“Als religie niet transformeert en ook niet helpt bij de transformatie van mensen zelf, dan zit er weinig toekomst in”, stelt Mechteld Jansen, rector van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) te Amsterdam en Groningen en tevens hoogleraar missiologie. Waar Linda Woodhead alleen toekomst ziet voor een liberale religie, is Jansen van mening dat de toekomstbestendigheid van een religie valt af te leiden aan haar vruchten: een boom kan alleen vrucht dragen wanneer de wortels stevig in de grond zitten – met religie is dit niet anders. Wel valt ze Woodhead bij in de bewering dat die vruchten bestaan in vrijheid en liefde.

“Geloven wordt meer en meer een waagstuk. In een tijd waarin theologen terecht veel aandacht vragen voor religie als geheel van rituelen, handelingen, houdingen en leefstijl, rijst de vraag: waar durven mensen aan vast te houden? Waar geven mensen aan zich vastgehouden te weten? Als theologen aan de PThU kijken we nieuwsgierig en kritisch  – en soms ook wel wat verrast – naar wat mensen allemaal doen op religieus vlak.”

Verrast?

“Ja, mensen geloven in dingen die theologen niet direct ‘logisch’ vinden. Zo zijn er steeds meer mensen die wel in een hemel geloven, maar niet in een God. Daar verbaas ik mij over, want een hemel ìs eigenlijk God. ‘God’ is voor veel mensen een al te machtig, een al te heersend woord geworden. Dat is voer voor theologen want zij moeten onderzoeken wat het aanstootgevende, of het verlegen-makende van dat woord precies is. Het is dus een spannende tijd en we weten niet waar het naartoe zal gaan. Des te uitdagender wordt het voor theologen. Hun taak is het ook om te onderscheiden wat ideologische vormen van geloof zijn, en heilzame vormen van geloof.”

Wanneer is een geloof heilzaam?

“Wanneer het in staat is te transformeren, zichzelf, maar ook de gelovigen zelf. Iets kan alleen transformeren als het open staat voor kritiek, meer nog: wanneer het zelf die kritiek opzoekt. De theologie van de toekomst staat hier in dienst van, door zich niet te laten de-intellectualiseren en door daarnaast de samenwerking te zoeken met andere landen. De positie van theologie is in andere landen vaak veel steviger dan in Europa. Daar kunnen wij wat van leren.”

Mag alles bekritiseerd worden, of is er nog iets heilig?

“Enerzijds leven we in een tijd waarin geloven per definitie wordt bekritiseerd, niets is heilig. Dat maakt het steeds moeilijker voor mensen om te geloven. Alles moet je voortdurend kunnen verantwoorden, waarbij er weinig ruimte meer is voor overgave – terwijl dat juist inherent is aan geloven. Mensen worden langs de meetlat van authenticiteit gelegd: ben je wel authentiek, heb je alles helemaal doorleefd? Anderzijds dienen zich heel veel nieuwe tijden, plaatsen en mensen aan als heilig.  De wintersportvakantie, het thuisaltaar of gedenkplaats voor een geliefde overledene, de grote Bach, ik heb ze allemaal al eens aangeduid horen worden als heilig. Theologisch mag alles bekritiseerd worden. Theologie moet een zelfkritische habitus genereren.”

Als het gaat om het christendom; welk waagstuk is daar wat u betreft toekomstbestendig?

“Ik heb een beetje een hekel aan het woord ‘christendom’. Dat is me te claimend en misschien ook wel te imperialistisch. Het is mijn vak om het gemieremuis hier in Nederland te plaatsen in het grotere geheel van het wereldchristendom. Daarvan leren wij dat onze manier van het christelijk geloof invullen een hele beperkte en soms ook kleinzielige manier is. Tegelijkertijd denk ik dat de blijvende waarde van het christelijk geloof is, dat het zich aan Christus oriënteert. En dat is een waagstuk, want je wijst op dat specifieke en particuliere verhaal als hét verhaal dat de wereld blijft dragen.”

Je kunt je op heel veel manieren aan Christus oriënteren. Wat bedoelt u precies? 

“Het woord Christus zegt het al: dat je Jezus niet alleen ziet als een inspirerend figuur, maar als gestalte van God. Maar dit zeg ik als gelovige. Als theoloog moet ik juist benadrukken dat niets universeel is, zelfs dit niet – wat voor mijzelf als westerse gelovige zo fundamenteel bij het christelijk geloof hoort. Het is een worsteling want tegelijkertijd zie ik, ook als theoloog, dat juist dit specifieke waagstuk de benodigde stevige grond onder de voeten geeft om dat te doen waar het christelijk geloof in feite voor bedoeld is: gered worden. Het maakt dat mensen hun identiteit vinden in de figuur van Christus, waardoor zij zich over die identiteit geen zorgen meer hoeven te maken. Dat geeft ruimte om zich te committeren aan die ander.”

Om zo uiteindelijk die ander te redden?

“De redding die ik bedoel moet steeds contextueel uitgelegd en gezocht worden. In elke verschillende context moet de vraag gesteld worden waar mensen van gered willen worden. Iemand die geen bed, bad en brood heeft, moet gered worden van slapeloosheid, vuiligheid en honger. Christendom is dan iemand dus aan bed, bad en brood helpen. Redding is niet voor iedereen op elke plaats hetzelfde, maar het is inderdaad wel het doel. Gered worden van ontmenselijking, zou ik zeggen.”

