“Het is heel fascinerend dat onze verhouding tot de natuur door de tijden heen verandert. Vorige week sprak ik namens Staatsbosbeheer tijdens een openbaar debat over de Oostvaardersplassen. De emoties over de dieren die daar leven en sterven zijn zo hoog opgelopen dat ik er niet zonder beveiliging naartoe kon. In de 19de eeuw zou het dierenleed niet zoveel verontwaardiging hebben opgeroepen. Hoewel ik de mening van veel actievoerders niet deel, vind ik de sterke betrokkenheid een positief teken. Het zijn signalen dat onze grondhouding ten aanzien van de natuur aan het verschuiven is en dat onze cirkel van compassie groter wordt.”
Wat bepaalt onze grondhouding, de manier waarop we naar de natuur kijken en ermee omgaan?
“Onze grondhouding heeft een persoonlijke en een culturele component. De persoonlijke component wordt bepaald door natuurervaringen in onze jeugd. Ikzelf groeide op in een boerengezin op het platteland. Als kind begreep ik al niet waarom mensen elkaar wel ruimte gaven, maar de natuur niet. Ik had diepe emotionele moeilijkheden met het feit dat de natuur werd geëxploiteerd. Ronduit traumatisch was het moment waarop ik zag dat de slachter een varken doodschoot. Ik voelde de doodsangst van het dier en was wekenlang van slag. Als vijfjarige vond ik het onbegrijpelijk dat je een ander levend wezen kon doden.”
Persoonlijke belevenissen als deze zijn zeer bepalend voor onze verhouding tot de natuur. U geeft aan dat ook de culturele component een grote rol speelt. Wat verstaat u daaronder?
“Toen ik als klein jongetje een keer mijn verontwaardiging over de jagers in het bos deelde met mijn moeder, een zeer katholieke vrouw, antwoordde ze: “De natuur is door God aan de mens gegeven.” Dat beeld is sterk verankerd in onze westerse cultuur en bepaalt nog steeds voor een belangrijk deel hoe we met de natuur omgaan. We zien haar met name als gebruiksobject. Het christelijke natuurbesef is sterk geënt op de klassieke filosofen. Zo bracht Aristoteles een duidelijke hiërarchie aan: van mineralen naar planten, van dieren naar mensen. En de mens staat in deze ordening bovenaan, want het lagere was er immers om het hogere te dienen. In het christendom en de westerse cultuur is dit de dominante opvatting geworden. De huidige ecologische catastrofe en de klimaatcrisis komen voort uit deze grondhouding van exploitatie en gewelddadigheid jegens de natuur. Het is ten diepste een spirituele crisis en dwingt ons tot een fundamentele herbezinning. Welke plaats geven we onszelf als mens op deze aarde? Zijn wij heerser; rentmeester; partner of participant? Als we niet tot passende antwoorden komen zie ik geen duurzame toekomst voor ons.”
Als vijfjarige vond ik het onbegrijpelijk dat je een ander levend wezen kon doden.
De grondhouding die u schetst komt niet heel erg compassievol over. Waar is het mis gegaan?
“Als het gaat om de verhouding tussen mens en natuur is het christendom meer beïnvloed door de klassieke oudheid, dan door het Oude Testament. Gek genoeg wordt het mens-natuurbeeld dat daarin naar voren komt niet overgenomen. Neem bijvoorbeeld het scheppingsverhaal. Als ik mijn studenten vraag wat God op de zesde dag schiep roepen ze in koor: de mens! In de Hebreeuwse bijbel valt in Genesis echter te lezen dat God op de zesde dag eerst de nefesj chaja geschapen heeft. Dat zijn de dieren met een ziel; de landbouwhuisdieren en de wilde verwanten. De mens had dus geen eigen scheppingsdag! Deze en vele andere passages in het Oud Testament roepen een ander beeld op van de relatie tussen mens en dier dan het christendom lange tijd uitdroeg. Gij zult een dorstende os niet muilkorven. Gij zult het vee voederen voor gij ter tafel gaat. De Talmoed zegt bijvoorbeeld dat men een wild dier mag doden als het een menselijke nederzetting binnendringt, maar je mag het wilde dier niet de wildernis in volgen, want dat is het domein van het wilde dier. De bijbel geeft ons wel degelijk richtlijnen voor een andere omgang met de dieren en de natuur. Denk bijvoorbeeld ook aan het begrip rentmeesterschap. Daar wordt vaak over gesproken, maar niet naar gehandeld.
