In haar boek ‘Bent ú de burgemeester?’ schrijft Joyce Sylvester hoe zij van een jong dromerig meisje van Surinaamse afkomst met een laag schooladvies, uitgroeit tot een ervaren burgermoeder en kleurrijk boegbeeld van het openbaar bestuur. Amper geïnstalleerd als waarnemend burgemeester van Anna Paulowna, en met alle kijkers op zich gericht, staat ze letterlijk met de voeten in de modder na een flinke regenbui in de bollenstreek. Net als voorgaande uitdagingen, gaat ze deze en andere tegenslagen met de nodige geduld en vastberadenheid te lijf. Haar levensmotto: opgeven is geen optie!

Mag ik beginnen met de bekentenis dat jouw verhaal mij heeft geëmotioneerd? Enerzijds vanwege de herkenbaarheid: kinderen met een buitenlandse achtergrond zijn wel vaker afgescheept met een lager schooladvies, wat niet goed is geweest voor hun zelfvertrouwen. Anderzijds heeft je verhaal me ook geraakt vanwege de positieve en relativerende manier waarop je hiermee en met andere tegenslagen bent omgegaan.

“Die reactie hoor ik meer. Mensen van uiteenlopende achtergronden, geven aan dat ze erdoor zijn geraakt. Ik heb alleen mijn verhaal willen vertellen. Maar dat het mensen in brede zin aanspreekt, daar ben ik heel dankbaar voor.”

In je boek pleit je voor verbinding. Je zou denken dat het begrip ‘bruggen bouwen’ onderhand op zijn retour is, aangezien het tergend langzaam gaat, en niet alleen voor de ‘allochtone’ jongeren van nu, die nog steeds moeite ondervinden met het vinden van stageplekken en in de arbeidsmarkt.

“Kansenongelijkheid kan best ingewikkeld zijn. Maar uiteindelijk is er altijd wel een uitweg. Ik kreeg als kind een lager schooladvies. Terwijl ik goede cijfers haalde, werd mijn citotoets afgedaan als een toevalstreffer. Dat gebeurt vandaag de dag nog steeds bij veel kinderen. Ouders van nu zijn daar gelukkig meer bekend mee en alerter op, dan in de tijd toen ik opgroeide.

Met mij is het goed gekomen, omdat ik op een andere plek wel een kans kreeg. Dat is wat ik steeds zie gebeuren. Ook bij anderen. Waar een deur dichtgaat, gaan op andere plekken vele deuren open. Ik heb daarom vertrouwen kunnen houden in de leerkracht, de instituties, en de overheid. De keerzijde van het vertrouwen verliezen, is dat je je terugtrekt en wellicht zelfs afzet tegen de maatschappij. Dat is niet de manier om met elkaar om te gaan. Zo kom je niet vooruit. Ik vind dat we allemaal de plicht hebben om een bijdrage te leveren, hoe groot of klein dan ook. Dan zul je zien dat de samenleving ook een andere kant heeft. Namelijk de mensen die je wel zien en je talenten waarderen. In mijn boek hou ik een pleidooi om je met name daarvoor open te stellen. Ik geloof echt dat er meer mensen zijn in de samenleving die elkaar wel een kans gunnen, dan mensen die dat niet doen.

Ik denk dat voor mijn generatie de weg zelfs ingewikkelder is (geweest), vanwege het pionierschap. Overal waar ik kwam, waren er amper mensen die eruitzagen zoals ik. Dat heeft me lange tijd best onzeker gemaakt en me doen twijfelen aan mezelf. Die onzekerheid zie ik ook bij jongere generaties. Toch is het belangrijk om ervoor te blijven gaan en niet op te geven. Vrouwenemancipatie is ook niet in één dag gekomen. Daar is veel tijd en inzet aan vooraf gegaan. Nog niet zo heel lang geleden moesten vrouwen stoppen met werken als ze zwanger werden. Dat beeld is nu helemaal veranderd. Je ziet steeds meer vrouwen en mensen van kleur topposities bekleden. “

Het heeft wel bijna een eeuw geduurd vóór het zo ver kwam…

”Toen mijn ouders in de jaren ’60 naar Nederland kwamen, voelden mensen nog aan je huid om te kijken of je echt bruin was, of dat je schoensmeer ophad, terwijl Suriname bijna 300 jaar een kolonie van Nederland is geweest. Je kunt zeggen dat dat te gek voor woorden is, maar we komen echt van heel ver.”

