Deuze doet als hoogleraar bij de Universiteit van Amsterdam (UvA) onderzoek naar hoe mensen niet meer met maar in de media leven. “Wat doet mediagebruik met je leven? Media zijn onlosmakelijk verbonden met alles wat je doet. Ze zijn alomtegenwoordig. Omdat media nooit neutraal zijn, is de vraag: hoe geven zij richting aan je leven en hoe sturen wij onze media? Er is een één-op-één relatie tussen ons alledaagse leven, de inrichting van de samenleving en de rol die media daarin spelen. Er is niets in de wereld dat niet ook een mediacomponent heeft.”
Als voorbeeld noemt Deuze de corona-epidemie. “Toen de pandemie in februari 2020 werd geduid op een persconferentie van de WHO, was de boodschap: covid heeft vanaf nu de status van pandemie, maar daarnaast hebben we een parallelle infodemie en die is net zo fataal als het virus. De manier waarop informatie zich online verspreidt, is letterlijk net zo ziekmakend als een biologisch virus dat zich van lichaam tot lichaam verspreidt. Zelfs binnen je lichaam spelen zich zaken af die worden veroorzaakt door wat je in de media leest, hoort en ziet. Niets speelt zich meer af buiten de media.”
Een verschil met vroeger is volgens Deuze dat iedereen zijn of haar eigen clickrondje op het internet maakt. “Het mediagebruik is nu veel gefragmenteerder. We horen niet meer en masse bij dezelfde omroepvereniging. Vroeger keken we met miljoenen mensen tegelijk naar een show van Willem Ruis of Ron Brandsteder. Als je als tv-programma nu 300.000 kijkers trekt, dan is dat al heel wat.”
Volgens Deuze hebben de publieke en commerciële omroepen hun beste tijd gehad maar is dat voor hen moeilijk om in te zien. “Er heerst daar – begrijpelijke – stekeblindheid. Makers willen mooie televisie maken, ook al is de wereld waarin mensen dingen op schermen zien totaal veranderd. Het tragische van de omroep is dat die manier van denken en doen een achterhoedegevecht oplevert. Daarom is het zo zonde dat de VPRO stopt met zo’n programma als Tegenlicht.”
“Tegenlicht is veel meer dan alleen een tv-programma. De makers zoeken verbinding met hun publiek met meet-ups. Ze stimuleren debatten in het land. Daarmee gaan ze door waar de uitzendingen ophouden. De redactie praat in de voor iedereen toegankelijke meet-ups verder over de onderwerpen die op televisie zijn behandeld. Wat je ook kunt zeggen over de kosten of inhoud van het programma – deze manier van maken past veel meer bij de huidige tijd.”
“De overgrote meerderheid van de tv-makers zoekt het antwoord in het nog mooier en beter maken van wat vroeger werd gemaakt: nog een snellere talkshow, nog een beter gemonteerde documentaire. Maar voor wie? Nu er geen massamedia meer zijn en alles is versnipperd, is televisie hetzelfde lot beschoren als radio: het wordt een stabiele nichemarkt.”

“Het nieuwe massamedium is platformisering – een mediawereld die bepaald wordt door YouTube, TikTok en Twitch. Er is nog wel sprake van een massamedium maar dan zonder een massapubliek. De televisie-industrie reageert daarop door het uitmelken van wat er in haar archief zit. Het is begrijpelijk dat succesvolle formats worden vertaald naar het nu omdat klassieke media bang zijn hun marktpositie te verliezen. Helaas zijn ze die positie, vooral sinds de pandemie, al kwijtgeraakt.”
Deuze maakt een vergelijking met wat de kranten deden eind jaren negentig. “Ze gingen websites bouwen met gratis inhoud, die een uithangbord waren van de papieren krant, in de hoop dat ze daarmee mensen terug konden laten keren naar de krant. Dat is nooit echt gelukt. Massapublieken migreren niet, die verdelen zich eindeloos. Allerlei makers vinden nu spannende nieuwe manieren om verhalen te vertellen. Creativiteit is niet meer gebonden aan een uitzendschema of het format van een krant.”
