Op een woensdagmiddag rijd ik naar Nijmegen. Ik heb om 15 uur een afspraak met Wilma en Wim Janssen, zorgouders van het Huis om te Zijn. Ik ben twintig minuten te vroeg, maar een aarzelende jongeman, die zich voorstelt als Ahmed, laat me toch binnen. Hij is één van de tijdelijke bewoners en meldt dat Wilma en Wim elk moment terug kunnen komen van een voorstelling van een huisgenoot in cultureel centrum Lindenberg. Ik nestel me op de grote rode hoekbank. Ahmed geeft me een kopje thee, vraagt of ik nog iets nodig heb en verdwijnt na mijn ‘nee’ naar boven.

De woning in de Dennenstraat is een 150 jaar oud, mooi gerenoveerd pand, dat je omarmt zodra je over de drempel stapt. Er hangt een weldadige rust. De kleur rood loopt als een verbindende tint door het huis. Boven de open haard hangt een schilderij met gecrashte auto’s. Verder vlinderafbeeldingen en bemoedigende woorden aan de muur: ‘Life is wonderful’. De zorgouders van het huis komen net voor 15 uur binnen, geven me een stevige hand en melden direct, dat Wilma grotendeels mijn gesprekspartner zal zijn. Wim moet naar een ingelaste vergadering van het stichtingsbestuur. “De zusters van Julie Postel uit Boxmeer hebben zich ook verbonden aan het project.”

Jullie zijn twee jaar geleden zorgouders van een nieuw project, Huis om te Zijn, geworden. Hoe kijk je terug op de afgelopen twee jaar?

“Voor we verder gaan, val ik maar gelijk met de deur in huis: we stoppen er eind van het jaar mee”, reageert Wim. Op mijn vervolgvraag of het Huis van Zijn ophoudt te bestaan, zegt hij: “We hopen van niet, maar het eindigt dit jaar voor ons. We hebben gemerkt hoeveel energie het kost, we worden een jaartje ouder. Het lijkt ons beter dat jongere mensen, pakweg veertigers, het overnemen.” Wilma vult aan: “Ik ben 60 jaar en Wim wordt 63. We zijn hier in 2014 vol overtuiging ingestapt. Het project loopt goed en we hebben beiden veel geleerd in de praktijk. Het is prachtig werk, maar het vraagt heel veel van jezelf: persoonlijke aandacht voor de jongens, altijd klaar staan, het overleg met instanties en ouders, vergaderingen. Het kost veel improvisatievermogen, energie en tijd en wij hebben gemerkt, dat het voor ons te zwaar wordt. Bovendien denk ik dat het beter voor de jongens is om begeleid te worden door mensen, die qua leeftijd en levensfase wat dichter bij hen aansluiten. Wij zijn inmiddels al opa en oma”, lacht Wilma.

Wie zijn Wilma en Wim Janssen?

“Hele gewone mensen, hoor!” lacht Wilma. “Wim heeft bij de politie gewerkt, ik in de ouderenzorg. We hebben elkaar leren kennen bij de Evangelische Gemeente Nijmegen – Wijchen. Wim was weduwnaar met drie kinderen, ik gescheiden met twee kinderen. Een paar jaar later zijn we getrouwd. Dat bleek een goede leerschool: twee gezinnen samenvoegen, vergt aandacht, flexibiliteit en vooral veel liefde. Toen onze kinderen het huis uit waren, hadden we tijd en ruimte voor andere zaken.” Wim vult aan: “We merkten dat we in een overgangsfase beland waren, het was tijd om te bezinnen hoe verder te gaan.” Wim staat op en schudt me de hand: het is tijd om naar de vergadering te gaan. Ik praat verder met zijn vrouw.

Jullie zijn gaan pionieren, want het Huis om te Zijn is niet jullie eerste Huis toch?

“Inderdaad, we hebben tien jaar geleden het Huis der Nabijheid in Oekraïne opgezet. Ik was een jaar of vijf eerder op werkvakantie in dat land, waar ik in een weeshuis hielp en later bij de zorg voor ouderen. Het gros van de bejaarden moet in vreselijke omstandigheden zien te overleven, veelal zonder steun van familie. Vaak lukt dat niet. Terug in Nederland, speelden Wim en ik met het idee om 24-uurs zorg voor ouderen in Oekraïne op te zetten. Met Omroep MAX als partner hebben we dat gerealiseerd, onder voorwaarde dat wij de beheerders ter plaatse zouden worden. Max kocht een pand aan dat verbouwd werd tot zorghuis. We hebben ons in Nederland voorbereid, ons huis in Nijmegen verhuurd en zijn in 2006 naar Oekraïne getrokken. In Beregowo zijn we Huis der Nabijheid gestart, een kleinschalig ‘familiehuis’ met 24-uurs zorg voor ouderen, die daar tot het einde van hun leven mogen blijven. Er zijn zeven plaatsen. Wim en ik gingen in 2009 terug naar Nederland, nadat we een lokaal echtpaar bereid gevonden hadden het dagelijks beheer over te nemen. Wij beheren nog steeds de financiën van Stichting Ouderenzorg Beregowo en organiseren sponsoracties.”

