Wat is jullie boodschap en hoe pakken jullie dit aan?
“Blijf er niet alleen mee doorlopen, maar deel je zorgen! Maar ik breng deze boodschap niet zelf, dit doen onze peer educators. Dit zijn jonge rolmodellen die vanuit hun eigen ervaring met psychische kwetsbaarheid het gesprek met jongeren aangaan. Met een groep van veertien peer educators zetten we in op preventie. Onze peer educators hebben bijvoorbeeld een burn-out, depressie of angststoornis gehad. Maar we hebben bijvoorbeeld ook iemand die gevoelig is voor een extreme mate van stress. Dat is niet per se een diagnose, maar het is wel iets waarin leerlingen zich kunnen herkennen. Zij allemaal hebben het gemist dat er iemand voor hen was om mee te praten, waardoor het dieper in hen zakte. Een ander doel is dat we vanwege vooroordelen en onbegrip meer bekendheid willen geven aan psychische problematiek bij jongeren. We merken dat veel leerlingen denken dat als iemand psychische problemen heeft, dat hij/zij gek is.”
Het is heel hot om te sporten en gezond te eten, maar bijna niemand zorgt echt goed voor zijn psyche.
Dat is dus nog steeds zo?
“Ja. Eén op de vijf jongeren kampt met psychische problemen, maar het is nog een enorm taboe. Jongeren denken vaak aan een depressie bij psychische problemen, maar weten dat woord niet in het juiste kader te plaatsen. Daarnaast is het vaak de enige vorm van psychische problematiek die ze kennen. Daarom is het heel logisch dat er niet meteen een lampje gaat branden bij henzelf als ze een keer een paniekaanval krijgen. Ze kunnen dat niet linken aan een psychische kwetsbaarheid.
We vinden het belangrijk dat de jongeren leren welke vormen er allemaal zijn en vooral hoe dat zich uit in de praktijk. Niet om iedere leerling het gevoel te geven dat hij of zij iets heeft, maar wel signalerend: let op jezelf. Het is heel hot om te sporten en gezond te eten, maar bijna niemand zorgt echt goed voor zijn psyche. Wij hopen dat het normaal wordt om ook voor je geestelijke gezondheid te zorgen.”
Is deze onwetendheid de reden waarom jongeren het zo moeilijk vinden om er over te praten?
“Het is een taboe wat maatschappij-breed heerst. Mensen met psychische problemen worden gezien als de zwakken van de maatschappij. Jongeren zijn bang dat als ze open en eerlijk zijn, er niemand naar hen wil luisteren. Mensen willen liever het vrolijke verhaal horen. Dat merk ik zelf ook altijd als ik iemand ontmoet en vraag hoe het gaat. Iedereen zegt meestal dat het goed gaat. Dat is in onze cultuur ingebakken. Je hoeft natuurlijk niet aan iedereen je verhaal te vertellen, maar ik denk dat het voor jongeren duidelijk moet zijn dat er mensen zijn bij wie ze hun verhaal kwijt kunnen.

We richten ons in de MIND Young Academy op vmbo- en mbo-leerlingen. Van hen horen we dat veel leerlingen een enorme prestatiedruk ervaren. Ze willen hun ouders en omgeving niet teleurstellen. Dat verbinden ze aan de hoge standaard die ze ervaren. Als je naar de universiteit gaat, dan ben je pas iemand. In onze maatschappij worden vmbo en mbo ernstig onderschat, terwijl het leren van een vak het fundament van onze samenleving is. Deze leerlingen hebben een laag zelfbeeld, die prestatiedruk speelt daarin mee. Dat komt gedeeltelijk door ouders en de omgeving van jongeren, maar ook door hoe ons schoolsysteem is ingericht: heel erg gericht op toetsen en testen. Leerlingen worden hierdoor constant vergeleken met anderen, wat leidt tot onzekerheid en prestatiedruk.
