Ruim acht jaar geleden hebt u het vak ‘geestelijk verzorger’ verlaten. U werkte lange tijd als geestelijk verzorger en als hoogleraar Geestelijke Verzorging. Wat heeft u doen besluiten om het vak de rug toe te keren?
“Ik wil voorop stellen dat geestelijke verzorging een prachtig vak is. Het is een voorrecht als kwetsbare mensen je deelgenoot willen maken van hun levensvragen, pijn, angst, behoeften en nood. Als geestelijk verzorger bied je deze mensen begeleiding, hulp en troost aan in tijden van aanvechting. Ik heb het met veel voldoening gedaan. Trouwens, ook de opleiding van studenten en het nadenken over het vak en de aard van professionaliteit in deze tijd vond ik zeer plezierig. Maar het strategische beleid van het toenmalige bestuur van de universiteit waar ik werkte, dat mijns inziens het vak onder druk heeft gezet, heeft ertoe geleid dat ik besloten had om een ander werkveld te kiezen. Ik wilde niet wachten totdat de deur voor geestelijke verzorgers dicht zou vallen, maar ben zelf gegaan. Het was een vorm van protest. En het was moeilijk om het vak achter me te laten.”
Waardoor staat het vak onder druk?
“Ik ben niet goed op de hoogte van de ontwikkelingen die zich de afgelopen acht jaar voltrokken hebben binnen het domein van de geestelijke verzorging. Maar ik ben van mening dat naast ontwikkelingen in de samenleving (ontkerkelijking, maar ‘toename’ in religiositeit en spiritualiteit, waardepluralisme, e.d.) men intern ook een strijd aan het voeren is rond de aard en identiteit van het vak, de integratie in het werkveld, de relatie tot de zendende instantie, enzovoort. Het lijkt op een eeuwige discussie, want sommige van deze vragen leven al vanaf de tijd dat geestelijke zorg zijn intrede deed in de gezondheidszorg. Om een voorbeeld te geven: er is interne verdeeldheid binnen de beroepsgroep over de interpretatie van het ambt en de daaraan gekoppelde vrijplaatsfunctie. Sommigen zijn van mening dat een vrijplaats hebben inhoudt dat er geen rekenschap van het werk hoeft worden afgelegd, terwijl anderen in het kader van professioneel denken menen dat een geestelijk verzorger eerder een vrijplaats moet zijn waar de gesprekspartner in alle veiligheid zijn/haar verhaal kan vertellen – wat niet betekent dat men niet geïntegreerd samen kan werken met andere professionals in de zorg. Verantwoording afleggen moet altijd.
Terwijl dit soort gesprekken de gemoederen bezighouden, vragen bestuurders en beleidsmakers zich onder druk van bezuinigingen af wat de meerwaarde is van intramurale geestelijke zorg. Zingeving in de samenleving onttrekt zich meer en meer aan kerkelijke spiritualiteit; verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en ook psychologen buigen zich over hun rol bij de zorg voor de spiritualiteit van patiënten. Ook is er ook een groot externe aanbod van zin op de markt van welzijn, levensbeschouwing en geluk. Waarom zouden (seculiere) instellingen dan nog geestelijk verzorgers aanstellen die door een kerk ‘gezonden’ worden, terwijl de kerk er geen financiële verantwoordelijkheid voor draagt, en ook geen zeggenschap heeft voor de inhoudelijke aspecten van hun werk. Die verantwoordelijkheid ligt namelijk bij de instellingen. Dit is toch op zijn minst een vreemde constructie. Hoe leg je dit uit aan managers?”
Hoe kunnen geestelijk verzorgers het domein van de zingeving beter beheren?
“Dit is een vraag die niet eenduidig beantwoord kan worden. Wat geestelijk verzorgers in ieder geval niet meer kunnen doen, is zeggen dat zij het alleenrecht hebben op het domein van zingeving. Dat is een achterhaald idee. Er zijn meerdere spelers in dit veld. Zelfs het bedrijfsleven reflecteert op de vraag hoe ze door hun diensten en producten zin kunnen toevoegen aan het leven van consumenten. Er worden steeds meer belevenissen verkocht. Wat in ieder geval nodig is, is fundamentele reflectie binnen de beroepsgroep op vragen als: ‘Wat is ons product, dienst of aanbod?’, ‘Wat is de (toegevoegde) waarde ervan?’ en ‘Hoe zetten we dat in de markt?’ Geestelijke verzorgers zouden dus moeten nadenken over het opstellen van een bedrijfsplan. Wellicht draagt out-of-the-box denken niet alleen bij aan nieuwe visie, maar ook aan concrete stappen die de huidige situatie kunnen doorbreken. Zo kunnen we dan hopelijk een antwoord krijgen op de vraag hoe geestelijk verzorgers het domein van de zingeving beter kunnen beheren.”
Wat gaat u doen tijdens de parade?
“Ik verwijs terug naar de vorige vraag: ik zou de aanwezigen willen uitnodigen om out-of-the-box te gaan denken. Ik wil uitnodigen om samen na te denken over de contouren van een duurzaam ‘bedrijfsmodel’ voor geestelijke verzorging dat op organische wijze met de tijd mee kan gaan. Darwin zei al dat soorten die zich niet aanpassen, uitsterven. Dit geldt ook voor andere domeinen dan de natuur. Nokia en Kodak zijn er levende voorbeelden van. Om voort te blijven bestaan, om relevant te blijven, moet je je blijven ontwikkelen, of in businesstermen, moet je voortdurend innoveren. En dan ga ik duimen dat een perspectiefwisseling nieuwe inzichten en mogelijkheden teweeg zal brengen.”
Je kunt merken dat dhr. Bouwer al enige jaren niet meer in het werkveld aanwezig is. De discussie over ambt of professie wordt nauwelijks meer gevoerd. Zo’n discussie kunnen nog maar weinig geestelijk verzorgers zich veroorloven. Verder overigens niets dan lof voor zijn idee voor een bedrijfsmatiger aanpak van de geestelijke verzorging. Alleen moet een bedrijfsplan niet starten met out-of-the-box denken, maar met ontdekken welk probleem jij met jouw kennis en kunde voor wie kunt gaan oplossen in jouw organisatie. Op welke vraag is de geestelijke verzorging in die specifieke organisatie het antwoord? Ontdek je de vragen, dan is het mogelijk als geestelijke verzorging nieuw perspectief te ontdekken. Juist op het gebied van ethiek bijvoorbeeld blijken geestelijk verzorgers nu een verrassende bijdrage aan een organisatie te kunnen leveren.
Het nieuwe bedrijfsmodel moet dan ook aansluiten bij de organisatie waarin de geestelijk verzorger werkt en buitengewoon flexibel zijn. Succes ermee!