De nieuwe communicatoren zijn de zogenoemde creators. “Dat zijn influencers, vloggers, streamers en anderen die in de creator economy geld verdienen met inhoud maken voor online platforms. Er gaat nu al meer geld in de creator economy om dan in de klassieke mediawereld. Creators maken gebruik van elementen en instrumenten uit journalistiek, entertainment, games, films en televisie om aan hun eigen beeldvorming te werken. Vroeger was je bijvoorbeeld alleen een blogger. Creator is een amalgaam van allerlei beroepen.”
“Je vindt de creators overal. Hun dominante medium is YouTube, maar je treft hen ook op X, Instagram, Twitch, TikTok en REDnote. De meeste creators zitten in India. De uitingsvorm is exclusief online. Het is inmiddels een wereldwijde cultuur die zeker niet gedomineerd wordt door Westerse makers, zoals in het verleden het geval was. Een goed voorbeeld is Emiel Berghout: een succesvolle Nederlandse jongen die op YouTube filmpjes zet over hoe hij zich voorbereidt op het lopen van marathons.”
“Hij bericht aan zijn volgers over hardloopwedstrijden en ontmoetingen met zijn fans, hij schrijft recensies over hardloopprodukten en geeft tips over goede voeding voor marathonlopers. Die combinatie van commercieel werk, serieuze verslaggeving en offline en online interactie werkt. Creators zijn gespecialiseerde minibedrijfjes. Ze bedrijven misschien geen echte journalistiek, maar hun uitingen zijn vaak wel zeer informatief en vooral ook invloedrijk. Thema’s die in de journalistiek en elders in de media spelen, daar spelen creators op in. Dat verwachten hun volgers ook. Klassieke media beginnen op hun beurt ook meer te reageren op wat de creators doen – qua inhoud, maar ook qua vorm en distributiemodel.”
“Netflix investeert minder in eigen producties en meer in creators die kanalen voor hen maken. Een publieke omroep als Channel 4 in Engeland brengt het rijke archief aan televisie-uitzendingen onder in allerlei gespecialiseerde kanalen op YouTube en komt zo in contact met een hele nieuwe doelgroep. Ik snap dat veel verslaggeving over de impact van sociale media kritisch of zelfs negatief is – juist ook omdat de manier van mooie media maken fundamenteel overhoopgehaald wordt door deze platformen.”
Mark Deuze werd op 19 juni 1969 geboren in een klooster in Renkum als kind van een ongehuwde moeder. Als jonge baby werd hij geadopteerd. Mark groeide op in Eindhoven in een adoptiegezin met een geestelijk en lichamelijk gehandicapte broer en zus, die niet thuis woonden. “We gingen elk weekend naar hen toe. Mijn ouders zaten dan bij hen en ik ging buiten een beetje voetballen. Mijn adoptieouders konden geen kinderen meer krijgen, maar ik ben niet als een prinsje behandeld.”
“Mijn ouders hadden liever een huishouden met veel eigen kinderen gewild, maar dat lukte dus niet. Eén adoptiekind vonden ze genoeg. Ik voelde me niet enig kind, maar onderdeel van een groter geheel. Ik wist al jong dat ik geadopteerd was en dat er dus ergens anders nog een mama en een papa waren.” Na het VWO ging Deuze studeren aan de Academie voor de Journalistiek in Tilburg. Hij was de eerste in zijn familie die hoger onderwijs volgde. “In mijn adoptiefamilie was de middelbare school de standaard.” Deuze combineerde zijn studie met freelance muziekjournalistiek bedrijven.
