In Japanse vechtsporten leer je door intensieve training ‘met je lichaam’ denken. Voorbij het ik: ‘waar geen wil is, is een weg’. Deze martiale uitgangspunten werken door in de Japanse cultuur en filosofie. Dit oosterse denken staat haaks op de ideeën van de westerse verlichting, maar kent verrassende raakpunten met de moderne Franse filosofie. Aan de hand van deze tegenstellingen en dwarsverbanden maakt Oosterling de Japanse filosofie toegankelijk en begrijpelijk voor de westerse lezer.
Vorig jaar interviewde Nieuwwij.nl Oosterling in het kader van een serie over superdiversiteit. Dit interview werd vele duizenden keren gelezen. Hieronder vindt u de tekst van dit interview.
___
De grote steden van Nederland zijn veranderd in een superdiverse samenleving. Mensen van verschillende etnische, culturele en religieuze achtergronden leven en werken samen. Welk gereedschap bieden filosofen ons om met al deze verschillen om te gaan. In aflevering één een gesprek met Henk Oosterling (63). Ooit kendokampioen en ruim 30 jaar als universitair hoofddocent filosofie verbonden aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In 2004 startte hij Rotterdam Vakmanstad. Een stichting die op basisscholen lessen in judo, filosofie, koken, ecologie en tuinieren verzorgt met als doel kinderen een actieve houding aan te leren.
Wat houdt Vakmanstad in?
“Het is een initiatief dat geboren is uit een lezing die ik in 2004 heb gegeven over de stad Rotterdam. Daarin geef ik een analyse van waarom het toen zo’n zooitje was in de stad. Na de aanslagen in 2001 en de moord op Pim Fortuyn was iedereen behoorlijk onthutst. Plotseling viel het onaangepaste gedrag van veel mensen op. Vooral van Marokkaanse jongens. De grote vragen waren: Hoe kan het dat in Rotterdam zoveel problemen zijn? En waarom is er onder die groep zo’n immense werkloosheid terwijl er wel werk is? Ik denk dat dit komt omdat we geëvolueerd zijn van arbeidersstad naar cultuurstad. De haven is uit de stad verdwenen. Kids hebben door de digitalisering het idee dat ze met een vingerklik al enorm rijk kunnen worden. Ze hebben geen zin meer in vuile handen en slecht betaald werk. In mijn lezing heb ik dit overgangsbeeld en een oplossingsperspectief geschetst. We moeten in Rotterdam een duurzaam 21ste eeuws vakmanschap ontwikkelen. Binnen de hele onderwijskolom zodat er bij jongeren weer een beroepsambitie ontstaat.”
Wat is de visie van Vakmanstad?
“Om het wat gechargeerd te zeggen: het individu is een achterhaald begrip. Mensen in onze samenleving zijn niet autonoom. Ze zijn knooppunten in netwerken: relationeel autonoom. Als je mensen wilt ondersteunen, zul je hun netwerken moeten versterken. En je zult ze skills moeten aanleren om adequaat daarin te handelen. De kinderen die nu op de basisschool zitten, hebben later een baan nodig. Maar die baan zal er totaal anders uitzien dan wij ons nu kunnen voorstellen. De Turkse en Marokkaanse cultuur kennen elk hun eigen manier van elkaar ondersteunen. Maar ouders uit de wijken waar wij werken, met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, hebben vaak minder gelaagde sociale netwerken en minder voeling met culturele netwerken die voor kinderen belangrijk gaan worden in de Nederlandse samenleving. Het gaat vaak om heel simpele dingen. Het betekent bijvoorbeeld dat mensen uit andere culturen niet zo gewend zijn kinderen voor te lezen of met ze te spelen. Hun pedagogische focus is anders, net als hun diëten. In de wijken waar wij werken leeft soms dertig procent onder de armoedegrens. Daar geldt een andere survival dan die wij erop nahouden. Er zijn grote verschillen.”
Hoe versterken jullie die netwerken?