Daarbij komt dat jongeren aan het perfecte plaatje willen voldoen, gelinkt aan de rol van de sociale media. Als ze bijvoorbeeld Instagram openen, dan zien de leerlingen alleen maar plaatjes van mensen die er stralend uitzien. Wanneer ze een keer niet zo goed in hun vel zitten en dan een app openen en allemaal blije mensen zien, dan denken ze dat ze de enige zijn en dat ze er niet meer bij horen.”
Waarom zijn jongeren zo bang om buiten de boot te vallen?
“Ook daarin spelen sociale media een grote rol. Ze zijn bang dat als ze er mee naar buiten komen, dat iemand dat via whatsapp aan iedereen laat weten. Dat gebeurt echt, met foto’s en al. De leerlingen maken zich daar zoveel zorgen om dat het moeilijk is om iemand in vertrouwen te nemen, en ook omdat ze het bij anderen verkeerd hebben zien gaan. Ze koppelen dat bijvoorbeeld aan meiden die een blootfoto van zichzelf maken die de hele school doorgaat via whatsapp. Een gevolg daarvan is dat als een leerling een suïcidepoging heeft gedaan, hij of zij door de omgeving wordt gezien als een aandachtsvrager. In plaats van dat men denkt: ‘Jeetje, wat verschrikkelijk, wat kan ik doen om hem/haar te helpen?’”
Het is veel gemakkelijker om online te zeggen dat iemand gek is dan in real life, terwijl het net zoveel pijn doet.
Heb je enig idee waarom jongeren dat doen?
“Ik denk dat het een drang is om bij een groep te willen horen. Leerlingen overzien ook niet wat de effecten kunnen zijn van hun daad. Ze hebben in de ontwikkelingsfase (puberteit) waarin zij zich bevinden niet voldoende inlevingsvermogen in de ander om dat te begrijpen. Door de peer educators zich letterlijk open te laten stellen, nodigen ze de leerlingen uit in hun belevingswereld. Om hun vanuit hun perspectief te laten zien hoe het is om psychisch kwetsbaar te zijn en wat het met hen doet om door de omgeving regelmatig negatieve etiketten opgeplakt te krijgen. Omdat alles tegenwoordig online gebeurt, stimuleren we leerlingen om na te denken over hoe je online met elkaar omgaat. Het is veel gemakkelijker om online te zeggen dat iemand gek is dan in real life, terwijl het net zoveel pijn doet.”
Waarom doen jullie dit project op scholen en niet op sportclubs of in vriendengroepen?
“We merken dat het geen hot topic onder jongeren is. Als we het meer op vrijwillige basis zouden doen, dan komen alleen de giechelende meiden die toch wel van kletsen houden. Terwijl het mooie aan het schoolsysteem is dat iedereen bij elkaar in de klas zit, zodat je iedereen tegelijk te pakken krijgt. En door het als een onderdeel van het curriculum op school te maken is het ook voor scholen een boodschap om er iets mee te doen. Het lesprogramma is een ijsbreker om de sfeer in de klas opener te maken en het taboe op het thema te doorbreken. De school moet het daarna wel zelf oppakken, anders stappen we niet in. In ieder geval willen we dat ze het stevig verankeren in de school, dat ze een vertrouwenspersoon hebben en dat er wordt nagedacht over een plek waar leerlingen veilig hun problemen op tafel kunnen leggen. We merken dat het programma best wel wat losmaakt, dat leerlingen na afloop iets willen delen. Dat is prachtig, maar ook een risico, je haalt de schil van de leerlingen af. Als daar vervolgens niets mee gebeurt en als de schoolomgeving onveilig is, dan valt de boodschap van het project weg. Samenwerking met de school is een randvoorwaarde om het project goed te kunnen inbedden.”

Zijn er dingen die je opvallen tussen de verschillende schooltypes?