“In de avonduren ging ik naar concerten en bandjes interviewen; overdag ging ik naar college. Ik voelde me wel uitzonderlijk. Ik was thuis de enige die ging studeren, die iets met journalistiek had en die – als bassist – muziek maakte. Toen ik later mijn biologische ouders ontmoette, bleek mijn biologische vader ook bassist in een rockband te zijn, net als ik.” Deuze speelt sinds 1990 bas in het rocktrio Skinflower. De groep repeteert in een zelfgebouwde studio in Nijmegen. Vorig jaar maakte Skinflower zijn eerste plaat.
Deuzes biologische ouders leefden niet samen. Zijn vader wist niet eens van zijn bestaan. Die ontdekte pas dat hij een zoon had toen Deuze al 29 was. “Ik ben het resultaat van honderd procent rock&roll: het klassieke verhaal van de band on tour. Mijn moeder was fan. Mijn biologische vader is nu een van mijn beste vrienden.” Deuze was 24 toen hij zijn biologische moeder leerde kennen.
“In de familie van mijn moeder wemelde het van de journalisten, onderwijzers en muzikanten. Zij komt uit een heel gelovig gezin en was het zwarte schaap. Ze had met niemand over mij kunnen praten.” Deuzes biologische ouders waren blij hun zoon te ontmoeten. Beiden leven nog. Deuzes adoptieouders en broer en zus zijn overleden. Deuzes adoptievader werkte bij Philips, zijn moeder was telefoniste bij IBM en PTT. “Het waren lieve, warme mensen. Ik heb een hele fijne jeugd gehad.”
Na zijn journalistiekopleiding ging Deuze geschiedenis studeren aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. In zijn laatste jaar toog hij naar Zuid-Afrika waar Nelson Mandela net president was geworden. “Mijn wereldbeeld veranderde in Johannesburg radicaal.” Deuze studeerde aan de Randse Afrikaanse Universiteit af in geschiedenis en communicatiewetenschap. Terug in Nederland vond hij werk bij de UvA. “Ze zochten iemand die journalisten kon interviewen. Het bleek te gaan om een promotieplaats.” Deuze promoveerde in 2001 en vertrok een tijdje later naar Amerika, waar hij tien jaar werkte aan universiteiten in Los Angeles en Indiana.
In de VS ontmoette Deuze zijn eerste partner, een Zuid-Afrikaanse. De twee hadden acht jaar een relatie. “Haar oom was Pik Botha, minister van buitenlandse zaken in het Apartheidsregime en minister van Mijnbouw en Energie onder Mandela. Met de Kerst zaten we bij hem thuis aan tafel. Dat leverde boeiende gesprekken op.” In zijn Amerikaanse tijd werkte Deuze als deeltijdhoogleraar in Leiden. Hij combineerde die baan met zijn aanstelling in Indiana. Na het beëindigen van zijn relatie keerde Deuze terug naar Nederland waar hij in 2013 aan de slag kon bij de UvA.
Deuze woont in Amsterdam. Zijn huidige partner, wetenschapper Laura Glitsos, woont in Australië. Laura werkt aan de Edith Cowan University in Perth en is zangeres in de bekende rockgroep Agent Red. Twee keer per jaar gaat Deuze voor langere tijd naar Australië. Ook hij heeft een deeltijdaanstelling in Perth. Zijn partner woont en werkt twee keer per jaar voor een langere periode in Nederland. “Misschien gaan we ooit op één plek wonen, maar dat lukt nu nog niet omdat we in ons eigen land familie, vrienden, huisdieren en onze band hebben.”
Voor zijn promotieonderzoek schreef Deuze een profielschets van de Nederlandse journalist. Hij hield samen met studenten interviews met ruim duizend journalisten met verschillende vakgebieden en achtergronden. De stap van journalistiek bedrijven naar journalistiek onderzoeken bevalt goed. “Ik kan goed met journalisten overweg omdat ik er zelf een ben. Als zij me vertellen hoe iets gaat, dan snap ik dat. Veel wetenschappers die journalistiek bestuderen zijn voormalige journalisten of hebben iets met journalistiek.”
