Wijnants ziet een rol weggelegd voor het onderwijs, omdat de bespreking van existentiële vragen op die plek een preventieve werking kan hebben. Zodat je als twintiger of dertiger minder snel ‘omvalt’. Een eerlijk gesprek over het verloop en soms verrassende uitkomsten van haar onderzoek naar twintigers en dertigers, haar onvermijdelijke eigen levensvragen en haar visie op en voor de nieuwste generatie jongeren.

nienke wijnants zwartwit
Beeld door: Dana van Leeuwen

Hoe ben je de professional geworden die je nu bent?
Ik ben opgeleid als psycholoog. Toen ik rond het jaar 2000 klaar was met studeren was het ‘glorie halleluja’ op de arbeidsmarkt, er waren veel banen. Maar ik was al jong bewust bezig met de vraag welk werk ik wilde gaan doen na mijn studie, en nam daar uitgebreid de tijd voor. Ik zag toen om me heen al mensen die het op papier goed voor elkaar hadden, maar ik voelde dat veel mensen niet blij waren met waar ze stonden. Ik dacht: dat gaat mij niet gebeuren. Toen was het nog vreemd dat je op die manier naar een baan uitkeek, mensen vonden dat verwend. Maar ik wilde juist graag écht van waarde zijn.

Hoe kwam jij uiteindelijk uit bij een baan die je aansprak?
Na meeloopdagen en negen maanden rustig nadenken, kwam ik bij een kantoor voor loopbaanadvies en werd een van de jongste loopbaanadviseurs in die tijd. Dat was toen nog een wereld van grijze heren in pakken. Dat was vlak voor de voorlaatste crisis in 2001. Grote groepen jonge mensen verloren hun baan, en ik kreeg al die jonge mensen tussen 25 en 35 aan mijn bureau.

Wat viel je op bij die groep?
Ten eerste: keuzestress. Dat is nu een begrip, maar er was tot eind jaren ’90 altijd uit onderzoek gebleken dat een keuze altijd aantrekkelijker is dan een voldongen feit. Maar het bleek uit nieuwer onderzoek dat er ook een bovengrens is aan hoeveel keuzes aantrekkelijk zijn. Wel logisch, want al die keuzemogelijkheden waren daarvoor ook nog niet aan de orde, bijvoorbeeld in supermarkten. Ook zag ik toen al veel sociale vergelijking en een streven naar een ‘perfect plaatje’. Die keuzestress was er natuurlijk voor alle leeftijden, maar voor twintigers en dertigers was het moeilijker omdat je op sociaal-maatschappelijk gebied de grootste keuzes maakt. Als je twijfelt over: waar ga ik werken en met wie leven? Dan is dat moeilijker dan: welk wasmiddel ga ik kiezen?

Maar waar ik eerst niets van begreep: dat ik jonge, heel succesvolle mensen aan tafel had zitten die zich afvroegen: is dit alles? Ik typte die vragen dan in op google omdat ik dacht: waar hebben ze het over? Daar kwam continu ‘midlifecrisis’ uitrollen en later ook ‘quarterlifecrisis’. Ik mocht vervolgens onderzoek gaan doen en dat is steeds groter geworden. Er kwamen opvallende cijfers uitrollen over dertigers: heel veel mensen hadden dezelfde ervaring. Maar na dat onderzoek hield ik een onbevredigd gevoel omdat ik een schets van een fenomeen had afgeleverd, maar er niet achter was: hoe komt dit nou precies? Waar komt dat gevoel van stuurloosheid nou vandaan?

Hoe kwam je daar achter?
Ik ben het onderzoek opnieuw gaan bekijken. Even technisch: Ik had zeven onderwerpen als gelijkwaardig aan elkaar gesteld in het onderzoek. Zoals keuzestress, twijfelen en sociale vergelijking, en die kwamen aan bod als stellingen. Toen heb ik een top 10 gemaakt van de stellingen waar de respondenten het meest last van hadden. En tot mijn stomme verbazing werd plek 1 tot en met 6 bezet door stellingen uit de zingeving-schaal. Daar zaten hele expliciete stellingen in, zoals: ‘steeds vaker denk ik na over de zin van het leven’.

Het bleek dat ik eigenlijk ook een methodologische fout had gemaakt: van die 7 onderwerpen die ik gelijk had gesteld, was er één die er juist boven zweefde: een veroorzakende factor. Een open deur natuurlijk: dat was die zingevingsvraag. En die bleek ook van heel sterk en voorspellende waarde. Logisch achteraf: als je hoog op de maatschappelijke ladder géén idee hebt waar je het allemaal voor doet… Dit was eigenlijk gewoon de eeuwenoude zoektocht: wie ben ik, waarom ben ik hier? De grote existentiële vragen!

