Annette Jansen is religiewetenschapper en antropoloog. Jarenlang werkte ze als adviseur wederopbouw na conflict voor humanitaire organisaties. “Toen ik me in de wederopbouwgeschiedenis van mijn eigen land begon te verdiepen, stuitte ik op de figuur van Bakema en werd gegrepen.”
Door Jaap Bakema opende zich voor jou “een wereld vol vormen, lijnen en lichtinvallen die je betoverde”. Kun je hier wat meer over vertellen?
“De architect-stedenbouwer Jaap Bakema (1914-1981) was directeur van het Rotterdamse bureau Van den Broek en Bakema, bekend van de Lijnbaan in Rotterdam, de aula van de TU Delft, de Sporthuis Centrum-vakantieparken en talloze wijken en gebouwen in het hele land. Hij werd gedreven door het verlangen om het verzuilde Nederland na de oorlog opnieuw op te bouwen als een open samenleving, waar ieder zich in vrijheid kon ontwikkelen.
Een aantal jaar geleden bekroop me het gevoel dat Nederland zich steeds meer naar binnen keerde, dat die open samenleving aan het verdwijnen was. Ik kreeg behoefte aan houvast, aan grip op dat lieve land van mij dat me nu soms zo vreemd was. Het leek me mooi dat te doen door een reis te maken langs de bouwwerken van een man, die letterlijk de bouwstenen legde van de samenleving waarin ik als vrij en bevoorrecht individu was opgegroeid.
Bakema realiseerde zijn droom niet door zomaar lukraak wat woonblokken neer te zetten. De relatie tussen gebouw en omgeving was voor Bakema bijna nog belangrijker dan het gebouw zelf. De gebouwde omgeving moest mensen een gevoel van thuis en bescherming geven, maar ook prikkelen om over de eigen grenzen heen te kijken. Daarom moest een gebouw visueel communiceren met haar omgeving: met de lucht, de bomen, het water en met andere gebouwen in de buurt. De ‘samenhang tussen mensen en dingen’, noemde hij dat.

Ik ben een leek, wist nauwelijks iets van architectuur. Toen ik me in Bakema verdiepte leerde ik bouwwerken als objecten van ruimtekunst te zien, die je met veel meer zintuigen moet beoordelen dan met je ogen alleen; dat je ze moet aftasten door middel van kinese, de wijze waarop je lichaam zich door de ruimtes beweegt. Voel je je opgesloten of vrij? Kan je op verschillende manieren van woonkamer naar keuken, van je huis naar de straat? Zijn er keuzes, of wordt je gang door een gebouw of wijk door het ontwerp bepaald?
Eén van de mooiste inzichten vond ik, dat moderne architecten niet met muren en stenen bouwen, maar met ruimte. Met ‘lege ruimte die naar buiten kan worden voortgezet,’ zoals Gerrit Rietveld – groot voorbeeld van Bakema – ooit zei. Het was zo’n beetje een ommekeer van hoe ik tot dan toe naar architectuur had gekeken. Voorheen zag ik alleen maar de buitenkant, de gevel en vorm van een gebouw. Nu kreeg ik veel meer oog voor het spel met de ruimte, voor de talloze manieren waarop een gebouw naar buiten kan worden opengebroken, of andersom, hoekjes en nissen kan bieden waarachter je even kan wegkruipen.”

Door wie en wat werd Bakema geïnspireerd?
“Het Rietveld Schröderhuis in Utrecht was Bakema’s grote voorbeeld: toen hij oog in oog met dat bouwwerk stond besloot hij architect te worden. Le Corbusier, de Frans-Zwitserse architect die zo’n beetje de vader was van de moderne architectuur, was een andere belangrijke bron van inspiratie. Desondanks vormde Bakema later met andere jonge architecten uit Europa een groep die rebelleerde tegen enkele bouwkundige ideeën van Le Corbusier. Ze vonden dat deze te star werden, te dogmatisch: dat ze resulteerden in eindeloze rijen monotone woonblokken, waar elke vorm van individuele expressie – elk leven – werd doodgeslagen.
Bakema was marxist, humanist, filosoof, romanticus – maar bovenal vrijdenker. Hij werd geïnspireerd door de Indiase theosoof Krishnamurti, de Franse filosoof Henri Bergson en door de gewezen dominee-cum-anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis. De leus die jarenlang op de voorpagina van Recht voor allen prijkte, het weekblad van Domela Nieuwenhuis, zou je gerust Bakema’s motto kunnen noemen: ‘Alleen wie de vrijheid van anderen liefheeft, is zelf de vrijheid waard.’
Bakema wilde een omgeving scheppen waarin het democratisch bewustzijn weer kon opbloeien. Hij ontwierp wijken en gebouwen waarin mensen afwisseling en samenhang ervaarden: waar variatie van vorm en woontype was en bewoners de indeling zelf mede konden bepalen; en waar woningen zo werden gegroepeerd dat ze je het gevoel gaven deel uit te maken van een gemeenschap. Het wijkidee, met woonerven en buurtcentra, is mede dankzij zijn inspanningen groot geworden in Nederland. Zo hoopte hij mensen te stimuleren om zich als vrije individuen te ontwikkelen én zich in te zetten voor een samenleving waar ieder datzelfde recht genoot. ‘Everyone is born free and equal, equal at least in his right to be different,’ verkondigde hij telkens weer.”
Hoe is Jaap Bakema’s levensverhaal en inspiratie van invloed geweest op zijn stijl en zijn ontwerpen?