“Het nadeel is dat je met oogkleppen op kunt rondlopen. Dat ik de taal van journalisten versta en spreek, kan intellectueel in mijn nadeel werken. Je loopt het risico dat je bepaalde vragen niet meer stelt, andere zienswijzen niet introduceert, bepaalde analyses niet maakt en alleen als een ‘echte’ journalist wat quotejes haalt in plaats van dat je het echte verhaal ontdekt. Voor journalisten en wetenschappers geldt: blijf je altijd verwonderen. Denk nooit: ik weet het wel. Vraag je altijd af: hoe zit het echt.”

“In de toekomst maakt het niet meer uit waar je het journalistieke verhaal tegenkomt – in de krant, op het schermpje van je slimme koelkast of op je Xbox. Maar je moet je als journalist blijven afvragen: hoe kan ik nog verhalen met samenhang vertellen? Je wilt mensen raken. Je wilt dat ze betrokken blijven bij de samenleving.” Het verbaast Deuze niet dat de traditionele massamedia gaandeweg een kleinere rol zijn gaan spelen.
“Al in de jaren negentig spraken we in mijn vakgebied over technomyopia: de neiging om de impact van nieuwe technologie op korte termijn te overschatten, terwijl de grote veranderingen op lange termijn niet worden gezien. Op dit moment is dat goed zichtbaar in de discussie over (generatieve) kunstmatige intelligentie: er is sprake van een hype die stelt dat binnen nu en drie jaar alles in de wereld anders is. Dat klopt niet. Over dertig jaar, dan leven we in een heel andere wereld en ja, daar heeft de introductie van ChatGPT dan wel iets mee te maken gehad. Wat er vandaag gebeurt, is het eindresultaat van iets dat dertig jaar geleden begon.”
Deuze beschouwt het succes van president Donald Trump als mediafenomeen daarom als het eindresultaat van een langer geleden gestarte ontwikkeling. “Ik ben het op geen enkel punt met hem eens, maar hij vertegenwoordigt een reëel deel van het land en hij belichaamt een idee dat al decennia oud is. In 2004 zei een adviseur van Trumps voorganger George W. Bush: ‘President Bush zegt dingen die feitelijk niet kloppen, maar wij maken geen deel meer uit van de op feiten gebaseerde maatschappij. Wij maken onze eigen werkelijkheid’. Trump doet dat ook.”
“Je kunt zeggen: dat is knettergek, onverantwoord. Je kunt ook zeggen: hij leeft in een wereld zoals hij voelt dat die is. Vroeger was zo denken het domein van postmoderne filosofen, nu zegt de gemiddelde 18-jarige: ik hoef niks van de wereld te leren en ik hoef me er niet aan aan te passen. Ik maak zelf een wereld met mijn eigen kleuren, beelden, informatiebronnen, ervaringen en geluiden. Wat we zien, is een Amerikaanse president die dat gedachtegoed perfect aanvoelt. Hij begrijpt het misschien niet helemaal, maar hij weet: dit werkt.”
“Vanuit zijn ondernemerschap en art of the deal-denken ziet Trump het presidentschap en de democratie als een verhaal dat je vertelt en dat past bij de wereld van nu. Iedereen kan met AI en Photoshop een eigen wereld maken die niet van echt te onderscheiden is. Fotomanipulatie was tot de jaren negentig het domein van specialisten en onwaarschijnlijk duur. Nu verwacht niemand meer dat welke foto dan ook echt is. Deze ontwikkeling heeft heel lang geduurd, maar je hebt nu een generatie die naar de wereld kijkt met het idee: niks hoeft echt te zijn.”
