Waarom stopt u binnenkort bij het Mozeshuis? Was uw werk niet inspirerend genoeg meer of…?
“Ik begon in 1972 als vrijwilliger bij het Mozeshuis en kwam in 1975 als eerste niet-franciscaan nog wel en ook als een protestantse dominee in vaste dienst! Je kan dus zeggen dat ik er 40 jaar heb gewerkt. Steeds met plezier, hoewel ik niet zal ontkennen dat de omslag die we de laatste jaren moesten maken van uitvoerder naar organisator van cursussen mij minder op het lijf is geschreven. Ik vind dat er nieuw, vers bloed door de Mozes-aderen moet gaan vloeien, naast de ervaring die er is. En dus maak ik graag plaats voor een jonger iemand. Ik vind het geweldig dat er een pensioen is, dus waarom daar geen gebruik van maken? Zoiets noemt men een win-win situatie, toch?”
Kunt u zich nog herinneren hoe de eerste jaren waren in het Mozeshuis?
“Er was een overvloed aan enthousiasme en creativiteit. We hadden veel projecten rond vrede en gerechtigheid in de kerk met kunstenaars, vernieuwende vieringen in de kerk en zomerprojecten. Het bruiste van de creativiteit. We gaven cursussen ‘Geweldloze weerbaarheid’ – zelfs een trainersopleiding – en ‘Omgaan met agressie’. Het vrouwenwerk kwam op, er waren cursussen voor mensen die in groepsverband wilden gaan wonen, er waren acties tegen de neutronenbom en tegen de sloop van de Nieuwmarktbuurt in verband met de metro en asielverleningen in de kerk. Er was ook erg veel actiebereidheid in die tijd: demonstraties, krakers, anti-kernenergie beweging… noem maar op. Vergeleken met die tijd is het nu allemaal een heel tam zooitje, hoor. Men is wel tegen van alles (en heel weinig meer vóór iets), maar nu trekt men zich veel meer terug op het eigen terrein met het idee: ‘Als ik het maar goed heb’. In mijn beginjaren in het Mozeshuis was er veel meer het idee: ‘Kom op we gaan de straat op; we gaan er samen een betere wereld van maken’. Het geloof dat dat kan, is er nauwelijks meer. Gelukkig wel weer bij veel jongeren en dat is hoopvol.”
Wie of wat is in die jaren voor u het meest inspirerend geweest?
“De asielverleningen aan de ‘kerkmarokkanen’ waren wel het hoogtepunt in die begintijd. Ook het meest interessant, want hier kwam van alles samen. Niet alleen de vraag of ‘kerkasiel’ überhaupt juridisch bestaat – nee dus, alleen mag de overheid een kerkdienst niet verstoren en dus waren er 7 dagen per week 24 uur per dag predikanten en priesters aanwezig om op elk moment een dienst te kunnen beginnen – maar ook de vraag hoe je 150 mannen dagelijks voedt, rustig houdt, conflicten oplost en beschermt, hoe je dat financiert. Er kwamen ook veel juridische vragen over vreemdelingenrecht naar boven. In die tijd had ik me in dat juridische aspect nogal verdiept en werd ik door menig advocaat geraadpleegd. En hoe ging je om met mensen die, om belastingaanslagen te voorkomen, keihard beweerden dat iemand niet bij hun gewoond had, terwijl zij wisten dat daardoor hun voormalige huurder het land uitgezet dreigde te worden? Theologisch gesproken was ik erg door de ’theologie van de bevrijding’ geïnspireerd en het was enorm boeiend om die theorie nu in de praktijk toe te passen.”
Waar bent u het meest trots op?
“Wat betreft de afgelopen jaren: het Concert for Compassion van 2011. Dat had ik samen met studenten van de Hogeschool van Amsterdam georganiseerd en dat was geweldig. Ik heb genoten van de inzet, creativiteit en betrokkenheid van die studenten en hoe we een keur aan artiesten wisten te verzamelen rond het thema ‘Compassie’. Het was echt een hele gave avond met een hindoe-ritueel als afsluiting. Ook een avond die we in 2012 organiseerden met topeconomen en de Denker des Vaderlands met de Occupy-beweging vond ik geweldig. Ik ben er ook trots op dat het me enkele malen gelukt is via mijn werk in het Mozeshuis een bijdrage te leveren aan een positieve wending die mensen aan hun leven gaven: drugsverslaafden, zwervers en werklozen. Maar ook bijvoorbeeld die mevrouw die na computerlessen bij me kwam en opeens dagelijks digitaal contact met haar familie in Israël kon hebben.”