“Dat is per regio verschillend. In Noord-Holland zijn leerlingen bijvoorbeeld heel gesloten. De peer educators moeten daar hard werken om ze een beetje open te krijgen in de drie lessen. We zien dat hoe hoger opgeleid de jongeren zijn, hoe sociaal wenselijker zij antwoorden. Ik weet niet goed hoe dat komt. Ik denk dat zij zich een bepaalde genuanceerdheid hebben aangeleerd en het komt misschien ook door het schoolsysteem. Ze beroepen zich meer op feiten en cijfers dan op ervaringsgevoel. We merken dat leerlingen bijvoorbeeld op het vmbo veel meer ervaringsgericht zijn. Dat maakt het een leuke uitdaging om het programma ook goed te maken voor de hogere opleidingen, om daar ook het taboe te doorbreken. Alleen kennis verbreden is niet voldoende.”
Zie je ook verschillen in de diverse culturen?
“We hebben peer educators van verschillende afkomst en verschillende geloven. We vinden het belangrijk om een afspiegeling van de maatschappij te zijn, omdat we in de lessen zoeken naar zoveel mogelijk raakvlakken met de leerlingen. We hoorden over een meisje dat zei dat het in haar cultuur not done is om te praten over hoe het met je gaat. Zij is lange tijd depressief geweest en er was dus niemand waarmee ze daarover kon praten. Dit zien we bijvoorbeeld ook bij de Noord-Hollandse jongeren. Het is, denk ik, niet altijd cultuur-gebonden, maar gewoonte-gebonden. Dus waar praat je met elkaar over en waarover niet.
We hebben twee peer educators die moslim zijn, zij geven aan dat binnen de islam psychische problematiek niet bestaat. In het ergste geval worden ze bezeten verklaart. De sleutel is om een moslim peer educator voor de klas te zetten, zodat door iemand met wie leerlingen zich kunnen identificeren dit thema op een laagdrempelige manier uit de taboesfeer wordt gehaald. In de media komt er gelukkig steeds meer openheid over psychische problemen, bijvoorbeeld filmpjes die jongeren maken over hun leven worden steeds populairder. De laatste tijd zijn er steeds meer vloggers die uit de kast komen met hun psychische problemen. Als jongeren dat zien, gaan ze het iets normaler vinden, ook al zegt hun cultuur dat dat bij hun niet is. Daar zie ik echt wel beweging.”
Kun je iets zeggen over de resultaten?
“We kunnen vanuit evaluaties met docenten, peer educators en jongeren zelf stellen dat ons project daadwerkelijk effect heeft. We merken dat de sfeer in klassen zichtbaar opener wordt, dat leerlingen gemakkelijker praten over het thema psychische kwetsbaarheid en dat jongeren zich behulpzamer en begripvoller naar elkaar opstellen. Ook horen we van docenten achteraf dat leerlingen de weg naar hulp binnen school beter weten te vinden.”
Hoe zie je het vervolg?
“Het project is in 2014 ontwikkeld en telkens doorontwikkeld. Het staat stevig en komende zomer gaan we een havo-vwo-versie ontwikkelen, zodat het programma ook voor deze niveaus beschikbaar wordt. Ook gaan we volgend jaar het programma extern laten onderzoeken, zodat we nog beter zicht op het effect krijgen.
De ervaringsdeskundigheid is echt de sleutel tot het succes van dit project. In het mooiste geval zijn wij niet meer nodig, maar dat kan eigenlijk niet. Ik zou graag willen dat leerlingen in hun middelbare schooltijd tenminste één keer een lessenreeks met een ervaringsdeskundige aangaan, zodat de sfeer opengebroken wordt en dat de scholen in de jaren daarna actief met leerlingen in gesprek blijven. En dat leerlingen gestimuleerd worden om open te zijn over hoe het met hen gaat en niemand uit te sluiten. Dat kost tijd, maar is een investering in de gezondheid van je leerlingen. En daarnaast zal het op den duur ook een positief effect hebben op de samenleving in het algemeen en op de GZZ in het bijzonder.”