“Mediamakers hadden altijd een unieke expertise, maar nu maken kinderen hun eigen wereld binnen games als Roblox, Minecraft en Fortnite. Daar zijn zo’n beetje alle kinderen en veel volwassenen de hele dag mee bezig. Mijn studenten zien ook een wereld die maakbaar is. Feitelijk zijn we allemaal mediamakers geworden. Trump is vanuit het mediaperspectief gezien een extreem voorbeeld van iemand die in zijn eigen maakbare wereld leeft. En in die wereld is alles wat hij doet logisch – en misschien zelfs goedbedoeld, maar wat hij uitvoert is ook gevaarlijk en desastreus.”
De Oekraïense president Zelensky is in de ogen van Deuze ook iemand die het volhoudt omdat hij een professionele mediamaker is. “Zelensky kan zichzelf en zijn verhaal goed neerzetten. Als mediamaker heeft hij met succes het beeld geschapen van David die tegen Goliath vecht. Oekraïne leeft ook in media, want Zelensky heeft zijn eigen mediawerkelijkheid gecreëerd. Hij weet heel goed hoe hij moet communiceren met de mensen om hem heen, met zijn volk en met de rest van de wereld. Onder een andere politicus was het allang klaar geweest met Oekraïne.”
Met het kleiner worden van de rol van de traditionele media en de individualisering van het mediagebruik verdwijnt, zeggen critici, de verbinding tussen mensen. Deuze is het daar niet mee eens. “Dat we ooit samen naar het Journaal keken, dezelfde krant lazen, over dezelfde zaken spraken bij de koffieautomaat, dat heeft met verbinding niks te maken. We kregen dezelfde informatie binnen, maar je verbindt pas als je andersdenkende mensen met elkaar in gesprek brengt. En daarmee hoeft het niet meteen voor iedereen kumbaya te zijn. Het is belangrijk dat verschillen naast elkaar mogen blijven bestaan.”
Er ontstaan nieuwe vormen van verbinding die niet per se positief zijn, meent Deuze. “Het zorgwekkende van moderne media is dat ze mensen en ideeën met elkaar verbinden die eerder nog geïsoleerd en daardoor redelijk onschadelijk bleven. Dat er in Amsterdam een groep mensen rondloopt die niks met vaccinaties heeft, is op zich niet zo’n probleem, maar als zij zich online verbinden met gelijkgestemde groepen in Bremen, Sydney en Paramaribo dan heb je opeens 30 miljoen mensen die tegen vaccinaties zijn en zich gesterkt voelen door die virtuele overeenstemming.”
“De angst dat door fragmentatie van de media mensen geen contact meer met elkaar hebben, klopt niet. Je kunt tegenwoordig veel gemakkelijker contact zoeken met miljoenen anderen, maar dat kunnen dus griezels zijn. Rechtsextremisten. Of linksextremisten. Ik heb in Amerika onderzoek gedaan naar mensen die zich ‘otherkin’ noemen en die zeker weten dat ze geen mensen maar aliens of dieren zijn. Zij ontmoeten elkaar in wereldwijde online gemeenschappen, leven op die manier in een eigen wereld.”
“Vroeger zaten dit soort mensen in de kroeg of in de voetbalkantine en zeiden we, ach laat maar. Dat is Truus, dat is Johan. Nu zitten ze met talloze anderen de hele dag te praten over of ze wel of geen echte ‘otherkin’ zijn. Dat is een vorm van verbinding zonder diversiteit. Andere geluiden zijn niet mogelijk. Wat je ook voor intense emotionele positie inneemt in het leven, je vindt altijd gemakkelijk wereldwijd gelijkgezinden met wie je je kunt verbinden, maar dat is een soort verbinding waarmee je anderen uitsluit. Daar maak ik me zorgen over. Hoe haal je mensen terug in het maatschappelijk debat, in de publieke ruimte?”