Linda Woodhead ziet liberale religie als de weg voorwaarts, omdat liefde en vrijheid daarin de belangrijkste waarden zijn. Hoe ziet u dat?

“Ik ben het met Woodhead eens dat het uiteindelijk om vrijheid en liefde gaat, maar ik ben het niet met haar eens dat alleen liberale religie ons bij die liefde en vrijheid kan brengen. Maar eigenlijk doet het er niet toe of het christelijk geloof van de toekomst in orthodoxe of liberale vorm komt. Wat er toe doet is die transformatie, richting die ander: ben je werkelijk in staat om de verbinding aan te gaan met die ander, wie die ander dan ook maar is? Verbinding gaat over alle grenzen heen. Grenzen die wij vaak zelf hebben gecreëerd, zoals gender, opleiding, afkomst, huidskleur, portemonnee, maar ook orthodoxie en liberalisme.”

Hoe staat het christelijk geloof van de toekomst in dienst van die verbinding?

“Door de innerlijke kritiek en vernieuwingsdrang die er van oudsher inzit. Verbinding is bovendien het doel van Christus zelf. Het lijkt me theologisch houdbaar te stellen dat hoe dieper je verworteld bent in die Christus, hoe meer ruimte je hebt voor die verbinding. Vanuit een islamitische theologie kan ik me een soortgelijke uitspraak voorstellen. Een misverstand van het verleden is dat je bij verbinding alles moet loslaten wat vanuit een traditie is meegegeven, alsof het een ideaal is dat boven alle religies en tradities zweeft – waarmee het overigens een religie op zich wordt. Steeds meer wordt geconcludeerd dat dit eigenlijk niet kan. Verbinding klinkt heel mooi, maar ga het maar eens aan met mensen die in jou ogen volstrekt vreemd zijn, of afwijkend of jou zelfs overheersen. Hoe kun je ruimte bieden aan hen die geen ruimte bieden? Dat is op het ogenblik de grootste vraag. Hoe kun je mededogen hebben met mensen die dat zelf niet meer kunnen opbrengen?”

Is die verankering volgens u ook mogelijk in meerdere tradities; in multiple religious belonging?

“Als je vanuit twee tradities gevoed kan worden, dan zie ik daar wel wat in. Maar het vereist wel een bepaalde religieuze virtuositeit om dat werkelijk vorm te kunnen geven. En omdat mensen al bijna niet virtuoos genoeg zijn om één traditie toekomstbestendige vormen te geven, vraag ik mij af of het idee van multiple religious belonging niet teveel op het paard gehesen wordt als zijnde ‘de toekomst’. Het heeft de neiging zich te verflauwen in de richting van ‘het komt toch allemaal op hetzelfde neer’, waardoor we ons aan geen enkele traditie meer engageren, en we dus die broodnodige verankering missen om tot daadwerkelijke verbinding te komen. Als theoloog zie ik tegelijkertijd dat door frequentere en soms diepere relatievorming tussen mensen van verschillende religieuze afkomst, toch ook vanzelf wederzijdse beïnvloeding ontstaat. Moslims die het samen zingen gaan waarderen, christenen die opnieuw bepaald worden bij de waarde van het vasten.”

Wat zegt dit alles over de toekomst van het christelijk geloof in institutionele vorm; de kerken?

“Je ziet dat de vraag naar institutionele oecumene aan het vervallen is: men vindt het niet meer interessant om te kijken naar hoe kerken op institutionele wijze bij elkaar kunnen komen – hoe we tot één denominatie kunnen komen. Het is niet zo erg dat we uit kerken met verschillende vlaggen komen, en we moeten zeker niet teveel energie verspillen aan het gelijk maken van de logo’s op al die vlaggen. Dat de instituties op wankelen staan, betekent nog niet dat de gemeenschap ook op wankelen staat. Ik ben ervan overtuigd dat de gemeenschap zal blijven, maar in welke vorm, dat weten we nog niet. Overigens zal elke nieuwe vorm ook weer institutionaliseren, zo nuchter leert de wetenschap ons wel te zijn. Over kerk- en religiegrenzen heen is het zeker de moeite waard te werken aan een ‘nieuw wij’, zoals we dat soms in de academische wereld zien ontstaan en soms elders in de samenleving.”

Wat zegt dit alles over de toekomst van de theologie als academische studie?

“De geloofsgemeenschappen hebben toekomstige leiders nodig die niet opgesloten blijven in eigen kerkelijke kring of moskeevereniging. Studenten varen er wél bij als zij tijdens hun studie geconfronteerd worden en in gesprek gaan met andere diepe overtuigingen. Daarbij pleit ik ook voor een theologie van het seculiere: theologen moeten het diep-menselijke dat in seculiere ervaringen en verhalen vervat is, zo dicht mogelijk naderen. Theologie én religiewetenschap zullen zich moeten manifesteren als onmisbare stem bij urgente vraagstukken in de samenleving, zoals de vragen naar duurzaamheid, arbeids- en inkomstenverdeling, gender en seksualiteit, goed leven en sterven. Om dat te kunnen doen zullen zij religieuze bronnen, tradities en praktijken moeten blijven onderzoeken.”

elzer

Elze Riemer

Godsdienstwetenschapper en Journalist

Elze Riemer is freelance journalist voor verschillende media op het vlak van zingeving en religie. Haar specialiteit is het verdiepende …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.