Hebt u een religieuze opvoeding gehad?
“Ik ben opgegroeid in een christelijk gezin, op de Veluwe. Mijn vader was dominee. Vanwege zijn beroep zijn we – toen ik 15 was – naar Amsterdam verhuisd. Op de middelbare school kwam ik vrij plotseling in aanraking met een heleboel jongeren die niet of iets anders geloofden. Natuurlijk was dit in het begin wel even wennen, maar ik heb in die tijd ontzettend veel geleerd en het heeft m’n denkkader echt verruimd. Ik kijk met plezier terug naar de religieuze opvoeding die ik genoten heb. Ik kan me ook niet herinneren dat ik het ooit echt vervelend heb gevonden om mee te moeten naar de kerk. Volgens mij heb ik het ook niet als ‘moeten’ ervaren. De warme gemeenschap die de kerk waar ik als kind kwam was en de hele sfeer er omheen, heeft me altijd aangesproken.”
Hoeveel kinderen krijgen in Nederland eigenlijk (nog) een religieuze opvoeding? En hoe ziet die er uit?
“Vreemd genoeg is er tot nu in de godsdienstpedagogiek relatief weinig expliciete aandacht voor wat er in huiselijke kring gebeurt. We weten dat de opvoeding die jongeren van huis uit meegekregen hebben invloed heeft op de manier waarop zij zich later tot religie verhouden. Maar we weten eigenlijk maar heel weinig over hoe die religieuze opvoeding er precies uit ziet. Hoewel ik niet weet hoeveel kinderen in Nederland een religieuze opvoeding krijgen, weet ik wel dat een flink deel van de kinderen waar het geloof thuis geen uitgesproken rol speelt, via school wel in aanraking komt met godsdienst. Zeker wat betreft het basisonderwijs geldt dat veel ouders die er naar eigen zeggen “niet zoveel (meer) mee hebben” het toch fijn vinden dat hun kinderen op school bijvoorbeeld de bijbelverhalen horen. In het algemeen kan gesteld worden dat het in deze tijd vrijwel onmogelijk is om kinderen alleen maar in aanraking te brengen met de godsdienst van de ouders. Via contacten op school, de buurt en de media komen kinderen in aanraking met andere visies op het leven.”
De meeste jongeren in Nederland krijgen geen religieuze opvoeding meer. Vindt u dat erg?
“Omdat het geloof in God voor mij persoonlijk een grote bron van kracht en vreugde is, zou ik het persoonlijk iedereen gunnen om al vroeg in het leven met het geloof in aanraking te komen. Als pedagoog kan en wil ik echter niet voorschrijven welke concrete invulling ouders aan de (religieuze) opvoeding van hun kinderen zouden moeten geven.
Ik denk dat elke ouder zaken die voor hem of haar belangrijk zijn in het leven graag door zou willen geven aan de volgende generatie. Als ouders zelf niets met religie hebben, is het op zich niet verwonderlijk dat zij hier in de opvoeding ook geen aandacht aan besteden. Toch denk ik wel dat kinderen dan iets ‘missen’. Als ze er niet mee in aanraking gekomen zijn, is het voor hen namelijk moeilijker om er zelf bewust voor te kiezen om religie al dan niet een plek te geven in hun leven. Daarnaast geldt dat voor redelijk wat mensen in de samenleving religie wél belangrijk is en dat religie deel uitmaakt van onze maatschappij. In de opvoeding worden kinderen voorbereid op die maatschappij en ook vanuit dat perspectief is het daarom aan te bevelen dat kinderen en jongeren tijdens de opvoeding met religie in aanraking komen.
Ook als ouders zelf niet religieus zijn, hebben ze wel een bepaalde kijk op het leven, ofwel een levensbeschouwing. Deze levensbeschouwing functioneert als een zingevend kader. Voor de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en jongeren is het van essentieel belang dat zij zelf ook een dergelijk kader vormen. Aandacht voor levensbeschouwing in opvoeding is dan ook zeer belangrijk.”
Hebben Nederlandse jongeren nog iets met religie?