Ook niet-westerse culturen en spirituele tradities kunnen ons veel leren, want hun grondhouding ten opzichte van natuur verschilt op wezenlijke punten van de onze. Zo is het voor boeddhisten en taoïsten heel vanzelfsprekend dat de mens geen onafhankelijk bestaan leidt los van de wereld. Ook in allerlei tribale culturen weet men heel goed dat de mens onderdeel uitmaakt van het web des levens. Dat wordt ook wel interbeing of interconnectedness genoemd. Het besef dat alles met alles verbonden is maakt duidelijk dat de natuur geen object buiten onszelf is, maar een belangrijke bron van ons mens-zijn vormt. Interessant genoeg doemt deze gedachte in de wetenschap ook steeds vaker op.’
Tegenwoordig omarmen veel mensen in het westen de gedachte van onderlinge verbondenheid tussen mens en natuur, maar het lijkt er niet op dat de ecologische en klimaatproblemen kleiner worden. Hoe verklaart u dat?
“Ons handelen loopt nog achter op ons verschoven wereldbeeld. We zitten in een lastige en verwarrende fase. We sluiten allerlei verdragen, hebben een prachtig klimaatakkoord, maar de uitstoot van CO2 blijft stijgen. Het recente rapport van het Wereld Natuurfonds laat zien dat het weer veel slechter gaat met de biodiversiteit. Er verandert gewoon te weinig. Met ons hoofd begrijpen we de noodzaak wel, maar het zit nog niet in ons hart. Daardoor blijven de milieumaatregelen van buitenaf opgelegde verplichtingen.
Rationele overwegingen zetten ons niet aan tot ander gedrag, maar als we een hartsverbinding voelen met de natuur dan is het allemaal vanzelfsprekender. Als we echt ervaren dat onze innerlijke natuur en uiterlijke natuur ten diepste verbonden zijn, dan raken we van binnenuit gemotiveerd om bij te dragen aan een betere en duurzame wereld. Dan doen we het juiste met aandacht, overtuiging en hartsenergie. Om dat te bereiken moet er meer aandacht komen voor de binnenkant van duurzaamheid.”
Hoe kunnen we de binnenkant van duurzaamheid ontdekken en ontwikkelen?
“Door stil te zijn. Door de tijd te nemen. Aandachtig te zijn. Je te verwonderen. Je te openen. Dat zijn allemaal aspecten van de meditatieve beoefening. Het mooie is dat alle spirituele tradities daar handreikingen voor doen. Ik mediteer al veertig jaar in de boeddhistische traditie en ik kan nu pas zeggen dat het hier en daar iets helderder begint te worden. In de beoefening worstel ik niet alleen met de wispelturigheid van mijn geest, maar ook met de onrust en het lawaai in onze samenleving. Maar ja, heeft ooit iemand gezegd dat onze spirituele ontwikkeling eenvoudig zou zijn?
Tegelijkertijd ben ik er ook van overtuigd dat het eenvoudiger is en speelser kan. Aan het eind van een lezing vroegen de deelnemers aan mij: ‘Wat kunnen we morgen nou doen om de wereld een beetje mooier te maken?’ Ik riep spontaan: ‘Word verliefd! Op elkaar, op de wereld, op jezelf. Dan komt de rest vanzelf.’ Ze waren met stomheid geslagen, maar even later barstte er een luid applaus los. Mijn oproep heeft te maken met liefde, compassie en het openen van je hart. Dat is het beste medicijn tegen de polarisatie die zo opdringerig is in de media en onze maatschappij. Liefde begint bij het zien wat ons verbindt en niet wat ons scheidt.”
Compassie ziet u als de natuurlijke neiging van de mens die leeft vanuit het besef van onderlinge verbondenheid. Kunt u dat uitleggen?
