Abdij Lilbosch in Echt ontstond in 1883. De monniken waren afkomstig van de Abdij van Achel (Achelse Kluis) in België. Omdat daar te weinig plaats was voor het grote aantal monniken, kwam er een dependance. De abdij moet, zoals elke Trappistenabdij in de wereld, in hun eigen behoeften kunnen voorzien. De omgeving bij Echt, een moerasgebied in een oeroude arm van de Maas, was hiervoor een geschikte locatie. Tegenwoordig wonen er in de abdij twaalf broeders die bijna allemaal actief zijn in de kloosterboerderij of de kloostertuinen. Lilbosch is de enige nog overgebleven kloosterboerderij in Nederland.

Broeder Malachias Huijink, sinds 2009 abt van de abdij, legt uit dat het hard werken is: zes dagen per week, vijf uur per dag, naast het kloosterritme van de getijdengebeden. Parttime medewerkers en vrijwilligers ondersteunen de broeders, onder andere in de tuin en de Abdijwinkel.

De lockdown is voor veel mensen een zware periode. Broeder Malachias legt uit dat zij als broedergemeenschap zelf de keuze hebben gemaakt om in afzondering en stilte te leven, in beslotenheid, los van prikkels van de wereld. Hij noemt dat een ‘vrijwillige levenslange lockdown.’

Duurzaamheid

De Abdij heeft ongeveer 145 hectare akkerland, en weidegrond, onder andere bestemd voor de kloostervarkens en hooilanden De Abdij werkt zo duurzaam mogelijk, met respect voor mens, dier en omgeving. Voor de Livar kloostervarkens wordt samengewerkt met een aantal varkensboeren. Zij verzorgen de dieren volgens de principes en visies van de monniken, die toezicht houden. Die aanpak werkt: de omzet is in de afgelopen jaren gegroeid. “We zijn eindelijk groeiende en genereren ook steeds meer omzet. Hier op onze eigen locatie zijn wij uitgegroeid. Er is blijkbaar behoefte aan ‘eerlijk’ vlees met een duidelijk verhaal”, zegt Malachias. Het (klooster)varkensvlees is wel duurder dan het vlees in de supermarkt of bij de slager.  “Je moet gewoon de overtuiging hebben dat jouw visie op hoe het zou moeten en wat het dier verdient, ook wat mag kosten en dat je daar ook mensen op aanspreekt: dit kost het gewoon, heb je het ervoor over? Als je de moraal en de christelijke visie erbij betrekt, dan moet het iets gewoon meer kosten. Heb je het ervoor over?”

Klimaatverandering

Malachias-Huijink_Abdij-Lilbosch
Broeder Malachias Huijink Beeld door: Eigen foto

Ook de abt ziet de gevolgen van de klimaatverandering. “Naast onze varkens hebben wij een akkerbouwbedrijf van ongeveer 90 hectare. Ik zie dat door de klimaatverschuivingen veel van de huidige gewassen het minder goed doen. We anticiperen op een voortgaande klimaatverandering. Ik denk dan aan gewassen die meer de warmte en de hitte kunnen verdragen en kunnen meenemen in hun eigen groei.

Ik denk dat klimaatverandering mede het gevolg is van een omgang met de schepping of een levenshouding die niet duurzaam is en die nemend is, consumerend is en die ook het korte gewin en de eigen behoeftebevrediging centraal stelt, en die ook, ja, indirect die klimaatverandering op gang geholpen heeft en nog steeds doorzet.” Alleen een heel andere levenshouding kan daar verandering in brengen, verwacht Malachias.

