Aida werd in 1964 geboren in voormalig Joegoslavië, in wat toen nog Bosanski Novi heette, een provinciestadje in West Bosnië. Tegenwoordig woont ze in het Limburgse Brunssum, waar ze na haar asielperiode terecht kwam. Haar man heeft daar een eigen bedrijf, een fabriek waar hij designmeubelen maakt. Ze hebben twee volwassen kinderen en een kleinkind. Zelf is ze bezig met een re-integratietraject nadat ze jaren ziek was als gevolg van ernstige pesterijen op haar werk. Ze werkte als productiecalculator, een beroep dat ze in voormalig Joegoslavië al uitoefende, eerst bij een Amerikaans bedrijf en daarna bij een Nederlandse firma. Naast haar werk had ze een cateringbedrijf waarvoor ze in de weekenden stad en land afreisde en heel veel leuke mensen ontmoette. Ook was Aida vier jaar vicevoorzitter van het Platform BiH, een platform voor organisaties van burgers uit Bosnië-Herzegovina in Nederland.
Bosanski Novi werd later door de Servische regering omgedoopt tot Novi Grad, wat nieuwe stad betekent. Maar het is een oude stad die door de Turken gebouwd is. De familie van de moeder van Aida was een van de eerste families die daar terecht kwam. Van oorsprong waren ze katholiek maar tijdens het Ottomaanse rijk zijn ze bekeerd tot de Islam. De familie van haar moeder was erg rijk en bezat veel dorpen in de omgeving. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de regering van Tito die grond geconfisqueerd. Iets wat Aida niet betreurt. Ze vindt het eigenlijk wel rechtvaardig. In Bosanski Novi ging ze naar de lagere en de middelbare school. Daarna werkte ze als productiecalculator in de plaatselijke meubelfabriek.
Mooie jeugdherinneringen
Het was een prachtige tijd, vertelt ze. Iedereen had werk, of in de meubelfabriek, of in de textielfabriek en je had veel vrijheid. De periode tussen haar 18e en haar 22ste is in haar herinnering de meest vrije periode van haar leven. “Je kon samen met vrienden zijn, de hele nacht gitaar spelen, drinken, eten en niemand die de politie belde om te klagen dat je de nachtrust verstoorde. Je kon slapen op een bankje in het park of wildkamperen en zwemmen in de rivier.” Ze hadden drie maanden vakantie in de zomer en dat waren echt prachtige maanden. Soms hoort Aida mensen zeggen dat Tito een dictator was, maar in haar beleving was dat absoluut niet zo. Ja, hij was wel een soort van stevige vuist, maar dat was ook nodig, als je ziet wat er na zijn dood gebeurd is, hoe Joegoslavië uit elkaar is gevallen en in allerlei onderlinge oorlogen verzeild is geraakt. Dat betekent overigens niet dat ze zou willen dat Joegoslavië weer een geheel werd. Want waarom heeft er dan zoveel bloed moeten vloeien? Op zich is ze best tevreden met het feit dat Bosnië bestaat, al zou de overheid daar wel beter moeten functioneren.
Onvrije periode
Hoewel ze daarna ook het nodige heeft meegemaakt in haar leven, heeft ze de oorlog in Bosnië als de meest onvrije periode in haar leven ervaren. Ze kon als moslima absoluut niets en mocht niks zeggen. Haar schoonvader werd bijna doodgeslagen, de opa van haar man levend verbrand toen de buurman zijn huis in brand stak en ga zo maar door. In het begin werden ze tot op zekere hoogte met rust gelaten, omdat haar vader bepaalde connecties had. Maar later brak de hel los. Toen zijn ze samen met 17.000 andere inwoners onder bescherming van de VN gevlucht. Achteraf noemt ze die bescherming een vorm van etnische zuivering. Hoewel wat ze meemaakten niet te vergelijken is met wat er in steden als Prijedor en Srebrenica is gebeurd, heeft de oorlog diepe sporen achtergelaten bij Aida en haar man.