“Jazeker. Er zijn absoluut jongeren voor wie het geloof ‘alles’ is. Daarnaast is er ook een grote groep die persoonlijk niet zo veel met religie heeft, maar er wel interesse in heeft. Opvallend is dat er ook jongeren zijn die zeggen dat ze niet geloven, maar bijvoorbeeld in een vragenlijst wel aangeven dat ze regelmatig bidden. In het algemeen geldt dat het voor jongeren heel belangrijk is om een eigen vorm te vinden in het beleven en uiten van religie. Een vaker voorkomend antwoord in een door ons gebruikte vragenlijst was bijvoorbeeld ‘Ik geloof wel, maar niet zoals in de kerk’. De huidige generatie jongeren is op zoek naar authenticiteit en uniciteit en beleeft religie op zijn of haar eigen wijze.”
Hoe gaan Nederlanders hun kinderen over dertig jaar religieus opvoeden?
“Over dertig jaar zijn de baby’s en peuters van nu de jonge opvoeders. Wat zij belangrijk zullen vinden om door te geven aan hun eigen kinderen, hangt voor een groot deel af van wat zij in hun eigen kinder- en jeugdtijd belangrijk zullen gaan vinden. En dat hangt ondermeer samen met wat de jonge ouders van nu meegeven aan hun kinderen. In het algemeen merk ik bij generatiegenoten en jongeren die zelf geen specifiek religieuze opvoeding gehad hebben een soort onbevangenheid ten opzichte van religie. Ze hebben er zelf geen nare ervaringen mee en staan er op een bepaalde manier best voor open.”
Veel ouderen in Nederland zijn nog streng religieus opgevoed. Wat heeft dit betekent voor de religieuze opvoeding van hun kinderen?
“In het algemeen kan gezegd worden dat de kans groter is dat mensen zich van religie afkeren als ze het in hun jeugd als iets beklemmends hebben ervaren. De kans dat dit zo is, is groter naarmate in de religieuze opvoeding regels en verboden een grote rol speelden of als opvoedelingen zich in hun zelfontplooiing beperkt voelden.
Mensen die zich zelf van de religie waarmee ze opgevoed zijn krachtig hebben afgekeerd, zullen eerder geneigd zijn hun kinderen op te voeden als ‘atheïst’ of als ‘agnost’ of simpelweg geen aandacht te schenken aan religie in de opvoeding. Wanneer deze kinderen opgroeien en in contact met andere visies komen, kan het zijn dat zij zich alsnog aangetrokken voelen tot religie en als het ware het idee hebben dat hun ouders ‘met het kind toch wel heel veel badwater weggegooid hebben’. Je ziet dan ook wel in families dat religie soms ‘een generatie over heeft geslagen’.”
Kerken worstelen met de vraag hoe ze jongeren kunnen bereiken. In hoeverre speelt hier de (religieuze) generatiekloof tussen ouderen en jongeren een rol?
“Ik denk eerder dat er binnen de kerk te weinig communicatie ‘van hart tot hart’ is tussen ouderen en jongeren dan dat de vermeende generatiekloof er werkelijk de oorzaak van is dat kerken moeite hebben om jongeren te bereiken. Als ouderen en jongeren elkaars diepste drijfveren en intenties beter zouden begrijpen, zou er over er weer al een stuk meer begrip zijn. Toch denk ik niet dat het probleem van de kerk om jongeren te bereiken daarmee geheel opgelost is. Er speelt ook mee dat jongeren van nu veel meer dan vroeger de behoefte hebben om op een eigen, individuele wijze vorm te geven aan religie. Daarbij geldt dat de samenleving in z’n geheel individualistischer is geworden en dat de behoefte om je aan te sluiten bij een gemeenschap minder groot lijkt te zijn. Zelf denk ik tegelijkertijd dat hier ook de kracht van de kerk anno 2010 kan liggen, want naast individualisme is er in de samenleving ook een hoop eenzaamheid. Kerken die functioneren als warme, betrokken gemeenschappen en volop betrokken zijn op hun directe omgeving kunnen ontzettend veel betekenen voor zowel jong als oud!”
Onder islamitische jongeren is – zo blijkt uit onderzoek – ook een ‘ontkerkelijking’ gaande. Zal hierdoor de opvoeding van hun kinderen de komende decennia beïnvloed worden op vergelijkbare manier als bij de christelijke 50 en 60+ers van nu?
