Hoe ben je in dit dominicanenklooster verzeild geraakt?

“Het is puur toeval dat ik deze plek leerde kennen. Twaalf jaar geleden was ik nog werkzaam als organisatieadviseur. Na een dag in Nijmegen te hebben gewerkt, besloot ik eens binnendoor naar huis te rijden. Ik kwam door Huissen heen. Van het hele plaatsje had ik nog nooit gehoord. Laat staan dat ik wist dat er een klooster is. Maar toen ik door Huissen reed, zag ik de richtingaanwijzer met daarop ‘klooster’. Ik volgde het bordje en niet veel later draaide ik de parkeerplaats op. Ik liep hier naar binnen en werd geraakt. Ik vond het een weldadige plek.

Vervolgens ben ik vaker gekomen. Ik nam deel aan Noveen, een groep managers die negen keer per jaar in dit klooster bijeenkomt voor een bezinningsetmaal, werd actief in het bestuur, deed wat kleine klusjes en ben er zo eigenlijk ingerold.

Pas later heb ik eigenlijk ontdekt wat het betekent dat dit een dominicaans klooster is.”

Wat maakt deze plek volgens jou tot een dominicaanse plek?

“Dat iedereen hier mag zijn wie hij is. We staan hier midden in de maatschappij. In het centrum hebben we gewone arbeidsplaatsen, maar ook werkervaringsplaatsen en plek voor vrijwilligers. Zo bieden we werk aan iedereen, ook aan eenzamen en mensen die verslaafd zijn geweest en daardoor een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. We geven hen zo een steuntje in de rug.

In het centrum verwelkomen we ook gasten die kwetsbaar zijn. We hebben bijvoorbeeld een week voor ouders met een ernstig ziek kind, of een week voor vrouwen die gedetineerd zijn geweest en samen met hun kind(eren) weer hun weg in de maatschappij moeten vinden. Als ik die mensen zie, dan zie ik dat hun verblijf in dit klooster hen goed doet. Soms hoor je maanden later van hen terug hoe goed ze het hebben gehad, hoe dankbaar ze zijn voor de warmte die ze voelden, de aandacht die ze kregen en dat ze er gewoon mochten zijn.

Die aandacht voor de kwetsbaren is voor mij een religieus principe, of noem het spiritueel. Ik ben er van overtuigd dat de wereld er voor ons allen is. Ik zie dit als een universeel principe, dat niet verbonden is aan één specifieke religie.”

Botst dat universele principe met de christelijke traditie van de dominicanen?

“Vraag tien dominicanen naar hun traditie en je krijgt elf verhalen. Sommige dominicanen vinden die verscheidenheid prachtig, anderen zien liever dat het traditionele dominicaanse geluid wordt uitgedragen. Maar evenals dat de dominicanen verschillen, zo zijn er ook verschillende dominicaanse centra in Nederland. Ik heb verscheidene hiervan bezocht en zag een enorme diversiteit.

Ik vind het heel verrijkend om andere religies in dit huis te hebben. Soms zijn hier bijvoorbeeld hindoes, boeddhisten en moslims te gast. Maar ook gereformeerden die vanuit hun traditie niet met het katholieke kloosterleven vertrouwd zijn. De verrijking zit erin dat we verbindingen aangaan, dat we verhalen en rituelen uitwisselen. We dringen niet een bepaald geloof op, maar geven de mogelijkheid om kennis met elkaar te maken.”

Hoe vind je de balans tussen vernieuwing en traditie?

“Het is steeds zoeken naar die balans. De leidraad hierbij is wat wij belangrijk vinden in dit huis. We willen dat mensen hier vrij kunnen zijn, dat ze zichzelf kunnen zijn, dat ze elkaar leren kennen. Dat er verbinding ontstaat. Als een programma hier niet aan voldoet, dan kan het nog zo’n vette vis zijn, maar dan zeggen we toch ‘nee’.

