Tijdens de coronapandemie werd het boek van Ignatieff over troost veel gelezen in remonstrantse gemeenten. Corona ligt nu achter ons, maar de situatie is er wereldwijd niet rooskleuriger op geworden. Hebben mensen tegenwoordig meer behoefte aan troost dan voorheen? Ignatieff antwoordt genuanceerd. ‘We hebben troost nodig om redenen die niets te maken hebben met wereldwijde crises, maar alles met het menselijk bestaan,’ begint hij. ‘Verlies is wat mensen verwoest: het verlies van een ouder, een broer, een partner of een kind. En paradoxaal genoeg maakt vooruitgang deze verliezen niet makkelijker, maar pijnlijker.’
Ignatieff legt uit dat naarmate samenlevingen beter worden in het verminderen van kindersterfte en het verlengen van het leven, de pijn van verlies intenser kan worden. ‘Hoe meer we vooruitgang boeken in het verminderen van verliezen, hoe meer we ons beroofd kunnen voelen wanneer we toch geconfronteerd worden met verlies,’ zegt hij. ‘De behoefte aan troost neemt paradoxaal genoeg toe.’
Wanneer het gesprek verschuift naar de huidige wereldwijde crises, zoals conflicten in het Midden-Oosten en de oorlog in Oekraïne, erkent Ignatieff dat er voldoende redenen zijn voor collectieve troost. ‘Er is geen troost te vinden in deze gebeurtenissen, behalve in vrede,’ stelt hij resoluut. ‘De enige manier waarop we troost kunnen vinden, is door te streven naar vrede en rationaliteit voorbij het trauma.’ Hij introduceert het concept van post-traumatische rationaliteit – het vermogen om afstand te nemen van verlies en wraak, en te handelen in het belang van toekomstige generaties. ‘Het is bijna een contradictie,’ merkt hij op. ‘Maar misschien is troost juist een vorm van die post-traumatische rationaliteit. Het is een poging om hoop te herstellen wanneer alle hoop verloren lijkt.’
Seculiere tijden en zoeken naar betekenis
In een tijd waarin kerken leeglopen en religieuze instituties hun greep op de samenleving verliezen, rijst de vraag waar mensen troost vinden. Ignatieff erkent dat troost een woord is met religieuze connotaties, maar hij betoogt dat de behoefte aan troost blijft bestaan, ongeacht geloof.
‘Troost was vroeger synoniem met religieuze troost: de belofte van vergeving, verlossing, redding,’ legt hij uit. ‘Deze bronnen van hoop waren ongelooflijk krachtig voor zowel de armen als de rijken. Maar ook in onze seculiere tijden kunnen we niet zonder troost.’
Ignatieff wijst erop dat de Verlichting en het secularisme een opstand tegen troost hebben ontketend, waarbij religieuze hoop werd verworpen als een afleiding van het streven naar een betere wereld in het hier en nu. ‘Maar zelfs met alle vooruitgang die we hebben geboekt, kunnen we niet zonder troost,’ benadrukt hij. ‘Zelfs seculiere mensen zoals ik vinden troost in religieuze rituelen en woorden.’
Hij deelt een persoonlijk verhaal over de dood van zijn broer, waarbij hij troost vond in de kerk en de orthodoxe rituelen. ‘Waar anders moest ik naartoe,’ vraagt hij retorisch. ‘We zongen de Russische hymne Vichnaya Pamyat – eeuwige herinnering. Het idee dat alle menselijke zielen eeuwig herinnerd worden in de geest van God is een fantastisch idee.’
‘Volgens de orthodoxe traditie was de kist waar mijn broer in lag open. Ik vond dat in eerste instantie confronterend. Maar de wijsheid van dit gebruik is dat je de overledene moet zien, dat je in jouw eigen ziel moet laten doordringen dat hij of zij er niet meer is, dat zijn lichaam dood is en dat zijn ziel ergens anders heen is gegaan. De enige manier waarop je dat kunt beseffen is door het dode lichaam te zien. Dat was een voorbeeld van de wijsheid van een kerk waar ik niet eens bij hoor. Een wijsheid die mij grote troost schonk in tijden van groot verdriet.’
Hoewel hij zichzelf als een afgedwaalde christen beschouwt, voelt hij zich diep verbonden met de taal en de rituelen van het geloof. ‘Sommige mensen zeggen dat je niet het recht hebt om troost te putten uit religieuze bronnen als je niet gelooft,’ zegt hij. ‘Maar ik denk dat we alle hulp nodig hebben die we kunnen krijgen. De taal van de psalmen en de religieuze tradities maken al eeuwenlang deel uit van onze cultuur. We hebben ze gewoon nodig. Ik kan en wil niet zonder.’
De uitdagingen van het liberalisme
Het gesprek verschuift naar een ander onderwerp dat Ignatieff na aan het hart ligt, namelijk de toekomst van het liberalisme. Als voormalig politiek leider heeft Ignatieff nagedacht over de staat van het liberalisme in de moderne wereld. Hij prijst de verwezenlijkingen ervan, zoals gelijkheid, inclusie en de bevordering van individuele rechten. ‘De multiculturele revolutie is een van de beste dingen die we ooit zijn begonnen,’ stelt hij. ‘Die revolutie is gebaseerd op de gelijkheid van alle mensen en heeft onze samenlevingen sterker en diverser gemaakt.’
