Kun je iets vertellen over dit project?
“Het project ‘Ouderdom komt met vragen’ is een project met de focus op ouderen met een migratieachtergrond. We kregen veel signalen van de eerste generatie gastarbeiders die soms de boot mist, met name door de taalbarrière. Als je de taal niet beheerst, dan is de kans groot dat je bepaalde regels en wetgeving niet kent. Deze groep weet ook niet de weg in de digitale wereld. Veel ouderen die gepensioneerd zijn en daardoor in een vrijetijdsgat vallen zonder echte activiteiten, lopen het risico om geïsoleerd te raken. We proberen voor deze mensen, waar het gaat om zingevings- en levensvragen, van betekenis te zijn.
Dit project is ook gerelateerd aan thema’s zoals dementie, diabetes, vrijetijdsbesteding en eenzaamheid. Informatiebijeenkomsten houden we veelal in moskeeën, want dat is de enige plek die de eerste generatie heeft. Tussen thuis en de moskee is er verder voor hen niet zoveel. De moskee is in die zin een vindplaats van ouderen.
Ik ben schrijnende situaties tegengekomen. Bijvoorbeeld een tachtigjarige vrouw die hier veertig jaar woont en altijd binnen is gebleven; ze spreekt geen Nederlands, haar man is overleden en ze woont alleen. De oudste van zes kinderen komt haar een keer per maand bezoeken. Ik ben geschrokken van hoe ze leefde, want vanuit de cultuur wordt ervan uitgegaan dat de kinderen voor hun ouders zorgen. Een andere vrouw die aan het dementeren is en ook alleen woont, weet niet van de WMO-ondersteuning. Ik heb contact opgenomen met het wijkteam en zodoende is er professionele hulp geregeld, naast de bezoeken van onze vrijwilliger. De eerste vraag draait vaak om praktische zaken.”
Hoe kom je dan op die diepere laag?
“In eerste instantie heb ik alleen maar naar deze mevrouw geluisterd. Ze wilde echt vertellen en barstte soms in huilen uit. Op zich is dat al een verdieping. Met zo’n gesprek heb je al veel gedaan en in beweging gezet. De praktische zaken moeten eerst op orde zijn, dan komt er rust en ruimte om verder te praten.”
Als je dan uiteindelijk toekomt aan zingevings- en levensvragen, wat zijn dan de vragen die hen bezighouden?
“Het zijn vragen die te maken hebben met hun immigratie, met de cultuur. Veel ouderen zijn teleurgesteld in hun kinderen. Ze zeggen dat ze hun hele leven hard voor ze gewerkt hebben en zich nu in de steek gelaten voelen. Of ze hebben vragen richting de Nederlandse samenleving. Ze zeggen: ‘Ik ben hier naar toe gekomen in de jaren zestig, ik heb hard gewerkt en het vieze werk gedaan, nu ben ik oud geworden en kan ik niet veel meer, maar er wordt van mij verwacht dat ik de Nederlandse taal beheers en participeer; ik moet dingen gaan doen die ik niet kan’. Ze hebben vaak geen hobby’s en vragen zich af wat ze nog waard zijn in deze wereld. Wij proberen het gesprek aan te gaan met deze ouderen, want soms is er geen begrip voor de werkende kinderen, die getrouwd zijn, een eigen gezin hebben en daardoor hen niet dagelijks kunnen bezoeken. Ik probeer hen dan het beeld te schetsen dat hun kinderen graag elke dag bij hen willen komen, maar dat ze dat niet voor elkaar krijgen.
Tegelijkertijd vertellen ze graag over hun wortels, over hoe ze vroeger leefden. De gedachte dat ze ooit terug zullen gaan naar het land van herkomst is altijd aanwezig bij immigranten. Maar al zouden ze teruggaan, toch houden ze een gespleten gevoel, want ze hebben hier gewerkt, hun kinderen en kleinkinderen zijn hier. Dan laten ze dus de geschiedenis van hun leven hier achter.”
Hoe kunnen jullie hen helpen om met deze teleurstellingen om te gaan?
“Wij proberen aan te geven wat realistisch is, want er is een verschil tussen het ideale beeld en de realiteit. We proberen daar wat inzicht in te geven. En ook aan te geven dat de tijd veranderd is. Op de voorzieningen in Nederland wordt bezuinigd, dus er wordt van hen verwacht dat ze dingen zelf gaan doen. Daar moeten zij zich bewuster van worden. Teruggaan naar het land van herkomst is niet altijd realistisch. We stimuleren hen om deel te nemen aan activiteiten. Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst werd er gevraagd om een mogelijkheid om te sporten en of de gemeente Rotterdam een ruimte zou kunnen regelen. Toen hebben wij hen uitgenodigd om eerst te kijken wat ze zelf zouden kunnen doen. Uit deze discussie is het initiatief van een wandelgroep ontstaan. Zo proberen we de mensen te stimuleren om zelfredzaam te worden.”
Heeft het met de cultuur te maken dat ze vinden dat ze verzorgd moeten worden?
“Ja, ze zeggen dat ze te oud zijn om te leren. Ze zien daar het nut niet van in. Veel ouderen leven nog in het patroon van de jaren zestig van het land van herkomst en zijn niet meegegroeid. Zij zijn niet afgestemd op de huidige samenleving.
De migrantenouderen moeten accepteren dat ze in Nederland zijn en bedenken wat ze in deze levensperiode kunnen betekenen.