Tegencultuur

“De monastieke wereld, de christelijke wereld, put eigenlijk uit andere bronnen dan de consumerende wereld, dus het zijn eigenlijk twee werelden die een eigen domein hebben. Je moet ook een soort tegencultuur durven willen zijn, je moet niet met de tijdsgeest meewaaien of met de vrije markt meewaaien en dan domweg je eraan overgeven. Je moet een tegencultuur met eigen waarden en een eigen visie durven opbouwen. Wij hebben het daarin natuurlijk makkelijk: wij bouwen een soort van muur om ons domein heen, als eigen enclave. Daarin kun jezelf zijn en volop uit je eigen diepere inspiratie leven en werken. Terwijl boeren die niet in zo’n enclave kunnen of willen leven, veel meer in en met de tijdsgeest mee-ademen en ook per ongeluk in een dynamiek meekomen die uitbuitend en consumerend is en die maximale consumptie belangrijk vindt.

Je moet dus een soort tegencultuur willen zijn, dat blijft een uitdaging. Het vereist een voortdurende waakzaamheid en een wakkerheid om aan te durven sturen op een soort tegencultuur. Wij zijn daarin niet missionerend dat we rondbazuinen: ‘het andere deugt niet en wij zijn de betere.’ Wij leven in die tegencultuur en laten de mensen kijken, proeven en we zeggen: dit vinden wij belangrijk. We willen uitstralen: zo doen wij het, het heeft een eigen schoonheid, een eigen waarheid, een eigen morele en spirituele oogst aan zich, dit willen wij doen, zo doen wij het.’

Rentmeesterschap

“De term rentmeester vind ik een te financiële term”, zegt Malachias, “Een rentmeester ging elk jaar namens de landheer de boeren af om daar de pacht te innen.” Met dat beeld is rentmeester een hele eenzijdige term, alsof de financiële opbrengst het enige en het enig wezenlijke is. “Ik zou in de term rentmeester vooral willen horen dat je geen eigenaar bent, maar gebruiker: je hebt alles alleen maar in bruikleen, je mag het verlengde zijn van de Heer. Zelf vind ik de Bijbelse verwoording ‘beeld van God’ uit het boek Genesis prachtig. De mens mag met de schepping omgaan als een liefst zo gelijkend mogelijk beeld van God.  Die verwoording vind ik rijker dan ‘rentmeesterschap’ vanwege de financiële, beperkende klank aan het woord.”

‘De houding van armoede en nederigheid zegt mij meer dan rentmeester zijn’, vertelt Malachias. ‘Bij armoede, is niks jouw eigendom, je bent niet eens je eigen eigendom, alles is ‘van God en voor elkaar’, om Hem te eren. Dus alle eigenaars-schijn ontmaskeren en je arm weten en ontvangen weten uit de hand van God en je niks toe-eigenen: dat vind ik een belangrijke notie die ook in de Regel van Benedictus naar voren komt. In het Latijn van de Regel van Benedictus staat voor nederigheid het woord ‘humilitas.’ Uiteindelijk is dat ‘humus’, vruchtbare grond, waarin God zijn werk kan doen. Wij hopen als monniken vruchtbare aarde te worden: nederig, optimaal ontvankelijk, zodat God Zijn werk in jou kan doen. ‘Humus’ is  dan eigenlijk de ontvankelijke bodem waarin het zaadje van Gods liefde, van Gods geest, van Gods werkzaamheid kan vallen en optimaal kan gedijen. En wij mogen de humus, de bodem daarvoor zijn.”

“Het is een agrarische term dat je eigenlijk de goede bodem wilt zijn en dat je de bodem goed moet houden en optimaal moet houden. Als je een leven van gebed wilt leven, kun je niet voortdurend zelf aan het woord zijn. Als je een leven van gebed wilt leiden, moet je juist God laten werken en spreken en binnenkomen in jou, dus humus zijn, humilis, nederig en ontvankelijk. Dan kan wat God zaait en geeft een optimale rijkdom krijgen, vrucht krijgen in ons mensen.”

Dit artikel verscheen onlangs in De Linker Wang.

Jaap-Terpstra_LinkedIn

Jaap Terpstra

Jaap Terpstra is redactielid van De Linker Wang.
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.