In zijn onlangs uitgekomen boekje Te doen gerechtigheid neemt Hendrickx geen blad voor de mond: meerdere keren uit hij kritiek op het beleid van de katholieke kerk hier in Nederland. Hij schetst in abstracte lijnen een kerk van en voor de mensen. Ik vraag me af hoe hij dat concreet voor zich ziet. Waar droomt hij van en wat doet hij, als abt, er zelf aan om die droom werkelijkheid te laten worden?

Hoe vitaal is de katholieke kerk in Nederland?

“Ik denk dat het katholieke leven – het christelijke leven – echt wel vitaal is. Wat er lokaal allemaal gebeurt vanuit een christelijke grondslag aan gemeenschapsopbouw, bijvoorbeeld voor vluchtelingen, daar blijkt een grote vitaliteit uit. Maar de katholieke kerk als organisatie maakt het ons erg moeilijk. Dat heeft te maken met het feit dat wij er niet in slagen om de inhoud en de organisatie op elkaar aan te passen. Wij beroepen ons teveel op de regelgeving, wetten en voorschriften, en geven onvoldoende ruimte aan de beweging. Want dat is wat de christelijke gemeenschap zou moeten zijn: een beweging, die dus ook voortdurend in beweging zou moeten zijn. En ik mis daarin inspirerend leiderschap. Het is zo jammer dat onze bisschoppen er nauwelijks blijk van geven open te staan voor een echte dialoog. Dat ze in plaats van te luisteren aankomen met allerlei verboden, die zo weinig verbinding hebben met de huidige tijd. Hierdoor stoot je mensen af, in plaats van dat je ze inspireert. Het is opvallend dat juist een paus als Franciscus, die op zichzelf de kerk helemaal niet revolutionair wil veranderen, zo geliefd wordt – juist door de manier waarop hij mensen benadert. Die menselijke, liefdevolle houding ten opzichte van iedereen mis ik over het algemeen in het leiderschap hier in Nederland.”

Dus u kunt de Nederlandse bisschoppen niet erg waarderen…

“Het gaat niet om een persoonlijke waardering. Maar in algemene zin zie ik helaas dat de kerkelijk leidinggevenden in ons land met hun spreken en doen bezig zijn om veel kerk-zijn en kerkelijk werk af te breken. Zonder het gesprek aan te gaan leggen zij het model van parochiefusie op aan parochies, met daarbij een onwrikbaar geloof in de klerikale, sterk hiërarchische, kerkstructuur. Terwijl zo’n hiërarchisch model maatschappelijk gezien verleden tijd is. Je hoeft je niet helemaal aan te passen aan de maatschappij en aan de tijd waarin je leeft, maar er moet wel een soort dynamische interactie zijn. Steeds wordt er van alles van bovenaf opgelegd, zonder de mensen op lokaal niveau daar daadwerkelijk bij te betrekken. Waar ben je dan mee bezig? Ben je dan nog bezig om als geloofsgemeenschap het leven in al haar facetten te vieren? Volgens mij ben je dan bezig met het om zeep helpen van de geloofsgemeenschap.”

Waaruit blijkt, concreet, dat de bisschoppen bezig zijn om de kerk af te breken?

“De regelgeving staat steeds voorop, ten koste van het individu en daarmee ook van de gemeenschap. Om een voorbeeld te geven: ik weet zeker dat onze lieve Heer het nooit heeft gewild dat wij mensen die gescheiden zijn ervan moeten weerhouden om ter communie te gaan. Als wij als kerk geen ruimte weten te geven aan mensen in al hun verscheidenheid, dan voorspel ik voor de kerk in Nederland weinig goeds. Terwijl er juist zoveel mogelijkheden zijn om als geïnspireerde mensen samen verder te trekken. Wel op een hele andere gestructureerde manier, waaruit blijkt dat wij kerk zijn ìn de samenleving. In plaats van dat wij ons, zoals nu vaak het geval is, in een soort verhevenheid buiten die samenleving plaatsen.”

Voor mijn gevoel is die hiërarchische structuur zo verweven met de katholieke kerk. Het lijkt mij een utopisch verlangen om te streven naar een katholieke kerk zonder die hiërarchie. Denkt u echt dat dit mogelijk is?