In je boek vertel je dat je als tiener blij verrast werd, toen je een vervangende wiskundedocent kreeg die eruitzag zoals jij. Kun je daar meer over vertellen?

”Ik had weinig voorbeelden in die tijd. Haar aanwezigheid gaf mij het gevoel ook wat te kunnen. Daarom vind ik het belangrijk om mijn werk goed te doen, onder de mensen te komen en hen tot het besef te brengen dat iemand zoals ik burgemeester, senator of ombudsman kan zijn.
Ik heb ervaren dat er mensen zijn die daarvan opkijken, me met ongeloof vragen of ik echt de burgemeester ben. Voor sommige mensen is de burgemeester een witte man. Dat beeld is lange tijd overheersend geweest. Met die mensen ga ik in gesprek over het belang van diversiteit. Door erover te praten en te vertellen kan er een balletje gaan rollen.

Die ontwikkeling heb ik zien gebeuren in het domein waar ik thuis in ben, het openbaar bestuur. Daar is het besef doorgedrongen dat je ver van de samenleving komt te staan, als je daar geen afspiegeling van bent. Het openbaar bestuur is bezig met een inhaalslag. Dat zie ik op allerlei plekken waar ik kom, of het nu gaat benoemingen van rechters of burgemeesters. Als er méér mensen komen zoals, ik, dan word het alleen maar makkelijker. Daarom wil ik ook dat iedereen, of het nu gaat om mannen of vrouwen, mensen van kleur, mensen vanuit de LHBTI-gemeenschap, mensen uit de stad of uit de regio, met of zonder opleiding bij zichzelf te rade gaan op welke manier ze een bijdrage kunnen leveren. Op allerlei plekken zijn mensen nodig. Iedereen kan een rolmodel zijn, verschil maken en mensen aan het denken zetten of je nu burgemeester bent, in de beveiliging werkt of achter de kassa zit. Door mee te doen, laat je jezelf zien in de samenleving en maak je verschil.”

Zuil 1: De geloofsbelijdenis (shahada)

Je hebt meerdere malen de eed moeten afleggen: bij het aannemen van het ambt waarnemend burgemeester, maar ook tijdens de inhuldiging van prins Willem Alexander tot Koning en jouw huidige functie als Substituut Ombudsman. Heb je de belofte uitgesproken, of Gods naam daarbij genoemd?

‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig.’ Het geloof in God betekent veel voor mij. Ook als ankerpunt. Ik probeer de christelijke waarden en tradities in mijn dagelijkse leven toe te passen. Je zult mij bijvoorbeeld niet zo snel zien shoppen met Pinksteren. Veel mensen zien het als een vrije dag om leuke dingen te doen. Voor mij is het religieuze dag met een achtergrond. Ik vind het belangrijk om bij die cyclus, die in het jaar zit van geboorte en sterfte stil te staan.

Jouw moeder is op 17-jarige leeftijd naar Nederland vertrokken om de opleiding tot verpleegkundige te volgen. Van jouw overgrootmoeder moest ze vóór haar vertrek eerst de geloofsbelijdenis afleggen. Waarom moest dat?

“De familie van mijn moeder is van de Evangelische Broeder Gemeenschap (EBG). Zij maakte wekelijks de gang naar de kerk. Daar was het gebruik dat je als jong meisje bij de kinderen ging zitten. Als je zeventien werd, legde je bij wijze van volwassenwording de geloofsbelijdenis af. Dat hield in dat de dominee de Bijbel en de waarden van het geloof met je doornam. Het is een ceremonie waarbij je afscheid neemt van je periode als kind en gezegend wordt als volwassene. Vanaf dat moment tel je volwaardig mee in de kerk en mag je bij de volwassenen gaan zitten. Voor mijn moeder viel dat samen met haar vertrek naar Nederland.”