“De meeste mensen zijn niet geïsoleerd. Ze zijn zelfs extreem met anderen verbonden, maar dat doen ze dus in tienduizenden publieke sfeertjes die zich langs elkaar heen bewegen.” Geruststellend vindt Deuze dat uit onderzoek blijkt dat het gros van de mensen over het algemeen toch goed geïnformeerd is. “Je kunt niet voorkomen dat je dagelijks wordt blootgesteld aan een heel rijk pallet van informatie. Een groot deel van die informatie is niet geverifieerd door journalisten, maar dat betekent niet dat we zomaar ongeïnformeerd in allerlei valkuilen stappen.”
“Een mooi bewijs daarvan is het denken over vaccinaties. In alle beschavingen gelooft, al sinds de 18e eeuw, een grote groep mensen niet in vaccinaties. Wat er ook gebeurt. Zelfs als regeringen boetes opleggen of dreigen met gevangenisstraf. Zelfs als je heel goed voorlicht. Dat maakt niks uit. De groep die vaccinaties wantrouwt, is al ruim tweehonderd jaar even groot. Wat er nu hooguit anders is, is dat de media hun stem versterken. Dat is wat media altijd doen: ze jagen aan en vergroten uit wat er al is – we gaan over het algemeen niet opeens allerlei gekke nieuwe dingen doen vanwege de media.”
Ook de invloed van machtige Amerikaanse en Chinese sociale media op ons gedrag moeten we niet overschatten, betoogt Deuze. “Met onze instabiele clickrondjes stellen we elke dag opnieuw op een complexe en hoogstpersoonlijke manier ons mediadieet samen, maar hoe dat eruitziet is door niemand te controleren. Ook niet door de algoritmes. Techbedrijven willen niets liever dan dat je op hun platform blijft en daar voortdurend voorspelbare dingen doet, maar je ziet nu al dat Google zijn dominantie bij het zoeken kwijtraakt aan AI en andere diensten. Veel mensen gebruiken helemaal geen zoekmachines meer.”
Binnen deze ontwikkeling past dat mensen hun eigen verhalen vertellen. “Zo’n verhaal kan bestaan uit een scène uit een film, een reel op Instagram, een link naar een fragment in een artikel in een tijdschrift, een stukje gameplay of iemands statusupdate op X. Bij elkaar gebracht is dat een verhaal en dat maak je gewoon op je telefoon. Mensen beginnen eraan gewend te raken op die manier een wereld samen te stellen. Dat doen kinderen al volop. Daarom is een sociale mediaban van kinderen bizarre symboolpolitiek. Je kunt niks aan- of uitzetten als je in de media leeft.”
“In een wereld waarin iedereen alleen maar maker is en zendt, is een zeer relevante vraag: wie luistert er nog naar je? We moeten weer leren luisteren en dat is erg moeilijk in een wereld waarin iedereen uitsluitend praat en zendt. Maar verhalen vertellen en ernaar luisteren is zo belangrijk. Het is geen toeval dat de oudste archeologische vondsten rotstekeningen en muziekinstrumenten zijn, zaken waarmee je verhalen vertelt. De vorm waarin we verhalen delen verandert, maar de mens zal het altijd blijven doen.”
“Ik geef zelf graag grote hoorcolleges, ook al is het college als onderwijsvorm problematisch: het kan dodelijk saai zijn en je leert er als student weinig van. Toch blijf ik het doen. Verhalen vertellen waarin een groep van een paar honderd jonge mensen met je meegaat, is te gek. Inhoudelijk leren ze er misschien niet veel van maar ze gaan met een goed gevoel weg, geïnspireerd en gemotiveerd om zelf met het materiaal aan de slag te gaan. Dat is tenminste mijn doel. Ik spreek ze aan op basis van emotie en dat werkt.”