“Met zijn gebouwen en wijken wilde Bakema mensen ervan bewust maken dat ze deel zijn van een groter geheel; dat de ruimte van hun huis deel uitmaakte van die van hun wijk, stad, land, de aarde en – uiteindelijk – de oneindige ruimte van de kosmos. Dat deed hij onder andere door in zijn ontwerpen gebruik te maken van de drietrap van laag-middelhoog-hoogbouw; van lage bungalows, eengezinswoningen en hoge woongebouwen van meerdere verdiepingen. Daardoor ontstond niet alleen afwisseling en keuzevrijheid, maar werd je oog als het ware ook trapsgewijs van aarde naar de hemel geleid. Het boommodel noemde hij dat ook wel: je kon onder, naast of boven de bomen wonen, jezelf vertrouwd maken met het leven op de bodem, in de bomen, en boven de bomen, waar je zicht hebt op de hemel met de zon en de sterren.

Hij vond het jammer dat er in de jaren zeventig in Nederland zo’n weerzin tegen hoogbouw ontstond – en dat begrijp ik wel. Ik denk dat ieder dat gevoel van fascinatie wel kent, dat je kan overvallen als je vanaf de tiende verdieping van een flatgebouw naar de verten kijkt. Er ontstaat dan een gevoel van ontzag dat je als het ware optilt boven het alledaagse, je een ruimere blik op de wereld geeft. Dát wilde Bakema bereiken. Oog voor het kleine vond hij net zo belangrijk: ‘Groot en klein horen bij elkaar,’ zei hij dan, ‘via het kleine leer je het grote kennen’.”
Wat kan het lezen van Bakema’s levensverhaal de lezer brengen?
“Bakema stelden vragen over de inrichting van de samenleving die nu opnieuw actueel zijn geworden. Nederland staat voor een enorme bouwopgave terwijl het democratisch bestel wankelt en de spanningen in de samenleving groeien. De druk op de ruimte neemt door bevolkingsgroei en klimaatverandering almaar toe. Waar schaarste heerst en ruimte onder druk staat floreren intolerantie en conflict.
Bakema geloofde dat het ontwerp van gebouwen en wijken van grote invloed is op hoe de mens (zich) voelt, denkt en doet. Architectuur moest het ruimtebewustzijn van mensen letterlijk vergroten, hen bewust maken van de wijdere omgeving waarvan ze deel uitmaakten en in leefden. Steeds weer sprak hij van ‘de totale ruimte waar alles is en wordt’. Hij streefde naar een balans tussen gebruik van en zorg voor de ruimte op een zo groot mogelijke schaal: ‘Once man did know that you cannot possess space and that use of space had to be compensated by care for space.’ – een benadering die in tijden van klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit opnieuw aan betekenis wint.”

Wat blijft je, met het oog op onze situatie vandaag, vooral bij na je studie van Bakema?
“We staan nu als samenleving voor een opgave die vergelijkbaar is met die uit de wederopbouwperiode. Net als na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog moeten we het vertrouwen in de mensheid herstellen, in de overheid, de democratie, in elkaar, in ons vermogen de aarde – en Nederland in het bijzonder – zo in te richten dat ze leefbaar blijft, en dat er plek is voor iedereen. Ik leerde van Bakema niet alleen hoe je zo’n geweldige transitie samen met anderen voor elkaar kan boksen, maar bovenal met welke levenshouding je zo’n maatschappelijke strijd het best volhoudt.

Zelden kwam ik zo’n gelaagd, autonoom en intrigerend karakter tegen als Bakema. Hij hield van het alleen-zijn met de sterren, de bomen en de hemel, liet zich steeds weer betoveren door ‘het wonder van het bestaan’ maar was evengoed een nuchtere Groninger die met tomeloze energie, en met een Rotterdamse aanpak-mentaliteit, talloze gebouwen en wijken ontwierp – zijn droom letterlijk in beton goot.”
“Die combinatie van rauwheid en poëzie weerklonk ook in die typische uitspraken van hem,” zo besluit Annette Jansen. “Die kunnen me nog altijd kunnen opbeuren als ik de moed even verlies.” En deze uitspraak van Bakema geeft zij de lezer ter afsluiting graag mee:
“Wij ijlen van het een naar het ander in grenzeloze oppervlakkigheid, terwijl wij alleen maar als de bliksem zouden moeten voortmaken, dat we onze diepgang herstellen. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet, dat we allemaal moeten gaan zitten filosoferen. Het leven is immers een wonder waar je toch niet achter komt. Je moet het beleven…”
Totale ruimte. Jaap Bakema 1914-1981- In de voetsporen van een bouwkunstenaar. Annette Jansen. Querido Fosfor. ISBN paperback 9789021459882