“Van binnen voel ik de verantwoordelijkheid om vanuit betrokkenheid te leven. Als ik werkelijk betrokken ben, dan is het lijden van de ander niets anders dan mijn eigen lijden. Een verlichte zenmonnik zei dat hij in elk gezicht zijn eigen gezicht zag. Dan wordt compassie een natuurlijk gegeven. Compassie heeft naar mijn ervaring te maken met liefdevolle welwillendheid. De hoogste uitdrukking daarvan is de ander en het andere ruimte te geven. In ons maatschappelijke verkeer word je juist aangemoedigd om ruimte te nemen. Ook op straat, in de publieke ruimte, zie je dat mensen niet terughoudend zijn in hun aanwezigheid. En de natuur moet keer op keer ruimte maken voor een nieuwe woonwijk of een bedrijvenpark. Ruimte geven lijkt iets voor sukkels! Toch ligt daar onze grote kracht, vrede en geluk. Niet in het ruimte nemen.”
De tijd lijkt de dringen om het tij te keren voor mens en natuur. U blijft geloof houden in de goede afloop. Waar haalt u toch het optimisme vandaan?
“Ik zie overal initiatieven opborrelen die bemoedigend zijn. Of het nu gaat om de talloze lokale energiecorporaties of een ludiek TreeFest, ze dragen allemaal bij. Er zijn steeds meer mensen die zich niet meer laten verblinden door de grote, hardnekkige systemen, maar gewoon met elkaar aan de slag gaan.
Maar wat mij echt op de been houdt is de overtuiging dat de ware aard van de mens liefhebbend is, verlangend naar verbondenheid, naar aangeraakt worden en aanraken. Dat is ons diepste hart. Deze kracht en pracht zijn naar de achtergrond gedrukt door onze duistere kanten, kwaadheid en zelfzucht, maar ik besef heel goed dat dit de buitenkant is. Ik moet nu denken aan het volgende voorval. Na de debatavond over de Oostvaardersplassen liep ik met de beveiliger naar buiten. Daar stonden vijftien actievoerders te schreeuwen van woede en frustratie. Ik zei tegen de beveiliger: “Ik ga naar hen toe, want zo ga ik hier niet weg.” Aan de actievoerders vroeg ik: “Waarom zijn jullie zo boos? Als je boos bent dan is er iets gebeurd dat je veel verdriet heeft gedaan. Wat heeft jullie verdrietig gemaakt?” Er kwamen verhalen over het veranderde landschap en het leed van de dieren. Ik voelde hun liefde voor de natuur. Toen we daarover begonnen te praten werd het een heel ander gesprek. Na drie kwartier gingen we amicaal uit elkaar. Onze opvattingen verschillen weliswaar, maar we hebben ook een gedeelde betrokkenheid ervaren. Dat vind ik ongelofelijk bemoedigend.”
Op 26 maart start een prikkelende reeks CompassieColleges, verspreid door het land. Markante mensen laten hun licht schijnen over actuele thema’s en lastige dilemma’s die ons allemaal aan het hart gaan. En welke inspiratie putten zij uit compassie? Tijdens het eerste CompassieCollege vertelt Matthijs Schouten, ecoloog en filosoof bij Staatsbosbeheer, over de noodzaak ons fundamenteel te herbezinnen op onze verhouding tot de natuur. Lees hier verder.
Klik hier voor de aflevering van ‘De Verwondering’ (Annemiek Schrijver) met Matthijs Schouten die werd uitgezonden op 7 oktober 2018.
Een heel liefdevol betoog. Maar datzelfde Staatsbosbeheer werkt wel mee aan het onnodig massaal afschieten van kerngezonde dieren in de Oostvaardersplassen en dat elk jaar opnieuw. Dat heeft met liefde en respect voor de natuur en natuurlijke processen niets meer te maken.
Maar Andries, en wat te denken van al die kerngezonde kippen en varkens uit de bioindustrie? En wat van het naieve idee om ergens een wildpark af te grenzen en de dieren daar zonder natuurlijke vijanden (wolf, beer, poema) zich te laten reproduceren, zoals op een boerenbedrijf (schapen)?? Met liefde en respect voor de natuur, ben ik het met je eens, heeft dat bitter weinig te maken!