Op basis van uw boek Overvloed (2006) leg ik u een paar zelfbedachte stellingen voor. De eerste: We worden rijker maar genieten minder.
“Onze rijkdom en economische groei zijn op het eerste gezicht helemaal niet verkeerd. Een eeuw geleden nog overleed de helft van alle vijfjarige kinderen. Niet alleen in de gezondheidszorg, maar ook bijvoorbeeld op communicatiegebied en in onze eetcultuur hebben wij dankzij de welvaart een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Maar tegenwoordig hebben we nauwelijks besef meer van de talloze moeilijkheden die met het rijker worden gepaard zijn gegaan; ook economische crises waren niet afwezig. Misschien zijn we gewoon verwende luxedieren geworden, om met Peter Sloterdijk te spreken.”
Onze leefkwaliteit wordt alleen maar slechter.
“Je kunt onze maatschappij zien als een ‘weggooisamenleving’ waarin er een hoop energie en mooie natuur verspild wordt voor het produceren van troep. Verspilling op zichzelf is het probleem niet: je hebt grondstoffen nodig om iets te maken. Het gaat er dus om wat voor leefkwaliteit we voor onze rijkdom terug willen.
Onze welvaart maakt het bijvoorbeeld mogelijk om de hele wereld met atoombommen kapot te maken en het Amazonegebied te kappen. Vroeger hadden we daar de technische middelen niet voor. Ook kunnen we tegenwoordig steeds meer genetisch manipuleren en klonen. Als heersers over de natuur, met steeds meer van Gods vingers aan onze handen, lijkt het mij belangrijk dat we dieper nadenken over belangrijke keuzes. Hoe willen we voor onze leefkwaliteit omgaan met onze macht en rijkdom? Daar hoef je trouwens niet per se een ethische code voor te hebben. Kies voor wat je het mooist vindt: een samenleving met grote verschillen tussen arm en rijk of juist niet? Een groene maatschappij of weinig natuur?”
De economische crisis wordt in haar ernst overdreven.
“De economische crisis gaat feitelijk over een financiële krimp van ongeveer 0,2 procent. Maar zelfs als we er met een aantal procent financieel op achteruit zouden gaan, worden we gemiddeld steeds rijker: alleen is die groei heel even tot stilstand gekomen.
Traditionele basisbehoeften kunnen we gewoon bevredigen: vrijwel iedereen in Nederland kan onderdak, voedsel en kleding krijgen. In principe zouden we daarvoor zelfs alleen tot dinsdagmiddag hoeven te werken en de resterende tijd aan onszelf en anderen kunnen besteden! Het is daarom waanzin dat we denken onze basisbehoeften nog te moeten bevredigen. We hebben een economische machine gemaakt die meer consumptiegoederen produceert dan we nodig hebben.
Natuurlijk blijft de ongelijke verdeling van de rijkdom ook in Nederland wel een blijvend probleem, en voor mensen met de laagste inkomens komt de crisis inderdaad extra hard aan. Een bijstandsmoeder kan gewoon moeilijker rondkomen. Feitelijk is het niet goed voor de economie als je één partij onevenredig rijk maakt. Daarom is het eigenlijk ook onzinnig om nog meer geld te verdienen als je al een bepaalde rijkdom hebt. Overigens denk ik dat armere gezinnen hun ‘overschot’ zinvoller besteden dan rijkeren.”
Rijke mensen blijven jaloers en ontevreden.
“Als we onze verlangens meer nastreven dan de basisbehoeftes die we echt nodig hebben, dan is het goed mogelijk dat we nooit helemaal tevreden zijn met hoeveel we produceren. We blijven ons onbevredigd voelen zolang we blijven begeren wat anderen al kunnen hebben. Waarom willen we het liefst die duurdere auto, dat mooiere mobieltje of het chiquere maatpak kopen? Niet omdat ze functioneler zijn dan goedkopere voorwerpen of designs. De waarde van spullen wordt eerder bepaald door het begeren van wat trendsetters al hebben. Filosoof René Girard noemt dit de mimetische begeerte. Die trendsetters zijn meestal mensen aan de bovenlaag van de maatschappij, met grotere economische macht en status. In een economische crisis wordt het voor sommige mensen moeilijker om luxeproducten aan te schaffen, waardoor het denigrerende gevoel dat sommigen armer zijn dan anderen toeneemt. Dat laat velen ontevreden.”
De competitiestrijd tussen mensen is per definitie nadelig en slecht.