Heb je zelf ook de geloofsbelijdenis afgelegd?

“Nee, omdat, toen mijn ouders naar Nederland kwamen, het leven heel anders werd. Het kwam in het teken te staan van overleven. We lazen nog wel uit de Bijbel en stonden stil bij alle christelijke hoogtijdagen. Maar de traditie om naar de kerk te gaan, dat deden mijn ouders eigenlijk niet meer. Op zondagen gingen we naar voetbalvereniging Real Sranang, waar we samenkwamen met andere Nederlanders met een Surinaamse achtergrond, als één grote hechte familie.”

In je boek uit je veelvuldig je dankbaarheid naar de mensen toe, die je geholpen hebben om te groeien in je vak. Is het belangrijk voor je om dat te uiten?

“Natuurlijk is dat belangrijk. Zonder hulp van anderen red je het niet. Die dankbaarheid uit zich bij mij in loyaliteit. Ik ben heel trouw. Ik geef de mensen die hun vertrouwen in mij gesteld hebben graag wat terug. Dat lukt niet altijd op de manier zoals ik dat zou willen, omdat sommigen dingen nu eenmaal buiten mijn macht liggen. Daar kan ik best verdrietig om zijn. Maar als ik kan helpen, dan doe ik dat. Het minste wat ik doe, is teruggaan naar de mensen die voor mij van betekenis zijn geweest of die mij hebben geïnspireerd en hen vertellen wat het verloop ervan is geweest. Persoonlijk en nu ook via mijn boek.

Ik heb gemerkt dat ik daar bij de opvoeding van mijn zoon ook op aandring. Mijn zoon is laatst geslaagd voor zijn eindexamen VWO. Daar heeft hij hard voor gewerkt. Op essentiële momenten heeft hij de nodige bijlessen gehad. Het eerste wat ik deed toen hij vertelde geslaagd te zijn, is hem feliciteren en vertellen hoe ik blij ik voor hem ben. Hij stond natuurlijk te popelen om het met zijn vrienden te gaan vieren. Maar ik adviseerde hem om éérst de mensen te bellen en te bedanken die hem geholpen hebben om zo ver te komen. Dan zie je hem even denken en het gelukkig wel doen.”

Hoe uit je die dankbaarheid naar God toe?

“Door het leven te aanvaarden, zoals het naar me toekomt, en het werk dat erbij komt kijken zo goed mogelijk te doen.”

Zuil 2: Het gebed (salat)

Je hebt meerdere stressvolle momenten gekend in je carrière. Eén daarvan is de fusie van de gemeenten Naarden, Muiden en Bussum. Daar ging veel strijd, tijd en moeite aan vooraf. Uiteindelijk is die fusie er gekomen, onder jouw begeleiding als waarnemend burgemeester van Naarden. Je schrijft dat hardlopen één van de dingen was, die jou in die periode letterlijk en figuurlijk op de been hielden. Ook zocht je de geborgenheid op bij Surinaamse en Afrikaanse vrouwen van een kerk in Amsterdam Zuidoost. Is bidden voor jou de manier om met stress om te gaan?

“Ik ga op meerdere manieren met mijn stress om. Bidden en mediteren is daar een van. Soms zoek ik inderdaad het gezelschap op van de dames van een kerk in Zuidoost, waar helemaal niets hoeft. Er is altijd lekker eten en het is er fijn toeven met elkaar. Het ongedwongen samenzijn geeft me energie. Maar ik kan de rust ook zoeken in mezelf.

Ik ben heel graag in de natuur. Vroeger kon ik me wel een week terugtrekken in een klooster in de buurt van Utrecht. Door het groen en de soberheid kon ik weer tot me zelf komen en voelen wie ik ben als mens. Dat zou ik nu ook wel weer willen. Een plek om in retraite te gaan en op te laden. Het is geen toeval dat ik in de buurt van een bos ben gaan wonen. Maar het uitkomen van een lang gekoesterde droom, die ik als kind al had. Verder is vergeven en vergeving vragen voor mij ook een manier om tot rust te komen.”

Wie vraagt u om vergeving?