Dat zoeken gaat soms ook in overleg met de communiteit, de gemeenschap van dominicaanse broeders die hier woont. Vanuit hen komt er soms kritiek. Ik kan me nog herinneren dat André Lascaris op een keer naar me toe kwam, omdat hij vond dat we een ander beeld van vergeving hadden dan hij. Daar voeren we dan een gesprek over.”

Zou het centrum kunnen bestaan zonder de dominicanen die in dit gebouw wonen?

“Nee, de stichting en de communiteit kunnen niet zonder elkaar. Door de tijd heen ben ik steeds meer gaan beseffen dat we bij elkaar horen. De dominicaanse gemeenschap in dit gebouw geeft mede de ziel aan het centrum. Tegelijkertijd maakt het centrum het mogelijk dat de gemeenschap in dit gebouw kan blijven leven. Samen kunnen we voor alle gasten een open huis zijn.

Die ziel merk je bijvoorbeeld als groepen zeggen: “Ja, we gaan niet naar de vieringen, maar als de dominicanen hier niet meer zouden wonen, zouden we niet komen.” Maar je merkt het ook aan mensen die de gebedsdiensten bezoeken. ’s Ochtends en ’s avonds kunnen gasten aanschuiven in het getijdengebed van de broeders en sommige worden daar geraakt. Er zijn echter ook gasten die daar niets mee hebben, maar bijvoorbeeld graag naar onze middagviering komen die een meer meditatief karakter heeft. Ook dat is goed.”

Je praat vol passie over je werk, maar zijn er ook zaken die je lastig of vervelend vindt?

“Ja, er zijn twee zaken die lastig zijn. Het eerste punt van zorg is hoe we het financieel in de lucht houden. Het gaat de laatste jaren goed, maar we willen geen conferentieoord worden, maar de kloosterlijke sfeer behouden. Dat drukt onze inkomsten. We willen ook dat het programma voor iedereen toegankelijk is. Daarom hanteren we inkomensafhankelijke tarieven. Tja, dat zorgt wel eens voor kopzorgen.

Het tweede punt van zorg is de toekomst. Dit is een zoektocht die we samen met de communiteit ondernemen, maar het is soms wel lastig. Zij staan met open handen naar de toekomst, terwijl wij juist grip willen hebben en willen weten waar we de komende vijf, tien jaar aan toe zijn. Maar ik heb hiervan geleerd. Hier heb ik de kunst van het loslaten geleerd. Anders kun je hier niet overleven.

Gelukkig heeft de communiteit weer perspectief. Er komen hier een paar jongere mensen wonen. De samenwerking zoals die nu tussen de gemeenschap en het centrum is, kan blijven bestaan.”

Hoe ziet het vijfjarenplan eruit?

“Haha, mensen komen hier omdat ze dit een fijne plek vinden. Studieuze programma’s lopen hier niet zo goed, maar hier tot jezelf komen lukt des te beter. Dat moeten we niet weggooien, maar ik zou willen dat het centrum meer maatschappelijk betrokken is en een grotere bijdrage levert aan een menselijkere samenleving. Dat we ons keren tegen het economisme van deze tijd en ons inzetten voor solidariteit, voor de zwakken en kwetsbaren in de samenleving. Dat kunnen we doen door hier activiteiten te organiseren, maar ik zou ook graag willen deelnemen aan het publieke debat hierover.”

Dat is heel dominicaans.

“Ja, het zijn de twee pijlers van de dominicaanse traditie: contemplatie en actie. Ik zou dus wat meer actie willen zien.”

Zou je nog terug willen naar je oude baan als organisatieadviseur?

“Nee, alles komt hier samen. Veel van wat ik deed in mijn vorige werk zet ik hier in. En het voelen wat hier gebeurt, het begeleiden, het contact met de mensen die hier wonen, werken, te gast zijn, verrijkt me. Ik mag hier werken.”

Tanja van Hummel

Tanja van Hummel

Filosoof en Schrijfcoach

Tanja van Hummel is filosoof en schrijfcoach. Tijdens haar filosofiestudie aan de Radboud Universiteit ontdekte zij een voorliefde voor …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.