Wat vindt u eigenlijk van de ‘Coming out churches’?

“Het laat zien dat zowel progressieve als conservatieve gelovigen vandaag de dag identiteit ontlenen aan hun seksuele ethiek. Eeuwenlang profileerden kerken zich door middel van belijdenisgeschriften, zoals de Heidelbergse Catechismus. Maar tegenwoordig hebben de meeste kerkleden geen flauw idee waar die teksten over gaan. ‘Uitverkiezing? Gooi maar in m’n pet!’ Wat mensen nu wél weten, is hoe er in hun geloofsgemeenschap wordt gedacht over zaken als seks voor het huwelijk, anticonceptie of homoseksualiteit.”

Sinds wanneer is homoseksualiteit in de Nederlandse kerken bespreekbaar?

“Dat begon, heel voorzichtig, tegen het eind van de jaren vijftig. Protestantse en katholieke pastors ontdekten toen dat er ook in hun kerken homoseksuele mannen en vrouwen waren – en dat ze die niet konden laten stikken. Dat was al heel wat, want in die tijd werd er in heel Nederland tegen homo’s aangekeken zoals tegenwoordig tegen pedoseksuelen: een vreemde, gevaarlijke, op z’n best zieke mensensoort. Ook de meeste pastors kenden geen homo’s van nabij, maar sommigen van hen begonnen op kleine schaal, heel discreet pastorale zorg te verlenen aan homoseksuelen en hun familieleden. En dat leidde uiteindelijk tot een enorme verandering.”

Wat zijn belangrijke factoren geweest voor de groeiende openheid in de kerken?

“Allereerst de bewogenheid van pastors. Vaak raakten ze betrokken door een geval van zelfdoding. Dat dwong hen om het verschijnsel serieus te nemen. Verder bevonden kerken en dus pastors zich toen in een crisis. Ze merkten dat ze gezag of invloed verloren en zochten daarom een nieuwe rol: niet meer als zedenmeesters of kanseltijgers maar als hulpverleners, met een open oog en vooral oor voor wat er in mensen omgaat. Bedenk ook dat in die tijd de geestelijke gezondheidszorg opkwam.”

Hoe gaat het met acceptatie van homoseksualiteit in de moslimgemeenschap?

“Heel verschillend. Allereerst omdat het gaat om heel verschillende gemeenschappen: van Surinaamse tot en met Indonesische moslims. Vandaag de dag worden Turkse en Marokkaanse Nederlanders , bijvoorbeeld, te pas en te onpas aangeduid als ‘moslims’ – alsof hun culturele achtergrond, opleiding of inkomen er niet toe doet. Alles wordt toegeschreven aan ‘de’ islam. Maar Turkse en Marokkaanse Nederlanders, bijvoorbeeld, blijken veel progressiever dan Turkse Duitsers of Marokkaanse Fransen. Wat homoseksualiteit betreft, zijn Nederlandse moslims zelfs progressiever zijn dan bijvoorbeeld Duitse plattelandsbewoners.”

cominug-out-kerk

Waarom is daar zo weinig oog voor?

“Dit onderwerp is gekaapt door de PVV. Terwijl die eigenlijk zelf een probleem heeft. De leiders werpen zich weliswaar op als kampioenen van de homo-emancipatie maar onder de PVV-stemmers is de weerstand tegen homoseksualiteit groter dan in enige andere partij. Behalve de SGP, misschien.”

Hoe verloopt het acceptatieproces binnen de islamitische gemeenschappen?

“Van imams hoor je niet zo veel maar politieke leiders als Aboutaleb en vooral Marcouch – neem zijn deelname aan de botenparade – hebben echt hun nek uitgestoken. Ze tonen politiek leiderschap, onder meer omdat Marokkaanse jongens oververtegenwoordigd blijken in anti-homogeweld. Dat komt overigens niet doordat die jongens moslim zijn maar doordat ze veel op straat rondhangen. Turkse jongens doen dat niet.”

Zijn er op dit moment taboes in de homogemeenschap zelf?

“Vast wel. Maar je kunt vandaag de dag niet meer spreken van één uniforme homogemeenschap. Er zijn allerlei scenes, allerlei groepen en groepjes: links en rechts, autochtoon en allochtoon, seculier en religieus. ”

Bent u het eens met de stelling: “Steeds meer homo’s accepteren niet dat er andere mensen zijn die moeite hebben met homoseksualiteit”?

“Ja, en ik zie dat als een logisch en gezond verschijnsel: meer zelfaanvaarding, minder zelfhaat. Waarom zou je er begrip voor moeten hebben dat anderen jou niet zien zitten? Vervang de woorden ‘homo’s’ en ‘homoseksualiteit’ maar eens door ‘joden’ en ‘jodendom’. Wel heb ik kritiek op de hedendaagse nadruk op ‘coming out’ en ‘zichtbaarheid’. Dat is een emancipatiestrategie met beperkingen en bijwerkingen. Het zichtbaar maken van homoseksualiteit (neem de befaamde botenparade) roept namelijk ook afkeer op: buitenstaanders vinden ‘het’ al gauw te expliciet. Bovendien voelen lang niet alle homo’s en lesbo’s zich vrij om hun gezicht te laten zien. Dat zie je vooral bij etnische en religieuze minderheden. Als je alle nadruk legt op zichtbaarheid, wek je de indruk dat homoseksualiteit alleen iets van witte Nederlanders is.”

Wat is een alternatieve strategie?

“In de jaren zestig werden homo’s en lesbo’s niet zozeer zichtbaar als wel hoorbaar. Pastors, hulpverleners en journalisten lieten hen, vaak anoniem, aan het woord – in kranten, tijdschriften, boekjes, radioprogramma’s, enzovoort. Dat is nog altijd een bruikbaar middel, bijvoorbeeld in islamitische kring. Er zijn talloze moslimhomo’s en lesbo’s die voor geen goud op televisie willen, maar die wél iets te vertellen hebben – iets waar anderen zich in kunnen herkennen. Die verhalen moeten we boven tafel zien te krijgen. Niet op televisie, en ook niet in het zoveelste prachtboek, maar liever in huis-aan-huisbladen. Daarmee bereik je de doelgroep. En behalve de verhalen van homo’s en lesbo’s zelf zou ik ook graag die van ouders, broers en vooral zussen willen horen. Ik wed dat heel wat ‘nieuwe Nederlanders’ er eigenlijk niet zo mee zitten dat hun zoon of dochter, broer of zus gay is. Voor hen kan het een opluchting zijn om te horen dat ze daarin niet alleen staan.”

Jan-Albert-Hootsen

Jan-Albert Hootsen

journalist, gespecialiseerd in Latijns Amerika

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.