Bianca verwelkomt me op een school in Amsterdam-Zuidoost. Ze is geboren in Suriname als achterachterkleindochter van een slaafgemaakte vrouw uit Ghana en groeide op in Nederland. Ze werkt als onderwijsadviseur en is betrokken bij de Lutherse kerk in Amsterdam.
“Ik was zelf nauwelijks bezig met het slavernijverleden. De generatie vóór mij is vooral bezig geweest om in Nederland te overleven en een bestaan op te bouwen en niet om na te denken over slavernijverleden,” zegt ze, “Mij is dat ook niet geleerd. Mijn houding over het slavernijverleden was altijd: we moeten dóór. Ik had zelf geen last van discriminatie en mijn idee was dat er geen probleem wás. Die houding is er veel onder Surinamers hier en in Suriname. Ik zie dat de volgende generatie, de twintigers en dertigers, veel actiever zijn. Die lopen meer aan tegen de erfenis van het slavernijverleden. Deze generatie is opgevoed met het idee dat ze volkomen gelijke kansen hebben, maar het is bewezen dat mensen van kleur en mensen met een niet-Nederlandse achternaam doorgaans niet vooropgesteld worden.”
Rol van kerken
Een project van de Council for World Mission (CWM), een wereldwijd verband van 32 kerken, veranderde het perspectief van Bianca. Namens de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) bezocht ze de bijeenkomsten van de CWM. Deze organisatie heeft wortels in het koloniale tijdperk en komt voort uit drie zendingsorganisaties. In de jaren zeventig ontstond de huidige organisatie vanuit groeiend besef dat alle lidkerken volkomen gelijkwaardig zijn aan elkaar.
“De CWM onderzoekt haar eigen rol in de koloniale tijd. Kerken en zendingsgenootschappen maakten zelf weliswaar vaak geen mensen tot slaaf, maar werden wel door slaveneigenaren gefinancierd, zendelingen reisden op slavenschepen of erfden plantages. Ze werkten mee aan een koloniale theologie en wereldbeeld. Een gangbare opvatting was dat een tot het christendom bekeerde slaaf geciviliseerder, betrouwbaarder en dus meer waard was dan een niet bekeerde. De andere kant is dat zendelingen wilden dat mensen vrij waren om het geloof te ontvangen en naar de kerk te gaan. Dit bracht ze in botsing met de kolonisator. Veel zendingsbewegingen, ook van kerken die nu in de CWM bij elkaar komen en die van de (Duitse) Evangelische Broedergemeente die in Suriname actief waren, werden daardoor voorvechter voor de afschaffing van slavernij.”
Ik heb het thema slavernijverleden lang ontkend en besef dat ik daar veel zwarte mensen die dit wél hebben gevoeld, tekort heb gedaan.
Het project ‘Legacies of Slavery’ bracht mensen samen in Londen, Ghana, Jamaica en de Verenigde Staten. “In Londen zag ik de havens vanwaar de schepen vertrokken en de armoede van Afrikaanse en Caribische gemeenschappen in Londen. Zij hebben weinig kansen en ervaren veel racisme dat een uitvloeisel is van de koloniale houding. In Ghana is het fort Elmina, één van de vele forten van waaruit de Nederlanders groepen mensen slaaf maakten en verhandelden. Daar heerst vooral woede over het koloniale verleden. Vanuit het Caribisch gebied zijn mensen boos op Europa, maar ook op Afrikanen, omdat groepen elkaar hebben verkocht. Ghana en Jamaica hebben allebei nog altijd kwetsbare perspectieven en zijn afhankelijk van westerse bedrijven en toerisme. In Jamaica viel op hoe het land is kaalgeplukt. Voor de jongeren is er weinig perspectief.”
Na dit project is er voor Bianca veel veranderd. “Voor mij heeft dit proces persoonlijk veel gedaan. Ik heb het thema slavernijverleden lang ontkend en besef dat ik daar veel zwarte mensen die dit wél hebben gevoeld, tekort heb gedaan. Er is een nieuw activisme in mij ontstaan, vanuit de binding met de kerk en mijn geloof.”