“In eerst instantie aan mezelf. In de zin van dat ik een mens mag zijn, en dat ik fouten mag maken. Ik sta boven niemand. Ik doe ook wel eens dingen, waar ik spijt van krijg. Zeker als ik werk onder grote tijdsdruk. Dan kan ik wel eens iemand afsnauwen, zonder het zo te bedoelen. Dan bel ik het liefste diezelfde dag nog de betreffende persoon om mijn excuses aan te bieden.

Ik heb geleerd om zuinig te zijn op mensen. Ook als er onenigheid is. Sinds een treinongeval, die ik ternauwernood overleefd heb, heb ik geleerd om te relativeren. Zo zit je hier en binnen een fractie van een seconde leef je niet meer. Daarom vind ik het belangrijk om elkaar de ruimte geven en om elkaar vanuit verschillende invalshoeken te kunnen ontmoeten, niet meteen conclusies te trekken maar te onderzoeken waarom iemand zegt wat hij zegt en aan te geven hoe je er zelf in staat.”

Heb je de leerkracht kunnen vergeven die je een lager schooladvies heeft gegeven, terwijl die wist dat je meer in je mars had?

“Ik weet niet of dat een kwestie van vergeven is. Ik vind namelijk discriminatie of het hebben van een slecht geweten in dat opzicht het probleem van de ander. Daar sta ik buiten, omdat ieder mens zijn of haar eigen groeiproces moet doorlopen. Dat ligt overigens anders bij institutioneel racisme en discriminerende algoritmen bij de overheid. Dat is een ernstige zaak, die aan de kaak gesteld moet worden en waar je tegenin moet gaan. De burger moet immers op de overheid kunnen vertrouwen.

Mattheus Passion 2012 Naarden
Beeld door: Edwin Janssen

Je moet echter niet bezig willen zijn met wat mensen individueel denken of zeggen. Daar kun je een dagtaak aan hebben. Het is beter om te focussen op wat je wil bereiken in je leven, je eigen koers vast te houden en je er niet van af te laten leiden. Ik heb gezien wat er gebeurt als je dat wel doet. Als kind was ik getuige van hoe er bananen werden gegooid op het voetbalveld in Amsterdam, omdat het team van Real Sranang op voorsprong stond. Dat mondde uit in een vechtpartij, met als gevolg dat het team dat op winst stond werd geroyeerd. De mensen die gediscrimineerd werden, kregen er dus nog straf bij ook. Voor mij was het een waardevolle les, dat je die zaken op een andere manier moet aanpakken. Namelijk via de reguliere weg. Ik heb geleerd om te onderzoeken wat van mij is en wat van de ander. Dat goed gescheiden te houden. Ik heb geaccepteerd dat er mensen zijn die racistisch denken. Die staan zo ver van mij af, dat ik niet eens zou weten waar ik het gesprek met hen over zou moeten beginnen. Dan besteed ik mijn tijd liever aan zaken waar wel vooruitgang geboekt kan worden.”

Zuil 3: De armenbelasting (zakat)

Naast je werk en gezin besteed je veel tijd aan vrijwilligerswerk. Kun je daar wat meer over vertellen?

“Ik vind het noodzakelijk dat je iets onbaatzuchtigs doet voor de maatschappij. Het leven is niet alleen maar nemen en willen, maar ook geven. Dat is de reden waarom ik vrijwilligerswerk doe. Omdat tijd kostbaar is, zorg ik ervoor dat ik altijd dingen doe die ik belangrijk vind.
Zo heb ik, samen met anderen, een stichting opgericht ter bevordering van een duurzame ontwikkeling van Suriname. Deze stichting richt zich onder meer op de noodzakelijke veranderingen op het gebied van de landbouw en energie. Ook wordt jaarlijks een turtle watch georganiseerd op de ongerepte stranden van Suriname zodat de grote zeeschildpadden hun eieren ongestoord kunnen legen. Mijn rol is die van ambassadeur.

Naast ontwikkelingssamenwerking vind ik cultuur een belangrijk thema. Cultuur zou niet voorbehouden moeten zijn aan rijke mensen, maar toegankelijker gemaakt moeten worden voor een breder publiek. Daar werk ik graag aan mee.