Niet uitgedaagd
In Nederland kwamen ze in een AZC in Zeewolde terecht en daarna in een AZC in Brunssum. Dat was in een voormalig klooster, Huize Tieder. Daar leefden ze met 220 mensen uit voormalig Joegoslavië. Aida zat er met haar man en twee kinderen. Na zestien maanden kregen ze een huis in Brunssum. In het AZC werd ze direct actief. Ze richtte een crèche op en ze nam deel aan de bewonersraad. “Ja”, zegt ze, “ik voel me altijd betrokken bij de maatschappij hier, maar dat ligt helemaal aan mij. De maatschappij heeft dat niet uitgelokt.” Daarmee bedoelt ze dat je wel Nederlands moet leren en moet gaan werken, maar dat niemand je vraagt naar je wortels, je achtergrond en je cultuur. En toen ze pas in Nederland was, voelde ze zich als een klein kind. Ze kende de taal niet, ze moest in feite opnieuw leren praten en leren hoe de maatschappij in elkaar zat. Daar kreeg je echt geen les in, dat moest je allemaal zelf uitzoeken. Het voelde alsof je als een klein schaapje tussen de wolven werd gegooid. Dat is voor sommige mensen echt een traumatische ervaring geweest, weet ze.
In Limburg is er überhaupt weinig interesse in andere culturen, merkt ze. Dat vindt Aida best zonde. Er zijn zoveel capabele mensen, met eigen verhalen en eigen ervaringen, daar kan je als maatschappij alleen maar van leren en van profiteren als je daarvoor open staat. Ja, wat dat betreft ziet ze een heel groot verschil met de samenleving boven de rivieren. In vergelijking met hoe de Bosniërs en mensen uit andere culturen daar leven, leven de Bosniërs in Parkstad maar een teruggetrokken leven. Het is echt moeilijk om tot de kleine gemeenschap in Brunssum door te dringen. Kijk, op zich kent iedereen haar en heeft ze een goede band met veel mensen, maar nogmaals, dat ligt vooral aan haar zelf. Ze heeft echt heel erg haar best gedaan om niet te assimileren of te integreren, maar om samen te leven. Thuis is ze Bosnisch, maar zodra ze naar buiten gaat is ze Nederlands. Dan denkt ze Nederlands en gedraagt ze zich als een Nederlander. Maar het blijft moeilijk om tot de gemeenschap door te dringen. Misschien heeft het er mee te maken dat de mensen in dit gebied lager opgeleid zijn. Hun vizier is smal, terwijl zij zichzelf meer een wereldburger voelt. Toch wil ze niet weg uit Brunssum. Haar beste vrienden zijn Nederlanders, die zou ze niet willen missen en ze woont hier ruim en rustig.
Blijven doorzetten
Op de vraag welk voorwerp voor haar symbool staat voor vrijheid, antwoordt ze dat ze niet echt een voorwerp kan bedenken. Voor haar is het leven op zich vrijheid. Dat je kan eten, de lucht kan inademen, met je gezin kunt zijn. Ja en natuurlijk schilderen, want dat geeft je de vrijheid om je emoties te uiten. Dat schilderen heeft ze opgepakt toen ze langdurig in therapie was bij een GGZ-instelling. Daar kwam ze terecht nadat ze jarenlang gepest was in het Nederlandse bedrijf waar ze werkte. Ze werkte keihard daar, maar werd systematisch gepest door een collega. Dat duurde maar liefst twaalf jaar. Toen de personeelsmanager vertrouwelijke informatie die ze had verteld doorspeelde aan de directie en de manager, kwam het moment van breken. Ze voelde zich totaal niet gesteund door het bedrijf. Hoewel de collega in kwestie altijd zeer negatief sprak over buitenlanders heeft ze niet het idee dat ze gepest werd vanwege het feit dat ze Bosnisch is. Die vrouw pestte veel meer mensen. Toen ze eenmaal in therapie was merkte ze pas hoe diep ze gevallen was. Ze lag tijden op de bank met de gordijnen dicht en kon niets meer verdragen. Dat ze het zo ver heeft laten komen betreurt ze achteraf erg. Maar ze heeft in haar leven nu eenmaal geleerd om door te zetten, altijd door te zetten.