Hoe ziet die binding met kerk en geloof eruit?
“Ik voel me zelf in de kerk fijn, ik word er gerespecteerd en gewaardeerd. Maar ik heb ook gezien hoe mijn kerk en vele andere kerken een rol hadden in het slavernijverleden. Dat maakt mijn omgang met de kerk een spannend gebied. Er zijn ook mensen die vanwege de rol van de kerk toen nu niets meer van de kerk willen weten en bijvoorbeeld terug willen naar eigen Surinaamse of Afrikaanse religie van voor de slavernij. Ik begrijp dat, maar ik zelf voel me juist verantwoordelijk om dóór de kerk er iets aan te doen. Als Lutherse kerk scharen we ons achter de verklaring van de Raad van Kerken uit 2013. Die richt zich op witte én zwarte mensen. Die verklaring is uitgebracht rond 150 jaar Keti Koti. Er is toen excuses aan de overheid gevraagd, maar de overheid heeft zich niet verontschuldigd. De Raad van Kerken heeft zich wél verontschuldigd en verantwoordelijkheid genomen.”
Waarom is het voor jou belangrijk om via de kerk en geloof over het slavernijverleden te spreken?
“Slavernij is niet lang geleden”
“Kerken kunnen plekken zijn waar ruimte is voor gesprek over fouten uit het verleden. In christelijk geloof is er een gedeeld besef van ‘zondigheid’ en gebrokenheid van mensen. Want volgens mij is dát voor veel witte mensen het ingewikkeldst: om echt toe te geven, te erkennen en verantwoordelijkheid te nemen dat dit is gebeurd. In de moeite met excuses zie ik dat mensen dat niet écht willen toegeven. Daarnaast heeft het vanuit de overheid ook te maken met angst voor claims. Maar onwil en onbegrip overheerst. Mensen zeggen: mijn voorouders hebben er niks mee te maken gehad. Of ze hebben de houding die ik ooit had: het is lang geleden, laten we doorgaan. Maar het ís niet lang geleden. En Nederland heeft als geheel wel geprofiteerd van de slavenhandel en het werkt tot nu door. De kerk biedt door het besef van gebrokenheid, ruimte voor erkenning van het verleden. En er is plek voor vergeving en waarden als liefde voor elkaar. De kerk kan ook werken aan een maatschappij waar aan iedereen recht gedaan wordt. In Amsterdam werken we met elkaar samen – zwart en wit – ook aan de herdenking van dit verleden.”
Hoe kunnen kerken hier mee aan de slag?
“Voor elke organisatie die hiermee bezig wil begint het met onderzoek om de feiten op tafel krijgen over het eigen verleden. Mensen die nu nog onverschillig zijn over dit thema – zowel zwarte als witte mensen, maar voornamelijk witte mensen – moeten zich bewust worden hoe erg het is geweest en hoe het doorwerkt in deze tijd. Wij werken samen met het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis. Andere, seculiere groepen hebben weer eigen ervaringen en expertise. Mooi aan hen is dat zij stimuleren om naar de kracht van slaven te kijken. Het beeld van een slaaf is een geketend iemand, weerloos. Maar het gaat niet om zielige mensen. Het waren sterke mensen, spirituele mensen, mooie mensen, die slaaf zijn gemaakt. Als ik dat hoor, komt dat echt bij me binnen.”
Voor veel mensen ligt dit thema ver weg. Wat kunnen bijvoorbeeld kerkelijke gemeentes en parochies doen?
“Ik snap dat het ver weg voelt. Hier in Amsterdam is het actueel. En ik zou toch zeggen dat er overal wel connecties zijn. Als de PKN dit breder op zou pakken, kan er in ieder geval met Keti Koti steeds breder iets mee worden gedaan. In Nederland zijn niet veel gemengde kerken. Mensen hebben vaak een eigen migrantenkerk. Daardoor missen we veelkleurigheid. Het is daarom mooi als je dit thema kunt oppakken met een andere gemeente.”
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Linker Wang, mei 2019 nummer 2. Zie ook De Linker Wang