“Steeds meer wetenschappers doen serieus onderzoek naar de rol die emotie speelt in alles wat we doen. Mensen zijn heel emotionele wezens. We vinden elkaar vanuit emotie. Leiders als Trump worden gekozen en blijven in het zadel vanwege emoties, vanwege een gevoel. Bij de presidentsverkiezingen in 2000 met Al Gore en George W. Bush appelleerde Gore aan de ratio. Hij gaf presentaties met pijlen en grafieken. En Bush? Die won omdat hij iemand is met wie je een biertje kon drinken.”
“Dat was een eyeopener binnen mijn vakgebied. Het belang van emoties hadden we altijd onderschat. Het is nog steeds een deels onontgonnen gebied, maar we weten nu dat emoties bepalend zijn voor alles in ons bestaan. Iedereen is zijn eigen wappie. Populisten kunnen vanuit het hele politieke spectrum emoties heel goed bespelen. Wij onderzoeken hoe je emoties constructief kunt inzetten.”
Deuze verkent niet alleen hoe mensen met en in de media leven. Hij is ook bekend geworden met onderzoek naar de werkomstandigheden in de creatieve sector. “Veel mensen maken zich druk over polarisatie, een gebrek aan saamhorigheid, het uit elkaar vallen van de maatschappij. We kunnen daar iets aan doen door elkaar verhalen te vertellen. Dat is echt de oplossing. Het is daarom tragisch is dat we zo slecht met de professionele verhalenvertellers omgaan. Hun werk wordt onvoldoende erkend en gewaardeerd.”
“Dat geldt voor de hele creatieve sector, dus voor journalisten, mediamakers en kunstenaars. De cijfers die betrekking hebben op werkgerelateerde stress, burn-outs, zelfmoord en depressies zijn drie tot zes keer zo hoog in de creatieve beroepen. Mensen in die beroepen worden het slechtst betaald. De gezondheidsproblematiek is geen jammerlijk bij-effect van hoe de creatieve sector georganiseerd is. Het management bij de bedrijven in de creatieve sector maakt mensen letterlijk ziek. Standaard.”
“Wie niet ziek wordt, heeft geleerd te overleven, maar ook de overlevers worden niet blij of gelukkig van hun werk. Het gaat allemaal gepaard met heftige concurrentie en uitsluiting. Professionals die het onevenredig vaak niet redden zijn mensen die buiten de dominantie groep vallen: nieuwkomers, vrouwen, mensen met een diverse culturele achtergrond of mensen met een beperking. Soms zie je in een en hetzelfde bedrijf kleine plukjes waar het goed gaat, terwijl het elders heel slecht gaat.”
“Wat journalisten, makers en kunstenaars gemeenschappelijk hebben is dat ze autonoom willen werken en de waarheid willen kunnen vertellen – en daarvoor op een eerlijke manier erkend en gewaardeerd worden. De tragiek is, dat ze werken in een industrie waarin dat eigenlijk niet kan. Ze worden niet of nauwelijks fatsoenlijk gewaardeerd, gefaciliteerd, niet goed betaald, niet vertrouwd – en ze krijgen meestal niet de noodzakelijke vrijheid. Ook daardoor zie je overal een enorme kaalslag op het gebied van talent.”
“De meerderheid van de mensen in de film- en televisiewereld heeft in hun hele loopbaan nooit meer dan aan één productie meegewerkt. Journalistieke carrières duren meestal niet langer dan drie tot vijf jaar. De reclamewereld recyclet mensen in een hoog tempo en zelfs de succesvolle gamesindustrie kende vorig jaar wereldwijd ontslaggolf na ontslaggolf.” Deuze ziet de oplossing in collectieve organisatie. “Ik hoop daar met mijn werk een bijdrage aan te leveren. Samen sta je sterk, maar helaas zie ik beroepsverenigingen en vakorganisaties in de media en creatieve sector elkaar nog te weinig opzoeken.”
In september 2025 verschijnt Deuzes nieuwste boek “Well-Being and Creative Careers: What Makes You Happy Can Also Make You Sick” bij de Engelse uitgever Intellect.