Ze denkt terug aan een van haar cliënten, een jonge vrouw uit Pakistan. Van haar eigen leeftijd, en zoveel meegemaakt. “Dat heeft indruk gemaakt.” Haar tijd bij INLIA had ze niet willen missen. “Van spreekuren en talloze intense overlegsessies met samenwerkingspartners tot aan vliegen vegen in de nieuwbouwlocatie en kasten sjouwen in de letterlijke modder.”
Ze spreekt ook over de spreekwoordelijke modder, waar ze al snel na haar aantreden met haar voeten in stond. In de overlegsessies bijvoorbeeld – waarin zij als jurist van INLIA met IND, Dienst Terugkeer & Vertrek, vreemdelingenpolitie (AVIM) en de gemeente zocht naar bestendige oplossingen voor individuele gasten in de opvang. Ze moest, vanwege ziekte op de afdeling, direct behoorlijk aan de bak.
Dat had een groot voordeel, vindt ze: daardoor heeft ze in stroomversnelling heel veel kunnen leren en kunnen zien. “Het bijzondere aan een functie als jurist bij INLIA, is dat je ziet hoe plat de overheid naar iemand kijkt. Vreemdelingen zijn letterlijk een nummer.”
En dat terwijl de overheid zo’n enorme machtspositie heeft ten opzichte van mensen: “Het is essentieel dat juist de overheid de persoon ziet.”
Ze heeft dit besef meegenomen naar de huidige werkplek: de sectie strafrecht bij de rechtbank. Ook een terrein waarop het machtsverschil tussen overheid en burger enorm is en de overheid diep kan ingrijpen in een mensenleven. Als gerechtsjurist is Esther de eerste die een zaak inhoudelijk bekijkt. Ze kijkt of het ten laste gelegde bewezen kan worden en bereidt het vonnis voor. “En dan komt die training van INLIA dus goed van pas: de mens zien – niet oordelen op basis van (enkel) papier.”

In haar functie treedt ze op als griffier bij de politierechter en soms bij de kinderrechter of het kantongerecht. Voor INLIA stond ze ook eens bij het kantongerecht. “Goed om te weten hoe het voelt aan de andere kant van het bankje.” Ze maakte de overstap naar de rechtbank omdat ze een master strafrecht had gedaan en daarmee meer wilde doen.
Het leven bij de rechtbank kent allicht wat meer regelmaat en orde dan bij haar vorige werkgever. Dat klopt wel, zo bevestigt Esther. En daar houdt ze wel van. Aan de andere kant: werken bij een klein en wendbaar clubje heeft ook zijn charme. Vergeleken daarmee is de overheid log en star.
Terugblikkend constateert ze: “Samen de schouders zetten onder een heel concreet doel, dat lag me wel.” Vooral vanwege de missie van INLIA. “Dat doet wat, zo’n missie waar je samen voor gaat: ‘de straat is niet de oplossing’. En ook de waardering van de gasten en de achterban, dat zijn toch echt krachten die je optillen, die je drijven. Het is fijn als de mensen dat weten.”
Ook bij de rechtbank is er een gezamenlijk doel, al is het abstracter: rechtvaardigheid bevorderen, recht doen, de samenleving dienen. “Eigenlijk zijn dat ‘hoog over’ dezelfde doelen”, bedenkt ze. Het tovert een glimlach op haar gezicht.
De stichting INLIA is in 1988 opgericht als dienstverlenende organisatie voor geloofsgemeenschappen die het Charter van Groningen ondertekenden. Deze gemeenschappen kozen en kiezen daarmee partij voor vluchtelingen en asielzoekers in nood.