De emeritus bisschop van Breda Tiny Muskens (73) heeft zich vorig jaar dan wel teruggetrokken in het benedictijner kloosterleven, de ontwikkelingen in de samenleving beroeren hem nog steeds. De geestelijke kreeg landelijke roem met de uitspraak dat armen best “een brood mogen stelen” om te overleven. Daarmee zette hij armoedebestrijding stevig op de agenda. Ook zijn latere uitspraak dat God voortaan Allah genoemd mag worden, veroorzaakte ophef. Die was vooral bedoeld om de “interreligieuze dialoog, die vaak blijft hangen in oppervlakkige slogans, wat uit te dagen”, zegt hij. Muskens was destijds verantwoordelijk voor de katholieke interreligieuze dialoog in Nederland.
Nu is het stil in het leven van broeder Martinus, bij de Sint Pauluscommuniteit te Teteringen. Hij rust, leest veel en laadt zich op. Dat voelt egoïstisch, vindt hij zelf, want “wat doe ik ermee voor anderen?” De behoefte om inzichten door te geven aan anderen is er nog steeds, maar de mogelijkheden daarvoor zijn schaars. Daarom deelt hij graag zijn zorgen met Nieuwwij.nl in deze themamaand over angst.
Een grote zorg is “de heer Wilders, die met zijn anti-islamcampagne gevoelens van onrust, angst en ontevredenheid bij mensen exploiteert”. Muskens: “Dat hij mensen opjaagt tegen de islam voor politieke doeleinden, vind ik zeer gemeen. Die onrustgevoelens komen niet voort uit angst voor de islam, maar uit onzekerheid en angst over toekomst en economie. We zijn een welvarend land, maar vragen ons af of we wel zeker blijven van onze gezondheidszorg, de toekomst voor onze kinderen, onderwijs, veiligheid. De angst voor terrorisme van bepaalde fanatieke islamieten tast dat gevoel van veiligheid aan.’’
Ook de media voeden de angst voor de islam, zegt Muskens. “Er zijn heus niet zoveel mensen die fanatiek anti-islam zijn, maar degenen die er zijn, krijgen veel aandacht. Zo krijg je een overtrokken beeldvorming.’’
De situatie doet Muskens denken aan de economische crisis van de jaren dertig. “Toen konden mensen als Hitler opkomen. Die maakte ook misbruik van onrustgevoelens om Duitsers tot eenheid te mobiliseren.’’
Ook Wilders’ aanhang groeit. Zijn Partij voor de Vrijheid staat in de peilingen van begin april op 32 fictieve zetels. Volgens Muskens is dat geen reden tot zorg. “Je uitspreken voor Wilders heeft nu nog geen consequenties. Ik denk dat Nederlanders genoeg gezond verstand hebben om tijdens de echte verkiezingen niet op Wilders te stemmen.’’

Heeft u zelf angst voor de islam?

“Niet voor islamieten; ik maak me wel zorgen over de islam. Over de wahabieten [een radicale islamitische stroming, PW] van Saoedi-Arabië, die te veel invloed krijgen in de wereld van de islam. Ze smijten met dollars om moskeeën en politieke partijen te bekostigen. Men kan niets tegen ze doen, want ze hebben door de olie geld genoeg. Ik denk dat er een grote crisis in de islam komt als de olie in het Midden-Oosten op is. Tot die tijd spelen de wahabieten een te belangrijke rol in de agressieve islam.’’
Ander punt van zorg is voor Muskens de grote interne verdeeldheid binnen de islam, de strijd tussen soennieten en sjiieten. “We hebben geen idee hoe hoog dat kan zitten. Het is zorgelijk als die tegenstelling overwaait naar Nederland.’’
Maar zowel van de wahabieten als van de grote verdeeldheid ziet Muskens nog geen sporen in Nederland. “Nederland heeft altijd extremisten gekend, maar heeft ook de zaken tot nu toe in goede banen weten te leiden.’’

Hoe moeten we als samenleving omgaan met de angst voor de islam?

“Conflicten met islamieten vinden hun oorzaak eerder in culturele disharmonie dan in de godsdienst. Dan gaan mensen zich opwinden, agressief worden. Het is de kunst om daar rustig bij te blijven. Het gaat erom elkaar als medemensen te ervaren, met elkaar te verkeren, samen te eten, drinken en recreëren. Mensen moeten beginnen niet bang te zijn voor moslims en niet voor zichzelf, dat ze te veel risico zouden lopen als ze socialiseren met islamieten. Ik denk dat de conflicten zich hier wel stabiliseren, dat we redelijk omgaan met elkaar. Dat is de Nederlandse volksaard, het boerenverstand. En als de zekerheid over de dag van morgen toeneemt, zal de angst voor de islam afnemen.
Er gebeuren ook geweldige dingen. De benoeming van de eerste islamitische burgemeester [Ahmed Aboutaleb, Rotterdam, PW] is een historische gebeurtenis. Er waren geen relletjes en zware commentaren. De benoeming gaf gerustheid bij niet-islamieten; blijkbaar kan een moslim zo’n functie aan. Voor islamieten was het een steuntje in de rug.’’

Hoe komt het dat de interreligieuze dialoog in Nederland vaak blijft hangen in oppervlakkigheden?