“Het gaat er niet om de hiërarchische structuur terzijde te schuiven. Het gaat er mij vooral om – en daarom vind ik paus Franciscus ook in dit opzicht zo inspirerend – dat de organisatie ten diepste dienstbaar moet zijn aan de beweging van mensen die samen kerk willen zijn. Dat mis ik. Als ik de weerstand zie die paus Franciscus in hogere kerkelijke kringen oproept dan denk ik: het gaat goed! Dat iemand met gezag zijn eigen zaak, op cruciale punten, ter discussie durft te stellen – dat biedt echt perspectief. Dus ik ben zeker niet pessimistisch, anders zou ik moeten stoppen. Ook in Vlaanderen en Duitsland zie ik allerlei hoopgevende ontwikkelingen op het vlak van inspirerend leiderschap. Daarbij is de kerk ook meer dan alleen haar officiële leiders. Juist op lokaal niveau zie je geweldige dingen gebeuren. In Best zie je bijvoorbeeld dat de gemeenschap, nadat ze gebrouilleerd werden door de organisatie omdat ze niet akkoord gingen met de van bovenaf opgelegde parochiefusie, niet de moed opgeven, maar juist verder gaan. Met zoveel spirit! Dat is heel bemoedigend.”

Betekent dit nu dat er alleen een toekomst is voor de katholieke kerk, wanneer de gemeenschap zich van onderaf losmaakt van de hiërarchische structuur? Een soort revolutie?

“Het is jammer dat in dit concrete geval een conflict het uiteindelijke resultaat is geworden. Een dialoog tussen diocesane kerk en plaatselijke geloofsgemeenschap was niet mogelijk omdat vooralsnog een opgelegde structuur enkel de waarheid zou zijn. Waar het mij om gaat in dit voorbeeld is dat de geloofsgemeenschap doorgaat. Dat is het krachtige: dat de beweging en de spirit van onderaf komen. Daar ligt de toekomst van de kerk. En daarin ligt, in ieder geval naar mijn gevoel, een afwijzing ten opzichte van het heiligmakende van de regels van het instituut. Dat moet niet enkel bepalend en richtinggevend zijn. Revolutie is mij te stellig en te conflict geladen. Je bereikt er niets mee door je af te zetten. Maar je kunt wel op een bescheiden manier laten zien dat het ook anders kan.”

Hoe ziet uw droomkerk eruit?

“Een kerk die van onderen wordt opgebouwd, niet van boven. Natuurlijk heb je een organisatie, een structuur en leiders nodig. Maar dat zou ten allen tijden dienend aan die gemeenschap van mensen moeten zijn, in plaats van andersom. En in die kerk zijn niet alleen priesters leiders, maar alle mannen en vrouwen met leiderschapskwaliteiten. Ik vind het zo jammer dat dit nu niet mogelijk is. Ik ken heel wat pastoraal werkenden die daar uitermate geschikt voor zouden zijn. De bestaande parochiestructuur zal zeker in onze westerse wereld langzaam aan verdwijnen, maar vitale geloofsgemeenschappen zullen er blijven en zullen steeds weer ontstaan. Daar moet ruimte aan gegeven worden: aan leiderschap voor zo’n beweging, aan plaatsen van samenkomst, aan bemoedigend toespreken en daadwerkelijke steun. Een organisatie die dienend is aan wat mensen beweegt en bezighoudt. Dat is mijn droomkerk. En daarin ben ik gelukkig niet de enige. Met grote regelmaat ontmoet ik mensen die op zo’n weg onderweg willen zijn.”

Hoe nu te komen tot die droomkerk? Voor veel van die dingen zal je toch uit de kerk worden gezet?

“De vraag is of dat een reden is om het te laten. Hoort risico lopen niet bij christen zijn? Er is weinig bewegingsvrijheid, maar probeer de kaders dan ten minste te bevragen en op te rekken. Natuurlijk kun je niet verwachten dat de benodigde verandering van de één op de andere dag zal plaatsvinden. Maar begin ten minste. Met openheid, luisteren naar elkaar en vertrouwen. Dat er verandering moet plaatsvinden is duidelijk; door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen is het kerkelijk leven onder zware druk komen te staan. Maar ik ben ervan overtuigd dat fusies van parochies voor dit probleem niet de enige oplossing is. Ik ervaar dat velen onderweg zijn als zinzoekers, als Godzoekers. Juist in zo’n proces kun je – en ik zeg dat in alle bescheidenheid – geen organisatiemodel opleggen als doel dat bereikt moet worden. In een onderlinge dialoog blijkt er een grote bereidheid tot samenwerking te zijn. Heel concreet: maak mensen deelgenoot van de problematiek en laat ze zelf mee zoeken naar bruikbare en haalbare oplossingen.”