Hoe zijn jullie de zorgouders van dit huis geworden? Hebben jullie bewust voor alleen jongens gekozen?

“We kwamen terug in Nederland. Wim werd pastoraal vrijwilliger in onze kerkgemeente, want een reguliere baan bemachtigen lukte niet direct. Ik ben weer in de zorg gaan werken. Eind 2013 presenteerde de gemeente Nijmegen in samenwerking met de fraters Maristen en zusters Dominicanessen uit Nijmegen de notitie ‘Aandachtig aanwezig zijn’, een visiedocument na een onderzoek uit 2009/2010, waarin melding werd gemaakt van 70 ‘leurjongeren’ tussen 12 en 17 jaar. Kinderen die buiten de boot van de traditionele zorginstanties vielen. Het pand aan de Dennenstraat werd aangekocht en verbouwd. Wij werden gevraagd na te denken over het zorgouderschap van dit huis. We hebben ons goed laten informeren, veel overlegd met elkaar en ons gezin. De kinderen waren allang blij dat we in Nederland bleven”, lacht Wilma. “Ja, de keuze voor jongens is heel bewust gemaakt. Gemengd zagen Wim en ik niet zitten, al die opspelende hormonen! Ik had zelf dochters, dus vond jongens wel een uitdaging.”

Hoeveel jongens kunnen hier tijdelijk onderdak krijgen? En wie bepaalt welke jongens hier geplaatst worden?

“We hebben zes kamers, dus kunnen zes jongens opnemen. Jongens die het thuis moeilijk hebben en die niet onder Jeugdzorg vallen. De ouders, het schoolmaatschappelijk werk, het Sociaal Wijk Team of de huisarts kunnen direct contact met ons opnemen, wanneer er sprake is van een thuissituatie, die dreigt te escaleren. Als er plaats is, gaan we in gesprek met de betrokkenen. We beoordelen de problematiek – want de meeste jongens hebben geestelijke of emotionele problemen – maken afspraken. Als een jongen bij ons in huis komt, is dat in principe voor negen maanden. Een periode waarin hij tot rust kan komen, aandacht krijgt en waarin we zoeken naar een mogelijkheid, om zijn situatie om te buigen naar een positieve houding en toekomstperspectief. Onze jongens hebben diverse achtergronden, dat maakt het leerzaam, maar soms ook lastig. Maar met persoonlijke aandacht kom je een heel eind. We hebben het ook druk met promoten, en netwerken. Het zou zo mooi zijn, wanneer dit preventieve project onderdeel wordt van de gemeentelijke Jeugdzorg.”

Wat is jullie drijfveer?

“We zijn religieus gemotiveerd en voelen dit als een opdracht, vanuit de gedachte dat elk mens van waarde is. Elk mens is een kostbaar geschenk van God. Vanuit het besef dat mensen in moeilijke situaties terecht kunnen komen en een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Vooral jongeren. Huis om te Zijn is een soort herberg. Een halte waar jonge mensen zich kunnen bezinnen op het vervolg van hun levensweg. We bieden de jongens aandacht en veiligheid in een warme omgeving. Ze mogen er zijn. Wat ik vooral ook hoop is dat dit werk niet in bureaucratische protocollen ingesnoerd gaat worden in de toekomst. De ruimte die we nu hebben, is deel van het succes van het project. We leggen enkel dossiers van de jongens aan, voor de rest is er veel creatieve invulling, dus veel vrijheid van handelen. Ik hoop dat de benodigde financiën voorhanden zullen blijven, zodat het Huis kan blijven bestaan.”

De pilot zit in een afrondingsfase en eind van dit jaar stoppen jullie als zorgouders. Wat heb je zelf geleerd? En wat zijn jullie plannen hierna?

“Ik heb veel geleerd. Bijvoorbeeld me niet alles zo persoonlijk aan te trekken. Ik ben beter geworden in conflicthantering. Vooral ook meer vanuit de jongens gaan kijken en denken. Wat me bij dit alles veel steun heeft gegeven is de maandelijkse gespreksvoering met een supervisie coach. Wij hebben zelf ook aandacht nodig,” lacht Wilma. “Uiteraard hoop ik dat het Huis om te Zijn doorgaat en er gedreven mensen aangetrokken worden, die ons werk overnemen. Wim en ik maken voorlopig geen nieuwe plannen. We gaan even lekker niets doen, in ons oude huis wonen en van de kleinkinderen genieten. Maar je weet maar nooit wat er op ons pad komt.”

Is het leven ‘wonderful’?

‘Ja, dat is het. Niet altijd gemakkelijk, maar wonderlijk en vol mogelijkheden. Ons motto is ‘op weg gaan’. Met God. We laten ons verrassen.”

marianne

Marianne van Waterschoot

Communicatiecoördinator

Marianne van Waterschoot werkt momenteel als communicatiecoördinator voor twee parochies. Ze doet daarnaast redactie & vertaalwerk en …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.