. Op een respectvolle manier omgaan met verschil is in onze samenleving helaas niet vanzelfsprekend en moet geoefend worden. Daar hoort reflectie bij, ook op eigen standpunten en gedrag. Multatuli’s statement dat religie de oproep is aan de mens waarachtig mens te zijn, vormt een rode draad door al m’n lessen. Het geloof in de fundamentele goedheid van de mens ligt daar als een warm maar stevig fundament onder.”
Wat vind je het leukst aan je werk?
“Ik vind het fantastisch jonge mensen te zien groeien. Ze komen als brugklasser binnen en de meesten zijn dan nog kind. Maar ergens in die eerste leerjaren komt er een einde aan de onbezorgde kindertijd en wordt het leven lastig en onzeker: wie ben ik en wat doe ik eigenlijk in dit leven? De een trekt zich terug in zichzelf, een ander gooit met stoer gedrag de kont tegen de krib. Maar allemaal ontwikkelen ze zich en ik geniet ervan ze tot zelfbewuste jongvolwassenen op te zien groeien en prijs me er gelukkig mee daar af en toe een kleine bijdrage aan te mogen leveren.”
Wat vind je minder leuk aan je werk?
“De toenemende druk om te presteren. Het onderwijs is vergeven van toetsen en testen en alles moet worden gemeten en geregistreerd. We leren jongeren al heel vroeg dat het nooit goed genoeg is en je altijd méér en béter moet. Ook als scholen worden we gemeten en in ranglijsten op ons nummer gezet. Jezus’ woorden ‘wat heb je er aan als je de wereld wint maar schade lijdt aan je ziel’ zijn me lief en nodigen uit tot relativering van onze prestatiemaatschappij waar ik ook leerlingen onder zie lijden.”
Zijn er over 10-15 jaar nog wel docenten godsdienst/levensbeschouwing actief in Nederland, denk je?
“Ik hoop het van harte maar ben er niet gerust op. In een tijd van opgeklopte efficiency en targets wordt aandacht voor trage vragen al te gemakkelijk afgedaan als tijdverspilling. Maar wie weet keert de wal het schip en wordt duidelijk dat met toegenomen spanningen in de samenleving, steeds kortere lontjes en burn-outs al op jeugdige leeftijd, het misschien toch niet zo gek is wat tijd te nemen voor reflectie. Of het vak daarbij op zal gaan in een groter geheel is geen grote zorg voor mij; dat er ruimte is voor gedegen kennismaking met andere culturen en standpunten wel.”
Eerder dit jaar verscheen je boek Lieve Mens, Wéés wat je Bent! Je schrijft bij ‘De aanwijzingen voor gebruik’: “In dit boek heb ik schatten van Wijze mensen uit alle windstreken verzameld en ze op m’n eigen manier uitgestald”. Waarom dit boek?
“Omdat ik het niet laten kon het te maken. Vele jaren heb ik rond mogen kijken in de schatkamers van de menselijke geest en veel moois mogen verzamelen en ik vind het heerlijk om daar van uit te delen. Schrijven is voor mij een soort van ademen en ik doe dat m’n hele leven al. Dat dekselse ego van me wil nog wel eens opspelen maar gelukkig niet meer zo sterk als het geweest is. Ik heb dan ook vooral plezier aan het schrijven en tekenen van het boek beleefd en word er blij van wanneer lezers dat herkennen.”
Zou je kunnen zeggen dat jouw ideeën mystieke inzichten zijn?
“Er zijn weinig ideeën van mezelf en wat ik te melden heb is door vele anderen al gezegd en vaak ook beter en mooier, maar een mens moet op zijn eigen manier zijn waarheden verwoorden. Ik houd erg van stilte en meditatie en heb dan soms zomaar het gevoel dat ik verwijl aan de binnenkant van geloven en denken, waar grenzen tussen godsdiensten en stromingen wegvallen en er pure eenheid, schoonheid en liefde is. Dat zou je mystiek kunnen noemen en ik voel me dan ook verwant met mystici. Ik geniet er van als ik de taal zo weet te plooien dat er licht kan kieren tussen de regels en de woorden en probeer de grote rijkdom die er is op een prettige en uitnodigende manier uit te stallen.”
In hoeverre kun je je ideeën in je boek ook echt meegeven aan leerlingen?
“Het boek is de vrucht van jarenlang met jonge mensen bezig zijn rond grote vragen van het leven en dat vanuit verschillende perspectieven. Ik denk dan ook dat oud-leerlingen veel zullen herkennen van wat ik ze destijds wijs heb willen maken. Socrates heeft gezegd dat je als docent een verloskundige bent: je helpt leerlingen te herkennen en aanvaarden wat allang in hen aanwezig is en om aandacht vraagt. Ik hoef ze dus niets mee te geven en hoop van harte dat m’n boek hen en andere lezers helpt hun innerlijke rijkdom te ontdekken, er van te genieten en er van te delen.”
Op welke (spirituele) vraag heb jij zelf nog steeds geen antwoord?
“Er zijn weinig vragen waar ik absoluut zekere antwoorden op heb en dat bevalt me uitstekend. Ik leef steeds meer vanuit verwondering waar ik dankbaarheid aan toevoeg. Een duidelijk adres heb ik echter niet voor die dankbaarheid. Ik voel me daarbij erg aangesproken door Jan Nieuwenhuis als hij zegt: ‘God is niet het antwoord op onze vragen. God is zelfs niet het antwoord op onze belangrijkste vragen. God is de vraag die overblijft wanneer wij door onze antwoorden heen zijn.’”
Al weer bezig met een nieuw boek?
“In november komt m’n tweede boek uit, een vervolg op en verdieping van Lieve mens, Wéés wat je Bent! Momenteel werk ik aan Lieve mens, Wéét wat je (niet (meer)) gelooft! Het schrijven voelt na vele jaren van zoeken en tasten als een soort van oogsten dat ik met enthousiasme en dankbaarheid mag doen.”
Herkenbaar wat deze man zegt over het onderwijs.
Dank je wel, Dirk voor het olielampje dat jij ontsteekt op jouw eigen bescheiden wijze bij velen! Wat heeft de wereld dit nodig!
Dirk je ben een warm/geweldig mens en dat straal/draag je uit in je wezen, maar ook in je boek.
Zondagmorgen 30 oktober. Je lezing over je laatste boek.
Inspirerend, eerlijk helder en wat zou ik graag mijn kleinkinderen (12 en 15) van jouw levensbeschouwing laten meegenieten. Mij (65) heb je geraakt met je eenvoud en helderheid.