“Dat wedijveren om status is heel menselijk en aan de mimetische begeerte kun je dus niet ontsnappen. Maar het is niet per definitie slecht. Filosoof René Girard beschreef dat het wedijveren om macht en status uitgespeeld werd met geweld en oorlogen. Tegenwoordig draait die competitiestrijd eerder om spullen: dat is dus al een hele vooruitgang! De volgende stap is om te leren wedijveren om waarden. Als voorbeeld heeft filosoof Herman Achterhuis eens het samenspel tussen twee pianisten genoemd: beide muzikanten zetten hun beste talenten in om samen een prachtige compositie te creëren. Veel politici zouden daar van kunnen leren.”
Mensen hechten steeds meer waarde aan immateriële zaken.
“Ik denk dat er twee scenario’s zijn. Tijdens de economische crisis in 1930 deed econoom John Maynard Keynes een aantal voorspellingen over “The Economic Possibilities of Our Grandchildren.” Hij dacht dat binnen honderd jaar alle economische problemen opgelost zouden zijn, mits oorlogen, hongersnoden of een drastische bevolkingsgroei uitblijven. Daar merkte hij op aan dat ons ‘onverzadigbare verlangen’ naar luxebehoeften waarschijnlijk steeds groter wordt.
Op het eerste gezicht geef ik hem gelijk. Waarom wordt er zo onzinnig veel bezuinigd op kunst en cultuur? Blijkbaar omdat bepaalde groepen een toenemende productie en consumptie belangrijker vinden dan andere waarden. Toch zie je ook uitzonderingen. Er zijn genoeg mensen die juist willen ‘consuminderen’ en ‘bewust consumeren’ is een populaire slogan geworden. Dat zie je terug in de eetcultuur: we vragen ons steeds vaker af, of ons voedsel biologisch/eerlijk geproduceerd is en hoeveel we moeten eten. Veel mensen hebben het over duurzaamheid in productie, consumptie…en geluk.”
Vasten wordt voor velen belangrijker.
“Vasten kan een manier zijn om ons te bezinnen over ons doen en denken. Wat is bijvoorbeeld de invloed van welvaart op ons gedrag en geluk? Vasten is goed zolang het niet draait om welvaartstatus: het moet een eigen keuze zijn en geen mode-bezigheid om de status of het imago van anderen te begeren. Iemand vroeg eens aan een boeddhistische monnik: ‘Ik ben vegetariër, helpt dat voor het mediteren op mijn geluk?’. En de monnik antwoordde: ‘Ja, tenzij je daar trots op bent.’ Ik denk dat we een beetje last van hebben van onze trots. Het zal daardoor niet iedereen lukken om zichzelf met z’n gebreken te confronteren.”
Onze rijkdom werkt religieus fundamentalisme in de hand.
“Religies hebben natuurlijk hele mooie uitgangspunten. Maar onze toenemende welvaart kan een deeloorzaak zijn voor religieus geïnspireerd geweld. We zijn rijker, individualistischer en hebben meer te kiezen uit gedragsnormen, opleidingen, interesses, enzovoorts. Eigenlijk kunnen we uit zoveel verschillende leefstijlen kiezen – er is er zoveel vrijheid voor zelfverwezenlijking – dat velen niet meer weten welke levenswijze het bestaan echt zinvol maakt. De zeer strikte leefnormen van fundamentalistische groeperingen zijn daarom aantrekkelijk voor wie houvast zoekt. Bij vaste gedragsregels hoef je vaak zelf niet meer te beslissen of iets goed is of niet: het is nou eenmaal heilzaam, volgens de religieuze interpretatie. Dat kan gevaarlijk zijn: in hoeverre voelen sommige fundamentalisten zich verantwoordelijk voor de schade die ze, aan zichzelf of aan anderen, aanbrengen in naam van hun geloof? We kunnen dergelijke problemen alleen op termijn verhelpen als we ons gemeenschappelijk gaan bezinnen op het ‘nieuwe wij’ dat we willen zijn.”
Inspirerende man, kende hem niet. Ben ik de enige die deze man niet kent? Een Marokkaanse Nederlander?
Prachtige woorden…
Daat heb je het weer,”Marokaanse Nederlander?” Het in een hokje plaatsen van mensen vinden wij belangrijker dan wat de man te vertellen heeft. Het is “gewoon” een wereldburger en wat hij te vertellen heeft gaat de gehele wereld aan. Dit heet universeel! Ook ik ken deze man niet.
Cor.
We zijn ook verwende luxedieren. We praten over armoede, over honger, dorst, vluchtelingen en gebruiken te pas en te onpas het woord crisis. Wat weten wij wezenlijk over dit soort zaken …