Zo ben ik voorzitter van de raad van toezicht van het Slot Zuylen. Een prachtig slot, dat maar op een paar kilometer afstand ligt van een aantal Utrechtse wijken, waarin kinderen moeten opgroeien in gezinnen met een kleine beurs. Geld voor culturele uitstapjes is er doorgaans niet. Ik heb geprobeerd die werelden met elkaar te verbinden, door een programma voor te stellen waarin kinderen (van groep 6) naar dit museum kunnen komen om het verhaal van Belle van Zuylen te horen. Ik kan er erg van genieten als kinderen met grote ogen en geïnteresseerd het terrein opkomen. Ze worden na afloop getrakteerd op een kopje thee en een koekje en gaan met een positieve en leuke ervaring rijker naar huis. Een ervaring die ze anders niet zouden hebben gehad.”

Zuil 4: Het vasten in de maand ramadan (sawm)

Je gaf net al aan dat je je werk altijd zo goed en zorgvuldig mogelijk wil doen. Heb je wel eens het gevoel gehad dat je daardoor dingen in je persoonlijke leven hebt moeten laten liggen?

“Ik heb in de persoonlijke sfeer wel de nodige offers gebracht, om van alles voor elkaar te krijgen. Op sommigen momenten had ik méér tijd met mijn familie willen doorbrengen. Dan was ik druk bezig met het afronden van mijn werk, terwijl ik op dat moment bijvoorbeeld liever bij mijn moeder of één van mijn zussen was. Toen mijn vader overleed, was ik nog waarnemend burgemeester. Ik merkte dat goed afscheid nemen lastig was. Er werd veel van me gevraagd. Het werk ging gewoon door. Ik was er een paar dagen tussenuit, maar daarna moest ik verder. Ik heb geleerd daar een balans in te brengen, omdat ik ook tijd wil besteden aan de mensen van wie ik hou. Tegenwoordig ben ik daar veel beter in geworden. Ook naar mezelf toe. Er is meer zelfzorg. Druk of niet druk, ik zorg ervoor dat ik de dingen die ik leuk vind kan blijven doen. Wat er ook gebeurt, deze week ga ik naar pianoles.”

Zuil 5: De bedevaart naar Mekka

Je bent de politiek in gegaan om wat terug doen voor de samenleving, voor de kansen die je hebt gehad. Het was ook een zoektocht voor je naar erkenning en waardering. Heb je naar jouw gevoel inmiddels genoeg gedaan?

“Het is nog niet af. Zolang ik leef zal ik me blijven inzetten voor de democratische rechtstaat en de dingen die ik belangrijk vind zoals gelijke kansen, vrijheid en inclusie. Het gaat er uiteindelijk om dat er stappen voorwaarts worden gezet, en dat het stokje vervolgens aan anderen wordt overdragen.

Om een voorbeeld te noemen, ik ben in 2009 binnen de PvdA begonnen met het Netwerk Diversiteit. Het was hard nodig om de partij duidelijk te maken dat er meer mensen met verschillende achtergronden zouden moeten komen op de kandidatenlijsten in de Gemeenteraad, de Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Ik nam deel aan de commissie van de Tweede Kamer om mensen te selecteren, want anders kwam het niet goed. Dat kan je je nu haast niet meer voorstellen. Het belang van diversiteit is bij veel politieke partijen inmiddels wel geland.”

Heb je nog verdere ambities binnen het openbaar bestuur? Bijvoorbeeld een ministerspost?

“Ik denk niet zozeer in een vorm. Het gaat mij meer om waar ik aan kan en wil bijdragen. Als de vorm mij toestaat om bij te dragen aan de democratische rechtsstaat, op te komen voor mensen en ik mijn netwerk kan onderhouden, dan sta ik daarvoor open.”

Dit interview is oorspronkelijk gepubliceerd op 12 augustus 2021 en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Winterherhalingen.

Maria Bouanani

Maria Bouanani

Schrijver

Maria Bouanani studeerde Franse Taal en Cultuur aan de Faculteit Letteren van de Universiteit Utrecht. Voor Nieuw Wij schrijft ze …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.