Veel autochtone Nederlanders hebben een overvolle agenda na hun pensionering. Zij doen vrijwilligerswerk met passie en enthousiasme, daar haal ik veel inspiratie uit. Dat probeer ik te delen met de migrantenouderen. Ik probeer ze uit hun slachtofferrol te halen en hen er van te overtuigen dat zij ook vrijwilligerswerk kunnen doen. Het verschil zit in de motivatie en de wil om iets te doen. Zolang je alleen naar de ander wijst en zegt dat ze niets voor je doen, dan gebeurt er niets. In Nederland is alles tot in de puntjes geregeld. Als je de regels niet kent, dan mis je een heleboel.
De eerste generatie kampt ook met een financiële achterstand. De meeste voormalig gastarbeiders hebben een gering bedrijfspensioen of helemaal niet. Om in aanmerking te komen voor een volledige AOW moet je vijftig jaar onafgebroken in Nederland leven. Ze kunnen wel een aanvulling aanvragen, maar dat vraagt allerlei eisen waaraan ze niet kunnen voldoen. Veel activiteiten kosten geld en dat hebben ze niet.”
Waaraan ontleent de migrantenoudere dan betekenis aan zijn leven?
“Veel ouderen zijn trots op hun leven en dat geeft zin. Mijn vader is in de jaren zestig naar Nederland gekomen en heeft bij verschillende bedrijven gewerkt. Als ik hem hoor vertellen over zijn tijd in Nederland, dan schetst hij enthousiast wat hij allemaal heeft meegemaakt. Hij probeert ook de vergelijking te maken met Marokko, hoe zwaar het daar was, en zijn tijd in Nederland. Hij is nu met pensioen en brengt veel tijd door in zijn moestuin, waar hij ook andere ouderen ontmoet. Ik heb het gevoel dat hij veel heeft betekend voor de samenleving, middels zijn baan natuurlijk, maar hij heeft ook zes kinderen grootgebracht, die zijn allemaal goed terechtgekomen.”
Hoe gaat men om met het levenseinde of de weg daar naar toe?
“Over de dood wil men niet spreken. Men zegt: ik zie het wel als het zover is. Dat heeft te maken met angst, maar daarbij willen de mensen geen slecht nieuws horen. De gedachte bij kanker is dat het een doodsverklaring is. Het zijn vaak maar een paar mensen in de nabije omgeving die weten dat iemand ernstig ziek is. De geestelijk verzorger speelt een belangrijke rol om de mensen dichterbij de realiteit te brengen. Verlies en rouw zijn evenzeer een taboe. Verlies wordt niet verwerkt, omdat er niet over gepraat wordt. Dat heeft niets met het geloof te maken, dat is cultureel bepaald. Men vindt dat het verwerken van verlies vanzelfsprekend gaat, daarover hoef je niet te praten.”
Welke rol speelt religie dan?
“Dat wij geboren worden, leven en doodgaan, dat moeten we eigenlijk normaal vinden. De religie adviseert om niet te somberen over iemand die overlijdt, maar dat men verder gaat met het leven, degene die overleden is het goede wenst en terugdenkt aan wat die persoon aan goede dingen in zijn leven heeft gedaan. Mensen hebben wel steun aan hun geloof, maar op het moment dat iemand een dierbare heeft verloren, is de emotie zo sterk dat geloof geen invloed meer heeft. Geestelijke zorg is er wel, maar voornamelijk binnen de zorginstellingen. In de moskee wordt er over van alles en nog wat gesproken, maar niet specifiek over dit soort thema’s. Mensen stappen niet gemakkelijk naar een imam om dit soort dingen te bespreken. De vrijwilligers in dit project proberen er wel over te praten.”
Zie je in de beleving van de ouderdom verschillen tussen de islamitische groeperingen?
“Ja. De Turkse gemeenschap loopt daarin vooruit. Er zijn voor de Turkse groepen seniorenwoningencomplexen waarin ze bij elkaar komen en waar allerlei faciliteiten zijn. De Turken helpen elkaar en luisteren naar elkaar, ze leven in een wij-cultuur. Marokkanen zijn individualistischer, daar is weinig geregeld. Zij hebben geen sterke organisatie die hen bij elkaar brengt. Bij hen leeft nog heel sterk de gedachte dat je voor je ouders moet zorgen. Surinaamse en Indonesische moslims zijn soms ook teleurgesteld in hun kinderen, maar hebben begrip voor hun leven. Die hebben die omslag wel gemaakt.”
Wat valt er te winnen?
“De migrantenouderen moeten accepteren dat ze in Nederland zijn en bedenken wat ze in deze levensperiode kunnen betekenen. Als ze daarin geloven, dan zijn ze in staat om te praten over onderwerpen die van belang zijn. Wij willen de verborgen talenten zichtbaar maken en benutten. In bewustwording en zelfreflectie valt veel winst te halen. De Nederlandse cultuur is zo dat als je niets zegt, niemand weet dat je iets nodig hebt.”
Wat zie je voor moois in hoe mensen oud worden?
“Ondanks alle bezuinigingen is de zorg voor ouderen in Nederland goed geregeld. Het project Ouderdom Komt met Vragen houdt zich bezig met de ondersteuning van ouderen waar het gaat om zingeving en levensvragen, maar ook om de weg te wijzen naar bestaande voorzieningen en mogelijkheden. Mensen zijn, ondanks de beperkende factoren, blij en tevreden dat ze in Nederland zijn. Velen zeggen dat ze altijd goed zijn opgevangen en nauwelijks zijn gediscrimineerd. Zij zeggen: ‘Waarom zouden we klagen? We hebben dezelfde rechten en plichten als iedere Nederlander, we hebben onze gebedshuizen hier kunnen creëren en ons geloof in alle vrijheid kunnen belijden.’”
In een serie van drie artikelen vraagt Nieuw Wij zich af hoe men in de moslim-, de joodse en de hindoegemeenschap omgaat met ouderdom en levenseinde.