“Het probleem van de dialoog in Nederland is dat we eigenlijk alleen te maken hebben met de islam. We zijn helemaal geen multireligieuze samenleving, zoals bijvoorbeeld Indonesië, waar ik acht jaar heb gewoond. We hebben maar één samenleving en dat is een christelijke. Daar zijn anderen bijgekomen, en dat zijn voornamelijk islamieten. Daarom zijn we te veel gefixeerd op de islam.’’
Dat bleek wel uit de commotie na Muskens uitspraak dat God voortaan Allah genoemd kan worden. Muskens: “Dat is gebrek aan ervaring van anderen. Ik wilde mensen uitdagen goed na te denken. Mensen identificeren Allah met ‘Allah Akbar’, uitgesproken door soldaten met geweren en Sadam Hoessein vlak voor hij stierf. Maar Allah is geen islamitisch woord, het is het Arabische woord voor God. Ik heb in Indonesië elke mis gebeden tot Allah. Dat geeft me een relaxter gevoel tegenover moslims. Er is toch maar één God? Je hebt toch geen keuze.’’

Er zijn toch ook verschillen tussen religies? Hoe gaat u daarmee om?

“Zeker. Ik houd mijn eigen geloof. Christus is voor mij de Zoon van God tot wie wij kunnen bidden. Hij hoort en ziet ons. Deze belijdenis leidt tot een onoverbrugbaar verschil met andersgelovigen. We moeten van elkaar respecteren dat er definitieve verschillen blijven en daar mentale en emotionele ruimte voor laten.’’

Wie zou in Nederland het voortouw kunnen nemen in de interreligieuze dialoog?

“De schrijver Kader Abdolah. Hij heeft een uitstekende kennis van de Nederlandse taal, weet zich goed te gedragen in de media en is niet bang. Want we hebben het steeds over de angst van niet-islamieten, maar veel islamieten zijn ook bang, alleen willen wij dat niet zien. Moslims leven bovendien vaak in marginale posities qua inkomen en welvaart. Ze zijn hier gekomen om te overleven. Ze willen graag leven, maar komen daar niet aan toe. Veel families zijn bang dat ze toch terug moeten naar hun land. Als je aan twee kanten angst hebt, wordt het griezelig, gevaarlijk. De crisis versterkt dat.’’

Wat vindt u van de rol die de rooms-katholieke kerk speelt in de dialoog met de islam?

“Heel goed. Het was een revolutionaire ontwikkeling dat de kerk tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie, de bisschoppenconferentie van begin jaren zestig, moslims ging zien als medegelovigen, voortgekomen uit dezelfde stamvader Abraham.
Dat Rome heeft goedgekeurd dat God in Indonesië tijdens de mis en eucharistie – het hoogtepunt van de geloofsbeleving – Allah mocht worden genoemd, getuigt van een flexibiliteit die we meer zouden moeten uitbuiten. Het zal niet gebeuren dat ze God in de Sint Pieter Allah gaan noemen, maar het is wel mijn wens.
Wat me echt tegenstaat is dat op Arabische topconferenties nooit een antwoord is gekomen op de uitgestoken hand van de kerk. Ik heb ze nog nooit positief horen spreken over het christendom. Dat komt door onmacht, interne verdeeldheid en gebrek aan leergezag.’’

Bent u met uw onorthodoxe uitspraken weleens bang geweest verkeerd begrepen te worden?

“Nee, anders kun je niets zeggen, vanuit mijn functie gezien. Er wordt altijd naar je geluisterd.’’

U omschreef uzelf eerder als iemand met een angstige natuur, bang voor allerlei kleine dingen. Hoe is dat nu in het klooster?

“Angstig was een verkeerd woord, ik bedoelde meer bezorgd. De bezorgdheid is er nog af en toe, maar vooral over ontwikkelingen in de samenleving, over extremistische personen die te veel ruimte, aanhang en publiciteit krijgen. Dat geeft angst voor de toekomst van Nederland.’’

Ook angst voor uw eigen toekomst?

“Nee, ik geef me over. Dat probeer ik tenminste. Ik ben 73. Het valt me soms zwaar mijn leeftijd te aanvaarden. Ik wilde graag meer afstand van de drukte en publiciteit, maar die afstand valt me soms ook zwaar. Maar ik ben tevreden. Ik heb een mooi leven gehad, heb wat kunnen doen voor de mensen en heb overal wat achtergelaten. Het minst bezorgd was ik in Indonesië. Die acht jaar daar hebben meer invloed gehad op wie ik nu ben dan zestien jaar Rome. Ik zou niet weten wat ik anders had willen doen. Dingen zijn gegaan zoals ze zijn gegaan.’’

U wilde zich in het klooster bezighouden met het geheim van het leven. Hoe vordert dat?

“Ik wilde het geheim niet ontrafelen, maar ervaren. Je kunt daarmee bezig blijven, maar ik heb nog twintig jaar de tijd. Ik heb nog geen nieuwe inzichten opgedaan, wel ben ik gesterkt in de overtuiging dat de geest alles beroert en dynamiseert. De eerste bladzijde van de bijbel over de schepping kun je allegorisch verstaan, behalve de zin waarin staat dat de geest van God over de wateren zweefde. Die geest is nog steeds aanwezig – de scheppende en herscheppende geest. Het is dezelfde geest die Jezus gaf aan het kruis. Hij schonk daarmee zijn geest aan de mensheid om hem te doen voortleven in de geschiedenis.
De Stonehenge in Engeland, de piramiden van de Maya’s, Azteken en Egyptenaren en de tempel Angkor Wat in Cambodja zijn allemaal monumenten die de zoektocht van de mens naar het goddelijke in het universum laten zien. Godsdiensten hebben allemaal iets van de geest van het goddelijke in zich. Dat is een mooie invalshoek van de dialoog. Het geeft een zekere gerustheid, omdat men iets gemeenschappelijks heeft in het zoeken naar de geest die de kosmos bezielt.’’

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.

Pauline Weseman

journalist, docent, religiewetenschapper

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.