“Wij brengen kinderen in aanraking met activiteiten die hun algehele welzijn versterken: bewegen, goed eten, weten waar voedsel vandaan komt, dat zelf verbouwen, filosoferen, ecologie-lessen en vredeslessen. Zodat ze snappen dat tomaten ergens geteeld worden en niet zo maar uit de hemel vallen. Ze moeten begrijpen dat ze onderdeel zijn van cirkels met ‘feedbackloops’. Namelijk dat ze zelf verantwoordelijk kunnen zijn voor wat ze doen en dat hun gedrag effect heeft op anderen. Ze krijgen leermeesters. Mensen uit het bedrijfsleven, de judoleraar, de filosofieleraar, techniekleraren en dansleraren. Allemaal personen uit en met hele andere netwerken waar zij dan ook (ingebracht worden)/mee in aanraking komen.”
U gebruikt in dit verband vaak een Japans woord, ma. Wat betekent dat?
“Ik ben altijd veel met martial arts, Japanse vechtkunsten, bezig geweest. Ik ben geïnteresseerd in de Japanse cultuur en in mijn academische publicaties schrijf ik daar ook over.
Ma gaat over de relaties tussen dingen en mensen, over de tijd en ruimte tussen mensen die mensen een plek geven. Het ma-begrip zegt dat er niet zoiets bestaat als absolute ruimte en absolute tijd, zoals in de westerse filosofie. Maar dat er context gebonden relaties zijn die altijd concreet worden. Iedere situatie veronderstelt een eigen manier van handelen. De Japanse samenleving is heel formeel. Veel buigingen en gedragscodes. Dat zijn vormen die de ma structureren zodat mensen niet steeds weer opnieuw die moeilijke afwegingen maken over hoe ze zich moeten gedragen. Dat heeft wat mechanisch.
Maar wij hebben dat ook, al herkennen we dat niet. Het is voor mij een manier om na te denken over wat een individu is in een context. Die concrete vormen van omgang, van wat er tussen mensen zit noemen we tegenwoordig: media. Hoe onderhouden mensen hun relaties, en kun je die versterken? We leven eigenlijk in een virtuele wereld. Alles gaat via de smartphone of de computer. Door de digitalisering kunnen kinderen dingen doen die ze daarvoor niet konden, op plaatsen komen die vroeger onbereikbaar waren. Maar ook invloed uitoefenen op andere kinderen, zoals pesten via de smartphone. We zullen moeten snappen wat media precies met ons doen. We moeten mediawijs worden om te snappen wat de invloed van snelheid op ons is. De games die je speelt. Daar heb je een hele andere ervaring van tijd en ruimte voor nodig. Bij Vakmanstad leren kinderen de skills, vaardigheden die ze hierbij nodig hebben. Ze leren programmeren, tv maken. Wat we doen is kinderen van een passief-consumerende naar een actief-producerende houding brengen.”
Hoe vergroot je de onderlinge betrokkenheid van mensen?
“De onderlinge betrokkenheid ligt op het niveau van het verlangen van mensen. Dat betekent dat je kinderen moet laten ontdekken wat ze precies willen, wat ze kunnen en ze laten ervaren dat daar altijd anderen voor nodig zijn. Samenwerken is de crux.
Ik denk dat als je betrokkenheid wilt creëren, dat luisteren dan het eerste is wat je moet doen. Als je niet luistert, kun je geen contact maken. Tijdens de filosofielessen van Vakmanstad leren ze daarom na het luisteren ook samen te vatten wat de ander gezegd heeft.”
Welke filosoof inspireert u het meest bij het nadenken over de samenleving?
“De denkers die schuilgaan achter Vakmanstad zijn onder meer Michel Foucault, Gilles Deleuze en Félix Guattari. Michel Foucault bekritiseert het subject. Hij laat zien dat een individu niet autonoom is maar het resultaat van disciplineringsprocessen. Deleuze en Guattari beschrijven hoe het verlangen van mensen het resultaat is van krachten die op alle niveaus op mensen inwerken. Lokaal en globaal, in het hier en nu en vanuit de rest van de wereld op ieder moment. En hoe je dat verlangen weer terugbrengt tot een schaal waarop je weer ‘greep’ op je omgeving en op jezelf krijgt.”