Geduld hebben en schilderen
Haar man kampte jarenlang met een posttraumatisch stresssyndroom. Ze heeft hem altijd bijgestaan, met heel veel liefde en vooral veel geduld. Dan zat hij achter in de tuin in de winter, en als ze vroeg of hij kwam eten, zei hij, “ik kom straks.” “Je kunt hem niet dwingen”, dacht ze. “Hij heeft beloofd dat hij straks komt, dus dat zal hij wel doen.” Ondertussen ging het huishouden gewoon door en moesten de kinderen eten. Zo ging dat dagen aan een stuk. Na jaren zijn ze er samen uitgekomen. Het schilderen is niet alleen een manier om de emoties rond het gepest zijn en het jarenlang niet daarover durven praten te uiten. Het helpt ook om de gebeurtenissen uit het verleden een plek te geven en haarzelf beter te leren kennen. Ze heeft de afgelopen jaren echt heel veel over zichzelf geleerd, vertelt ze. Het is prachtig om met kleuren te werken. Als de schilderijen klaar zijn, geeft ze ze weg. Eentje voor haar kleinkind, eentje voor haar schoondochter, eentje voor iemand die in Servië woont en die een afbeelding van een schilderij van haar op sociale media zag. Ook het bidden dat ze vijf keer per dag doet, geeft haar rust. En het is ook een soort gymnastiek.
Vrijheid betekent heel veel voor Aida. “Het betekent dat je zo samen kunt eten, dat je met elkaar kan discussiëren en praten, dat we aanspraak kunnen maken op iets waarvan we denken: dat hoort bij ons. Dat we ons kunnen verplaatsen en reizen, dat we kunnen zingen, kunnen bidden.”
Maar er zijn toch ook wel beperkingen. Niet in de zin van dat je niet mag zeggen wat je denkt, maar doordat je in Nederland zo hard moet werken bijvoorbeeld. Je moet hard en vooral lang werken. Alles is hier ook zo duur. In Bosnië had iedereen een eigen huis, maar niemand had een hypotheek. Die huizen die bouwde je samen met de buren. Maar hier heb je een dikke vette hypotheek op je huis en als je die een maand of twee maanden niet betaalt, dan krijg je grote problemen. Dat wordt je huis onder de executiewaarde verkocht en dan kom je zelf op straat te staan en moet je in de schuldsanering. Ze weet er alles van, want ze begeleidt in haar vrije tijd mensen die in dat soort problemen zitten. Door al dat harde werken heb je weinig tijd voor je kinderen, voor je naasten, voor je familie.
Ook democratie is een gevoelig onderwerp voor Aida. Want er zit maar een heel dun lijntje tussen democratie en pesterijen. Je mag wel alles zeggen, dat is democratie, maar betekent dat ook dat je mensen mag beledigen? Dat is echt een dunne scheidslijn. Naar haar idee was er vroeger in Joegoslavië meer democratie dan hier nu. Wat heb je eraan als het is toegestaan om mensen te beledigen op basis van hun godsdienst, hun huidskleur of overtuigingen? Misschien mag het formeel niet, maar het gebeurt volop en niemand wordt ervoor veroordeeld. Als moslima merkt ze dat echt. En hetzelfde gebeurt op de werkvloer, wat er allemaal over buitenlanders wordt gezegd is echt vreselijk. Natuurlijk is ze blij dat ze hier haar mening mag geven, alleen is het wel jammer dat niemand je ooit naar je mening vraagt.