Toch erkent hij dat het liberalisme in bepaalde opzichten tekort is geschoten. ‘De inclusieve revolutie heeft minderheden en hoogopgeleiden bevoordeeld,’ legt hij uit. ‘Maar deze heeft ook grote delen van de bevolking, vooral degenen zonder hogere opleiding, het gevoel gegeven dat ze zijn achtergelaten.’
Ignatieff wijst op de groeiende kloof tussen hoog- en laagopgeleiden als een bron van sociale ongelijkheid en ontevredenheid. ‘Als liberalen hebben we een nieuwe klasse van mensen gecreëerd die zich sterk buitengesloten voelt,’ zegt hij. ‘De economische veranderingen en het laat-kapitalisme hebben nieuwe ongelijkheden gegenereerd en daar waren we blind voor.’
Hij roept op tot een liberalisme van solidariteit dat de economische uitdagingen erkent en zich inzet voor het herstellen van ongelijkheden. ‘We moeten een politiek hebben die nederiger is, die luistert naar degenen die zich uitgesloten voelen’, benadrukt hij. ‘Dat betekent hogere belastingen voor hogere inkomens, het herfinancieren van publieke diensten en nieuwe investeringen die voor iedereen toegankelijk zijn.’
Ondanks de afnemende invloed van kerken in West-Europa ziet Ignatieff een blijvende rol voor religieuze instituties. ‘We kunnen niet zonder kerken,’ stelt hij. ‘Zelfs seculiere mensen zoals ik hebben een kerk nodig om hen te begeleiden op hun levensreis, tot aan het einde toe.’
Hij gelooft dat kerken hun spirituele roeping moeten herontdekken en zich moeten concentreren op hun kernfunctie: het bieden van troost en het beantwoorden van fundamentele levensvragen. ‘De sleutel tot het overleven van religie ligt in een rigoureuze, onderzoekende en vragende theologie,’ zegt hij. ‘Religie bestaat omdat mensen al eeuwenlang dezelfde vragen stellen: waarom lijden we? Waarvoor leven we? Wat is het doel van het leven?’
Ignatieff ziet geen tegenstelling tussen liberalisme en religie. Integendeel, hij beschouwt ze als complementair. ‘Liberalen hebben altijd gedeelde waarden geboden’, legt hij uit. ‘Een diepe inzet voor gelijkheid, waardigheid en individualiteit. Dat sluit aan bij de kernboodschap van veel religies.’
Vechten voor onze waarden
In een wereld waarin populistische bewegingen en extremistische politiek terrein winnen, waarschuwt Ignatieff voor zelfgenoegzaamheid. ‘We moeten bereid zijn om op te komen voor wat we hebben bereikt,’ stelt hij. ‘We hebben te lang onze verworvenheden als vanzelfsprekend beschouwd.’
Hij benadrukt dat liberalen actief de dialoog moeten aangaan met degenen die zich buitengesloten voelen en moeten opkomen voor de grondwettelijke orde. ‘Als partijen de constitutionele orde willen ontmantelen, moeten we hen weerstaan,’ zegt hij. ‘Dat betekent vreedzaam protesteren, demonstreren en onze stem laten horen.’
Toch pleit hij voor voorzichtigheid als het gaat om polarisatie. Op de vraag of kerken zich moeten uitspreken tegen extreemrechts, reageert hij bedachtzaam. ‘Ik denk dat stevige standpunten polarisatie in de hand werken,’ legt hij uit. ‘Kerken zijn pluralistische gemeenschappen. Als leider van een gemeenschap moet je voorzichtig zijn, teneinde politieke verdeeldheid binnen je gemeenschap te vermijden.’
Kerstmis en de troost van samen zijn
Ter afsluiting van het gesprek reflecteert Ignatieff op de betekenis van Kerstmis in zijn eigen leven. Hoewel hij zichzelf omschrijft als een seculier persoon, heeft het feest voor hem diepe waarde. ‘Voor mij betekent Kerstmis vooral familie,’ deelt hij. ‘Het samenkomen, de tradities, de herinneringen.’
Hij herinnert zich met warmte zijn jeugd, zoals het uitpakken van kleine beeldjes van de Heilige Familie met zijn moeder, ondanks haar scepticisme tegenover religie. ‘Dat hoorde bij wat Kerstmis was,’ glimlacht hij. ‘En natuurlijk de grappige papieren hoeden en slechte grappen van mijn vader.’
Deze momenten benadrukken voor hem de essentie van troost: het sociale aspect van samen zijn, gehoord worden en verbondenheid voelen. ‘Troost is het meest sociale wat we doen,’ zegt hij. ‘Het hangt helemaal af van iemand die met ons praat, naar ons luistert, ons hoort. Wanneer gezinnen goed functioneren, is dat waar ze voor zijn.’
Wie is Michael Ignatieff?
Michael Ignatieff (Toronto, 12 mei 1947) is een Canadees publicist, politicus en hoogleraar internationale betrekkingen. Tussen 2008 en 2011 was hij de liberale oppositieleider in het Lagerhuis van Canada. Hij studeerde in Toronto, Oxford en aan Harvard. Jarenlang schreef hij boeken en artikelen over mensenrechten en over militaire interventies. Hij publiceerde onder meer in The Observer, The New Yorker en The New York Times. Ook maakte hij documentaires voor de BBC. Van 2000 tot 2007 was hij hoofd van het Carr Center for Human Rights Policy aan de Harvard-universiteit.
Dit artikel is afkomstig uit AdRem, tijdschrift van de Remonstranten.