In uw boek schrijft u meerdere malen dat er in de abdij meer bewegingsvrijheid is om, in vorm en inhoud, dienend te zijn. Om, met andere woorden, te laten zien dat het ook anders kan. Tegelijkertijd zegt u dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van die ruimte. Hoe kan dat?

“Een abdijgemeenschap is nadrukkelijk een samenlevingsvorm waar dagelijks leven en werken worden gedeeld met elkaar. Als abt zou ik heel autoritair kunnen optreden en voor de hele gemeenschap kunnen beslissen hoe we ons leven inrichten. Maar dat is nu juist precies niet de bedoeling. Wat we doen en laten wil ik in dialoog met de rest doen. En dan zie je natuurlijk dat een abdijgemeenschap ook samengesteld is door personen uit verschillende generaties waarvan de oudsten de 90 zijn gepasseerd en de jongste nog 40 moet worden. Zij zijn, zoals iedereen, product van de samenleving van hun eigen tijd: de vechters ten tijde van Vaticanum II, de teleurgestelden van het kerkelijk leven van de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw en tenslotte de nieuwe generatie die het verleden niet of nauwelijks meedragen. Het is niet eenvoudig om die drie lijnen voortdurend bij elkaar te brengen en te houden. Van essentieel belang is het dan om elkaar veel ruimte te geven en elkaar de eigen visie niet op te dringen.”

Wat zou u, als het kon, met die bewegingsvrijheid willen doen?

“Ik zou bijvoorbeeld in de dagelijkse liturgische samenkomsten een wat grotere openheid willen zien. Laat dagelijks vieren geen standaard gebeuren zijn, maar bied ruimte aan zowel traditionele als hedendaagse vormen. Zo zou er wat mij betreft meer gebruik gemaakt kunnen worden van de geïnspireerde gebruiken en gezangen van de Taizé-beweging. Ook op de andere vlakken waar we als Norbertijnen actief zijn, zou ik ervoor willen pleiten om niet bang te zijn om de marges op te zoeken: in Heeswijk en Hierden het gastenwerk, rondom de abdij en in Tilburg parochiewerk, in Tilburg de interreligieuze ontmoeting en in Heeswijk de liturgische uitgeverij. Zolang het maar middels een dialoog gebeurt.”

Wat is uw droom voor de abdij?

“Dat het in meerdere opzichten een werkplaats wordt, waar mensen met allerlei verschillende achtergronden zich thuis kunnen voelen, tot rust kunnen komen en inspiratie op kunnen doen. Een interreligieuze werkplaats waar we, los van allerlei structuren, actief de dialoog opzoeken. En waar nog meer ruimte is voor diaconie. Een oase. In mijn droom wordt dat gedragen door een gemeenschap, maar niet zozeer bestaande uit enkel en alleen religieuzen. Het zou ook een federatie kunnen zijn, van verschillende kleine gemeenschappen. Met religieuzen, maar ook bijvoorbeeld met gezinnen, en organisaties. De Begijnhof-hof structuur spreekt mij daarbij erg aan. Daar zitten mijns inziens elementen in die vandaag de dag goed gebruikt kunnen worden; waar mensen iets individueels hebben, maar ook iets gemeenschappelijk delen. Ik denk dat het daarmee ook aantrekkelijker wordt om aan te sluiten en dus om de gemeenschap hier van een toekomst te voorzien.”

Is het dan nog wel een abdij te noemen?