Oorlogsslachtoffers herdenken
Het is belangrijk om terug te kijken naar het verleden, te zien wat er is misgegaan en daarvan te leren. Dat moet echt gebeuren, vindt ze. Dat is wat betreft Bosnië best moeilijk. Er is daar zo gigantisch veel gebeurd. Met Platform BiH hebben ze wel allerlei herdenkingen georganiseerd. De Srebrenica herdenking, natuurlijk, maar ook herdenkingen voor slachtoffers uit andere gebieden. Want je moet oppassen dat je niet alleen maar over slachtoffers uit één expliciete groep praat en daarmee de anderen vergeet. Er zijn ook slachtoffers in Prijedor en in andere plaatsen gevallen. Er zou eigenlijk een echte nationale herdenkingsdag moeten komen. Daar zou ze echt graag aan willen werken. Misschien is het mogelijk, als de Nederlandse regering daartoe een initiatief neemt. “Ja, dan”, redeneert ze verder, “zou het beter zijn als het een internationale herdenkingsdag wordt, voor alle oorlogsslachtoffers.” Dat is ook belangrijk vanuit het perspectief van de huidige herdenking op 4 mei. Want het aantal mensen dat de Tweede Wereldoorlog nog heeft meegemaakt, wordt snel minder. Op zo’n dag, gaat ze verder, die als een hele mooie gebeurtenis georganiseerd zou moeten worden, moeten beslist ook verhalen verteld worden. Van mensen die het hebben meegemaakt en van nabestaanden. “En misschien kun je ook met elkaar een beeld maken, iets dat daar altijd blijft staan en dat mensen die langskomen daar een bloemetje kunnen neerleggen en een kaarsje kunnen aansteken, of kunnen bidden, zoals wij dat in de islam doen.” Als de mensen zelf zo’n beeld mee helpen maken dan zijn ze er ook meer bij betrokken.
Zelf kijkt ze op 4 mei altijd naar de Dodenherdenking op de televisie. En dan moet ze huilen, want ze is gevoelig door alles wat ze zelf heeft meegemaakt. Dat blijft altijd, of het nu gaat om de Tweede Wereldoorlog, of om andere slachtoffers. Je staat altijd stil bij de slachtoffers en voelt mee met de nabestaanden. Ja en dan denkt ze vanzelfsprekend ook aan Bosnië.
Verhalen vertellen
En het is echt belangrijk om verhalen te vertellen. Persoonlijke verhalen van mensen, over wat ze hebben meegemaakt. Dat kan het alleen maar mooier maken, hoe zwaar die verhalen ook zijn, hoe verdrietig ook. “Dan weet je, die persoon heeft dat meegemaakt en die staat toch hier, die heeft dat overleefd. Anderen helaas niet, maar hij of zij wel.” In Bosnië zelf zo’n dag organiseren wordt heel erg moeilijk, denkt ze. Bosnië is een kleurrijk tapijt waar niks functioneert. Alle kleuren zijn in disbalans. Iedereen veroordeelt elkaar op grond van zijn of haar veronderstelde afkomst. “Als ik bijvoorbeeld Bosnisch ben, moslima ben, dan word ik veroordeeld door iemand die Servisch of Kroatisch is. Een Serviër wordt veroordeeld door een Bosnische moslim of door een Kroaat, of andersom.” Door het sterk aanwezige nationalisme is het niet mogelijk zo’n dag te organiseren, concludeert ze.
Ja zo’n dag is echt belangrijk vindt ze en die kan in ieder land op eigen wijze worden georganiseerd. Maar als veel landen dat doen, dan volgen andere misschien ook. Als je niks vertelt, dan word je vergeten en dan heb je geen geschiedenis. Verhalen kunnen ook helpen bij de verzoening, om vrede met jezelf en met je vijanden te kunnen sluiten. Het is echt belangrijk om je verhaal te kunnen vertellen. Dat weet ze uit eigen ervaring. Als je dat doet ga je echt vooruit. Ook vergeven is belangrijk. Om vrede te sluiten met mensen die vroeger je vijanden waren, moet je ze kunnen vergeven. En dat is niet gemakkelijk. Van haar geloof mag je mensen niet haten. Maar door alles wat er is gebeurd, is dat best ingewikkeld en zwaar. De emoties zitten diep. Maar toch heb je als mens de keuze of je vergeven wilt, of dat je gewoon verder leeft zonder dat te doen, en dus feitelijk met haat leeft. Het is moeilijk, maar vergeven moet, het maakt je uiteindelijk tot een beter mens.
Aida Kasum werkte mee aan het onderzoek ‘Vrijheid is een groot begrip‘, uitgevoerd door Stichting BMP in opdracht van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.