“Ik vind het moeilijk om hier stevige uitspraken over te doen. Het is goed denkbaar dat er bij de islamitische bevolking van Nederland processen zullen plaats vinden die vergelijkbaar zijn met wat er eerder in christelijke kringen gebeurde. Dus een sterkere individualisering van het geloof met nadruk op de persoonlijke geloofsbeleving. Aan de andere kant spelen er bij islamitische jongeren ook andere zaken een rol die niet vergelijkbaar zijn met de christelijke 50- en 60+ers van nu. Dan denk ik vooral aan de immigratieachtergrond van deze jongeren. Ook als ze zelf in Nederland geboren zijn speelt het immigratieverleden van de familie vaak een grote rol in het leven van de jongeren. Het ‘ontkerkelijken’ kan hier niet los gezien worden van het eventueel ‘ontcultuurlijken’.”
In Nederland heb je erg veel verschillende soorten scholen. Moeten we niet gewoon één openbare school willen waarin iedereen als gelijke wordt behandeld?
“Zelf zie ik het bestaan van de verschillende soorten scholen meer als een uiting van vrijheid die er in onze samenleving op dit punt is. Het geven van onderwijs is vrij. Daarbij komt dat mensen niet verplicht zijn om hun kinderen naar het bijzonder onderwijs te sturen. Sterker nog, het is in de grondwet geregeld dat er voldoende openbaar onderwijs beschikbaar moet zijn (zie artikel 23, lid 4). Ik erken tegelijkertijd dat het bestaan van bijzonder onderwijs de zuilen in de samenleving tot op zekere hoogte in stand houdt. Dit geldt dan met name voor specifiek religieuze scholen. Voor een groot deel van de bijzondere scholen geldt namelijk dat de leerlingpopulatie wat betreft religie net zo gemengd is als in de samenleving als geheel. Bovendien richten de meeste scholen zich meer op de brede levensbeschouwelijke ontwikkeling van leerlingen dan dat ze als doel hebben dat leerlingen aanhangers van een specifieke godsdienst worden.”
Hoe zorg je ervoor dat jongeren tijdens hun schoolperiode ‘klaargestoomd’ worden voor de multireligieuze samenleving die Nederland is?
“Allereerst dit: scholen zijn sinds februari 2006 verplicht om hun leerlingen voor te bereiden op een leven in de diverse samenleving. Daarnaast is kennis over verschillende religies en levensbeschouwingen belangrijk. Echter, kennis leidt niet per definitie tot begrip van anderen. Het kan namelijk ook zo zijn dat hoe meer je over een bepaalde religie weet, hoe moeilijker het is om de aanhangers van deze religie echt te begrijpen. Kennis moet daarom ook niet op zichzelf staan. Het is belangrijk dat kinderen en jongeren leren waarom mensen op een bepaalde manier denken en wat dit voor hen betekent. Leerlingen moeten dus ook bepaalde vaardigheden en houdingen leren. Deze kennis, vaardigheden en houdingen kunnen op verschillende manieren op school aan bod komen. In het lespakket, als speciaal vak of juist geïntegreerd met bestaande vakken, maar ook ‘gewoon’ in de manier waarop er op school met elkaar omgegaan wordt.”
Interessant interview. jammer dat er nog zo weinig bekend is over hoe de religieuze opvoeding er thuis uitziet. Weet deze mevrouw misschien iets meer te vertellen over toekomstig onderzoek op dit terrein?
Beste Yvonne
Het is de bedoeling dat er begin volgend jaar een dissertatie verschijnt over geloofsopvoeding van jonge kinderen in de context van het gezin. De promovenda, D. Dees, is werkzaam bij de Protestantse Theologische Universiteit.
Dank voor deze informatie.
Hoe denkt mevr. Bertram-Troost over het slechte kennisniveau onder jongeren over religieuze zaken. Jezus, zo hoorde ik gisteren in de trein, is dat geen profeet van jesaja? Ik voorzie veel problemen als gevolg van de veelal 0-kennis onder jongeren als het gaat om religie. Daar komen de meeste conflicten uit voort.
Ik vrees dat mevr. Bertram leidt aan de ziekte wensdenken. ik ken niet 1 religieuze jongere in mijn omgeving…..