Heeft het wegvallen van gevestigde religie, dat gapende zingevingsgat bij dertigers veroorzaakt?
Ik zat ooit in een show bij Andries Knevel. In het voorgesprek zei ik dat ik atheïst was; en dat ik dat in het gesprek waarschijnlijk niet zou kunnen verbloemen en dat dat mogelijk tot ‘vuurwerk’ zou leiden. Ze moesten hard lachen en ze vonden het interessant dat ik dat toen al zo durfde te zeggen, ik was 24. Ze zeiden: we vinden het juist heel boeiend, ook als u dit standpunt gewoon lekker vasthoudt. Na die positieve ervaring, is bij mij het licht aangegaan van: waarom is het zo’n enorme scheiding bij deze thema’s tussen wel en niet gelovig? Ik heb toen tijdens de show gezegd: enerzijds vind ik het opium voor het volk, anderzijds ben ik stikjaloers op de zekerheid en steadiness die gelovigen kunnen ervaren. Zoals grote moeilijk keuzes kunnen baseren op het geloof. Daarna stond op de site van de EO in koeienletters: ‘religie als oplossing voor het dertigersdilemma’. Haha!

Toen ik daarna vaker werd gevraagd om te spreken bij bijvoorbeeld christelijke studentenverenigingen, werd interessant genoeg duidelijk dat die conclusie van de EO natuurlijk ook maar beperkt houdbaar is. Die existentiële zoektocht is echt niet over als je in een gelovig nest opgegroeid. Daar komen jongeren juist ook in perioden terecht waarin zij vragen stellen over het geloof. Uit ander onderzoek bleek ook dat je rond de leeftijdsgroep van dertigers een enorme ‘migratie’ ziet tussen gelovigen en niet-gelovigen.

Met welke ‘taal’ zorg je dan dat je iedereen aanspreekt, als de groep zoekers zo breed is?
Dat blijft ingewikkeld. Wat ik merk is dat de interesse van sommige volwassenen bij het woord ‘existentieel’ al ophoudt. Zingeving is dan een woord dat ‘al beter’ is. Maar er zingen natuurlijk allerlei marketingwoorden rond nu: zoals ‘purpose’ en ‘mental wellbeing’: allemaal in het Engels, bij Nederlandse bedrijven. Bedrijven willen dan geen lezing over zingeving maar wél over mental wellbeing. En ‘zin’ is dan weer beter dan zingeving, purpose is beter dan nut. Het ligt gevoelig… En voor alle leeftijden is het uiteraard ook weer verschillend. Op zich is dat niet erg, maar we moeten wel zorgen dat het inhoudelijk geen afbreuk doet.

Werd jij thuis gestimuleerd om kritisch over je keuzes na te denken?
Zeker een belangrijke vraag. In positieve zin: er was wel echt sprake van een onderzoekende en stimulerende houding, en overal het gesprek over aangaan. Ik kan me goed herinneren dat mijn vader mij op mijn achtste de vraag stelde: wat stel je je voor bij de oneindigheid van het heelal? Bij mij is die vraag altijd een zaadje gebleken voor een kritische blik en zelfonderzoek. Dat gold ook in mijn onderwijs, ik zat op een klein, categoraal gymnasium in Den Haag. In alle lessen zat onderwezen: blijf zelf denken en kritische vragen stellen.

Welke levensbeschouwelijke elementen zaten daar in?
Als ik het nu achteraf bekijk, ben ik atheïstisch opgevoed. En alle manieren van levensbeschouwelijk opvoeden maken je soms blind voor wat je thuis niet meemaakt. Iedereen die zichzelf nu niet meer praktiserend of religieus noemt in Nederland, denkt dat ze volledig ‘vrij’ leven. Maar als ik met jongeren praat, maken zij toch vaak keuzes op basis van het pragmatisme, individualisme, consumentisme en materialisme: ook weer een soort religies, westerse dogma’s. Maar mensen zijn zich daar niet van bewust. Ze denken dat ze vrij zijn ‘want ik ben niet religieus’. Ik wil mensen helpen inzien dat je vrijheid dus begint vóór die dingen, dat je zelf kan gaan nadenken: waar wil ik voor leven en wat vind ik belangrijk? En ik denk dat dat op elk schoolniveau kan, die levensvragen behandelen. In de westerse wereld zijn we veel te IQ-matig gaan denken over grote levensvragen.