“De belangrijkste uitgangspunten van een abdijgemeenschap is de drievoudige communio-beleving: gerichtheid op God, met een voortdurend geleid worden en je laten leiden door de evangelische kernwaarden; gerichtheid op elkaar als dagelijks leven van concrete mensen met elkaar, en op de derde plaats de betrokkenheid op de omringende samenleving. Je laten gezeggen door wat die samenleving betekent en zou kunnen en moeten zijn.
Natuurlijk heeft een traditie van bijna negen eeuwen, zoals onze abdij van Berne die kent, daartoe een belangrijke bijdrage te leveren. Maar ook hier geldt dat binnen het algemene abdijmodel heel wat variaties mogelijk zijn. Op ordesvlak betekent dat ook dat je voortdurend in beweging moet zijn en blijven. Je moet de eigen structuur niet per definitie heilig verklaren maar dienstbaar laten zijn aan het ideaal van mensen.”

Wat moet er de komende jaren gebeuren om de abdij in uw droomplek te laten veranderen?

“Ja, dat is niet altijd even makkelijk. In onze overgeorganiseerde samenleving is het een hele opgave om überhaupt iets van de grond te krijgen. Ik heb al vaak genoeg mijn hoofd gestoten, op de meest onbegrijpelijke manieren. Zo hebben we aan de gemeente een ruimte aangeboden voor de opvang van vluchtelingen. Dat is uiteindelijk op niets uitgelopen omdat de COA alleen gelooft in grootschalige accommodaties, terwijl tegelijkertijd de overheid overweegt om gezonde mannelijke vluchtelingen met wat zakgeld op de straat te laten leven. De regering is hiertoe een voorstel aan het uitschrijven. Hoe is dit in Godsnaam mogelijk? Ik kan hier 24 mensen een plek geven! En dan heb ik het nog niet eens over al die andere abdijen en kloosters, die dezelfde mogelijkheid hebben. Of over het feit dat de COA bulkt van het geld, waardoor eventuele aanpassingen aan accommodaties zonder al te veel moeite te verwerkelijken zijn. Maar ik weiger dan de handdoek in de ring te gooien. Op tal van andere vlakken is er nog zoveel mogelijk.
Om je vraag heel simpel te beantwoorden: gewoon doorgaan met wat we al doen. En daarnaast ruimte geven aan mensen die voor een aantal jaar mee willen draaien. Heel praktisch zijn we nu boven onze boekhandel bezig om drie appartementen te maken. Waarom zouden daar niet ook mensen kunnen wonen die mede de kern van onze gemeenschap gaan vormen? Voor zulke ideeën moeten we niet bang zijn.”

Het zijn mooie ideeën allemaal, maar nergens hoor ik iets over hoe u de jongere generatie – de toekomst! – van dienst wilt zijn. En het is geen geheim dat die juist wat conservatiever zijn. Hoe gaat u daarmee om?

“Ik heb wat moeite met een dergelijke labeling. Het gaat vooral om de uitgangspunten die ik zonet noemde rond het drievoudige communio principe. Iemand die bereid is en in staat om daaraan mede vorm te geven, is van harte welkom. En nogmaals, het gaat mij niet om een bepaalde heiligmakende vorm. Het gaat juist om een veelvormigheid waar aan elkaar ruimte wordt geboden. Juist als we de evangelische inspiratie, het concrete dagelijkse gemeenschapsleven en de ons omringende samenleving, serieus nemen dan vervaagt een stempel van progressief of conservatief.”

U geeft aan dat inspirerend leiderschap belangrijk is om de katholieke kerk van een toekomst te voorzien. Is het dan niet juist belangrijk om, met het oog op die toekomst, jonge mensen de leiding te geven?

“De dienst van de leiding is geen eenvoudige zaak. Het gaat per definitie niet om jong of oud, maar om het beoefenen van openheid. Jonge inspirerende mensen zou de dienst van de leiding zeker niet onthouden moeten worden. Maar oudere leidinggevenden, met grote wijsheid en een vracht aan ervaring, moet vanwege de leeftijd niet per definitie het leiderschap ontnomen worden. Ik denk dat je geen algemene regel kunt stellen. Het gaat er om of iemand in staat en bekwaam is en daartoe wordt gedragen. Dat lijken mij de belangrijkste uitgangspunten. En iemand in de kracht van zijn leven heeft dan zeker een voorkeur.”

elzer

Elze Riemer

Godsdienstwetenschapper en Journalist

Elze Riemer is freelance journalist voor verschillende media op het vlak van zingeving en religie. Haar specialiteit is het verdiepende …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.