In Rotterdam is al geen autochtone meerderheid meer dus u leeft te midden van diversiteit. Hoe heeft dat u denken beïnvloed?
“Ik ben geboren in Rotterdam. De bevolking was toen nog zo wit als wat. In de zeventiger jaren heb ik in buurthuizen taalmethodes ontwikkeld voor gastarbeiders en soortgelijke onderwijsprojecten gedaan die ik nu doe. Die mensen waren de grootouders van de kinderen waarmee ik nu werk. Ik heb de stad geleidelijk zien veranderen en ben mede daardoor gevormd.
Ik zag de bevolking langzaam diverser worden. Ik zag ook dat sommige mensen bij elkaar gaan klitten. Dat bepaalde zaken verharden en er conflicten ontstaan. Op een geven moment pakte de samenleving die problemen op. Dat lukte niet helemaal en dat heet dan multiculturaliteit. Het is een proces waar wij in de negentiger jaren doorheen gegaan zijn.
We gebruiken nog steeds de term multicultureel maar daar is absoluut geen sprake meer van. De samenleving is inmiddels superdivers, of intercultureel zoals ik dat noem. Het gaat allang niet meer om de verschillende etniciteiten en culturen naast elkaar – In Rotterdam heb je er minstens 175. Het gaat om de relaties tussen die culturen. Als je een willekeurig ventje of meisje van straat pikt, dan zitten daar vijf verschillende culturen in.
Door de digitalisering en de globalisering is multiculturaliteit in de negentiger jaren overgaan in interculturaliteit. Wij leven in een interculturele samenleving. Dat betekent dat ook in mij een hoop van die verschillende elementen zitten. En dat gaat verder dan wereldmuziek en fusion cooking. Bovendien heb ik me ook altijd academisch en via de vechtsport beziggehouden met oosterse en moslimculturen, uit Japan en China, maar ook en vooral uit Turkije. Ik ben wel Rotterdammer maar ik besef volledig dat deze stad niet het Rotterdam van mijn vader is. En ik vind het ook goed dat dat zo is en dat de stad is verkleurd.”
Die diversiteit wekt ook weerstand en onzekerheid op. Hoe moeten mensen hiermee omgaan?
“De diversiteit als zodanig wekt geen weerstand op. De onzekerheid en onvoorspelbaarheid van het gedrag van anderen roept dat op. Dat komt omdat wij ons niet in dat andere gedrag verdiepen. We verbinden ons er niet mee. We zijn er niet in geïnteresseerd.
Op het moment dat je met Turken en Marokkanen in een straat woont of als het je collega’s zijn, dan zijn dat gewoon mensen die je kent en met wie je werkt. Veel van die mensen wonen hier al meer dan dertig jaar. Ik denk dat de vanzelfsprekendheid van het samenleven geblokkeerd wordt door een aantal nogal populistische ideeën over een paar achterhaalde gedragspatronen.
Mensen verstarren en willen niets met andere groepen te maken hebben. Die onzekerheid heeft vaak te maken met het gebrek aan in interesse in wat we dan maar vreemd noemen. Ik geloof wel dat dit een menselijke aandrift is. Maar het is even menselijk om nieuwsgierig te zijn.”
Dus door interesse in de ander voorkom je wij/zij-denken?
“Ja, je moet echt geloven dat de interesse in mensen jou een veel sterkere positie geeft. Dat delen meer is dan de helft overhouden. Dat betekent dat je op een open manier situaties tegemoet durft te treden. Met het vertrouwen dat je daar altijd iets van leert.”
Wat is voor u de meest urgente vraag van deze tijd?
“Dat is een ecosofische vraag: Hoe komen wij binnen afzienbare tijd tot een levenshouding waarin wij echt verantwoording nemen voor de manier waarop wij met anderen en deze aarde omgaan?”
Want dat gaat niet goed?
“Nee, we hadden hier twintig jaar geleden al mee moeten beginnen. En dan heb ik het over het milieu maar ook over de integratie van mensen in de samenleving.