Ben je optimistisch over de nieuwe, bewuste generaties?
Gematigd. Generatie Z, vooral uit welgestelde gezinnen, mag echt alles van hun ouders. Hun geluk staat op nummer 1. Dus dat beeld maakt mij niet altijd optimistisch over de volgende generaties. Net als over millennials wordt ook hier gezegd: de sky is the limit, en het verhaal over de curlingouders geldt bij hen ook een beetje. Maar ik vind het lastig om te spreken over één homogene generatie, want er zijn ook millennials en Gen Z’ers die denken: waar heb je het over?

Aan de andere kant: mijn kinderen zijn ook gegaan van ‘jammer dat zwarte piet weg moet’ naar ‘hoe haal je het in je hoofd om je zwart te schminken?’ En mijn dochter heeft ons gezin vegetarisch gekregen. Zij zag weer zo’n veewagen op de weg en vond het zó erg. Toen hebben we gezegd: ‘Oké schat, we gaan het een paar maanden proberen’. En dat is nu ruim een jaar geleden. Het grappige daarmee is natuurlijk: de generatie van mijn ouders verklaren míj dus weer voor gek dat ik daar aan mee doe!

Is de prikkel om na te denken over de ‘grote vragen’ niet heel verschillend per gezin?
Zeker, kinderen groeien zoals eerder genoemd toch op met allerlei dogma’s en perspectieven zonder dat ze zich dat bewustzijn. En de mogelijkheden kunnen ook verschillend zijn. Daarom ligt er wat mij betreft een rol voor het onderwijs en de overheid: om belangrijke maatschappelijke- en zingevingsthema’s aan te kaarten, zodat iedereen daarmee in aanraking komt. Maar wat ik daar wel aan wil toevoegen: de oplossing is ook niet die leeftijdsgroep een nieuw dogma door de strot duwen, bijvoorbeeld van: ‘je moet duurzaam zijn en in opstand komen tegen het consumentisme’. Nee, kracht zit hem juist in eerlijke informatieverstrekking aan kinderen vanaf dag nul.

Ik las dat je meer vanuit preventie bent gaan denken voor jongeren: als je basis ‘zingeving’ goed zit, dan val je ook minder snel om.
Het probleem is dat je volgens sommigen zelf in staat moet zijn om je leven totaal vorm te geven. Terwijl het juist ook prettig is om te weten dat het leven niet zó maakbaar is, dat maakt je sterker. In mijn vakgebied wordt wel veel gebakken lucht en maakbaarheid verkocht. Daar heb ik veel moeite mee: “In 7 stappen gelukkig”.
Wat mij betreft is het is altijd een combinatie. Preventief nadenken over grote thema’s kunnen je helpen. Onze oudste zoon werd ernstig ziek toen hij zeven was. Een hele heftige periode, maar mijn grote voordeel is geweest dat ik voor die ziekte al zoveel had nagedacht over existentiële vragen en ‘het leven’, dat ik dat als ‘live event’ redelijk makkelijk kon accepteren. Want ja, ziekte kán gebeuren. Heel veel mensen gaan pas nadenken over de zin van het leven als ze geconfronteerd worden met zo’n gebeurtenis.

Hoe vertaal je al die bevindingen nu de maatschappij in?
Mijn passie en missie is geworden: hoe zorg je nou dat je een voordeel maakt van het op jonge leeftijd voelen van die zingevingsvragen. Een voordeel want: hoe jonger je bent, hoe meer tijd om bij te sturen. En dan kom ik toch echt bij het onderwijs. Hoe komt het überhaupt in Nederland dat je vanaf de basisschool slechts de meest feitelijke dingen leert? En een belangrijke vraag: hoe kun je met basis, middelbare scholieren en studenten preventief te werk gaan door te praten over dit onderwerp? Zonder dat dat het een ver van je bed show wordt? dat het niet tot angst en depressiviteit leidt? Het gevoel van ‘master of your own universe’ kan namelijk ook beangstigend zijn. Dat je het zelf allemaal móet bedenken.

Het blijven grote thema’s. Maar als je die grote thema’s aangaat kun je ontdekken dat je vrij mag zijn in je denken, en dat het leven ook écht een waanzinnig wonder is.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Juliejet Bakker

Adviseur

Juliejet Bakker (1994) is religiewetenschapper en deed de master Building Interreligious Relations aan de VU. Culturele en religieuze …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.