Is er een toekomst voor de kerk in Nederland?
“Waarom formuleerde Lao Ze als eerste de Gulden Regel (Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet, red.)? Waarom verliet de Boeddha zijn paleis? Waarom leidde Mozes zijn volk uit de verdrukking? Waarom ging Jezus de woestijn in? Waarom trok Mohammed zich terug in zijn grot? Wat dreef Ghandi? Waarom stond Rosa niet op? Waartoe stond Martin Luther King wel op? Omdat er mensen zijn die lijden. En niet alleen aan pijn, maar ook verdriet, onvrijheid, eenzaamheid, onderdrukking en uitbuiting. Dát is wat alle grote religieuze en ethische figuren en stromingen gemeen hebben in hun ontstaan, in hun oorspronkelijke bron: een protest tegen het lijden van alle levende wezens en het opkomen voor deze levende wezens. Lao Ze formuleerde zijn Gulden Regel nadat 400.000 Chinezen omgekomen waren bij een veldslag en men hem vroeg: hoe kunnen we zoiets nou in de toekomst voorkomen? Mohammed roept op als een baarmoeder voor elkaar te zijn, Jezus om elkaar (en zeker je vijanden) lief te hebben. Jezus zei dat Hij gekomen was niet voor de sterken, maar voor de zwakkeren.”
Waarom noemt u deze voorbeelden?
“Omdat ik geen toekomst zie voor welke kerk dan ook, en dat geldt mijns inziens ook voor het Mozeshuis, als men ophoudt zich tegen het lijden van mens, dier en natuur te verzetten. Of anders geformuleerd: als men zich niet meer inzet voor de zwaksten in de samenleving, hen een stem en een plek geeft en protest aantekent tegen het onrecht dat hen wordt aangedaan. Ik zie in de hele samenleving weerzin tegen het woord ‘lijden’. Terwijl het lijden overal in de wereld toeneemt en schrijnender wordt, willen we het er hier maar liever niet over hebben. Dat mis ik ook bij de ‘compassiebeweging’. Die is heel erg waardevol, maar wat ik mis is het heftige en felle protest tegen structuren en mensen die leed bij anderen veroorzaken. Het is me soms te lief allemaal. Teveel ‘Laten we maar veel van elkaar houden’ en ‘Via compassie ontmoet je de transcedente God’. Alsof de Boeddha daarom zijn paleis verliet, alsof Ghandi daarvoor zijn mars begon! Ik zie geen toekomst voor een kerk die in onbegrijpelijke taal spreekt over vragen waar mensen helemaal niet mee zitten – zie recent het onderzoek naar PKN-preken. In de jaren ’70 deed Straver ook onderzoek naar preken en concludeerde hetzelfde – en vergeet dat het moet gaan om betrokkenheid bij mensen die nu ontslag krijgen, naar de voedselbank moeten, eenzaam zijn, uitgebuit worden ten behoeve van de welvaart van anderen. Om mensen die onrecht aangedaan wordt, ook als het gaat om mensen uit andere landen en continenten. Daartoe leidde Mozes zijn volk uit: weg uit de onderdrukking. Als kerken die opdracht en inspiratie van hun stichter vergeten, hebben ze geen bestaansrecht.”
Hoe ziet uw afscheid er concreet uit straks? Mogen bekenden, vrienden ook langskomen?
“Ik ben niet zo van feesten en partijen en afscheid en mooie woorden en tranen enzo. De Boeddha leert dat alles veranderlijk en vergankelijk is. Dat geldt ook voor mijn aanwezigheid in het Mozeshuis.
Misschien gaan we uit eten met staf en bestuur van het Mozeshuis en dan is het mooi geweest. En wie me ergens voor wil bedanken of iets aardigs dan wel bozigs tegen me wil zeggen: neem op een rustige plekje in je huis een stoel of kussen, ga rustig zitten, stel je voor dat ik tegenover je sta….en ga je gang! Ik weet zeker dat dat werkt!”
Leuk interview. Proef toch een beetje: vroeger was het beter. Deels is dat zo, maar er gebeuren nu ook veel goede dingen. Alle goeds meneer Mulder, geniet straks van uw welverdiende pensioen.
Ben het helemaal met Mulder eens. Kijk naar mensen als Oosterhuis die zich over dezelfde thema’s bekommeren.