Het lijkt erop dat we met de nieuwe golf politieke, economische en voor een deel ook ecologische vluchtelingen weer dezelfde fouten maken als in de zestiger en zeventiger jaren met de Turken en Marokkanen. We stoppen ze weg. We denken dat ze weer weggaan. Maar mooi niet hoor, dat gaat niet gebeuren. Van die ervaring mogen we wel wat leren. Dat lijkt me heel verstandig.”
Wat mist u in het maatschappelijk debat over samenleven?
“Er zijn een aantal misvattingen die hardnekkig zijn. Ten eerste praten we nog steeds in termen van multiculturaliteit. Ten tweede hebben we zo’n beperkte opvatting van duurzaamheid dat we niet snappen dat duurzaamheid niet alleen fysieke, maar ook mentale en sociale aspecten heeft. En ten derde de haast neurotische fixatie op cognitieve ontwikkeling in het onderwijs. Juist een brede culturele en sociale ontwikkeling geeft kinderen de mogelijkheid om iets met die cognitieve ontwikkeling te doen. Al zie ik wel dat er op dit gebied veranderingen gaande zijn.”
Als u een advies aan burgemeester Aboutaleb zou moeten geven over een leefbare stad. Hoe zou dat advies eruit zien?
“Kijk, ik denk dat Aboutaleb wel goed inziet welke problemen er spelen. Hij komt ook uit het Rifgebergte. Het gebied waar al die knaapjes vandaan komen. Hij weet veel van het Nederlandse overheidsapparaat en dus ook van de Nederlandse mentaliteit.
Het probleem is dat Aboutaleb alleen maar burgemeester is. Hij heeft niet zoveel direct in de melk te brokkelen. Alhoewel hij natuurlijk wel een enorme invloed kan uitoefenen.
Hij zou een aantal directies van zijn gemeentelijke apparaat een keertje echt serieus moeten laten samenwerken. Als je de afdeling volksgezondheid, de GGD, bijvoorbeeld koppelt aan Onderwijs. Dan kan die obesitas bij kids in de wijken veel directer worden aangepakt. Terwijl we nu vergeefs wachten tot ze ervan afkomen. Pas als ze te dik zijn, komt de GGD met zijn strategieën. Maar ook Werk en Inkomen kan met Onderwijs samenwerken. Het gaat er om de verkokering op alle schalen te doorbreken en feedbackmechanismes in te bouwen.
Alles hangt met alles samen. Een individu is een knooppunt in een netwerk. Dat betekent niet dat niks meer apart komt te staan. Individuen verdwijnen niet. Ze komen op een ander vlak terug, maar dan wel op zo’n manier dat ze begrijpen dat ze in allerlei netwerken of velden, verschillende posities innemen. De grote truc van het leven, en dat heet levensstijl, is om deze bij elkaar te brengen. Zodat jij een samenhangend idee van jezelf krijgt en je dit aan anderen kunt presenteren, waardoor mensen weer in wederkerigheid verantwoordelijk voor elkaar willen zijn. Dat je aangesloten bent op wat je doet. Dat heet samenleven.”
Welke wijsheid wenst u ons toe?
“Mediawijsheid en ecowijsheid. Mediawijsheid omdat wij moeten inzien dat er na de Verlichting nog een Verlichting moet komen: een mediale Verlichting, waarin we onze verhouding tot de media opnieuw moeten vaststellen. En media zijn niet alleen maar digitale of sociale media. Een auto is ook een medium, net als een antidepressivum of een plofkip. We zullen opnieuw moeten nagaan of onze bestaansmiddelen, transport-, genees- en communicatiemiddelen, wel adequaat gebruikt worden. En of het niet zo is dat zij ons gebruiken, dat zij de macht over ons hebben. Ecowijsheid is vervolgens het besef dat we onderdeel zijn van de samenhang van die dingen. En dat ons gedrag hierop van invloed is. Dat we inzien dat er niet zoiets is als een slagboom waarachter de wereld ophoudt. Alles is met alles verbonden. De crisis waar we nu doorheen gaan is daar een uitdrukking van. Maar we hebben geen concepten om na te denken over dat wat na de crisis komt, met het gevolg dat we in herhaling vallen.”