Na 100 procent van de getelde stemmen, blijkt er in totaal 51 procent van de stemgerechtigde Turken JA en 49 procent NEE te hebben gestemd tegen een vernieuwing van de Turkse grondwet. Hoe beleefde jij die periode?
Cemil Yilmaz: “Na de eerste exitpolls ging het los op de sociale media en mainstream media. Iedereen leek opeens Turkije-correspondent, politicoloog en/of integratie ‘deskundige’ te zijn geworden. Op de avond van de uitslag schreef ik op Facebook:
Mark my words. Komende dagen volop nieuws in de kranten, op de televisie en op de radio over Turkije, Turkse-Nederlanders en hun ‘mislukte’ integratie. Gaan we alle usual integratie ‘deskundigen’, Turken en Turkije-deskundigen optrommelen en een analyse maken van de ‘schizofrene en niet loyale’ Turkse-Nederlanders.
Cemil Yilmaz
Mijn verwachting dat Turkije en het stemgedrag van Turkse-Nederlanders wederom het nieuws en de actualiteiten zouden domineren, is helemaal uitgekomen. In de kranten, op de televisie, op de radio en op allerlei opiniewebsites gaat het vooral over Turkije, dictator Erdoğan en de Turkse Nederlanders met hun dubbele loyaliteit en ‘mislukte’ integratie.”
Iedereen lijkt Turkije-correspondent, politicoloog en/of integratie ‘deskundige’ te zijn geworden. Jij ergert je daaraan.
“Ja, want redacties trommelen maar al te graag politici, opiniemakers, ‘Turken en Turkije-deskundigen’ op, die stereotyperingen en vooroordelen over Turkse-Nederlanders kunnen bevestigen. Hierbij wordt er niet of nauwelijks podium geboden aan het middenveld of aan experts die feitelijke en gefundeerde uitspraken kunnen doen over de integratie van Turkse-Nederlanders.”
Een veelgehoorde analyse is dat de ‘mislukte’ integratie van Turkse Nederlanders komt doordat zij leven in een ‘parallelle samenleving’, onder invloed zijn van de ‘lange arm van Ankara’, belemmerd worden door Turks-Nederlandse (moskee)organisaties, te veel Turkse televisie kijken en stiekem een vijfde colonne zijn in Nederland. Wat vind jij daarvan?
“Het probleem van deze analyse is dat het geen recht doet aan een zeer complexe realiteit en veelal gebaseerd is op fictieve beelden en waardeoordelen. Het lukt ons in Nederland niet om zonder waardeoordeel naar culturele gemeenschappen te kijken.
Het lukt ons in Nederland niet om zonder waardeoordeel naar culturele gemeenschappen te kijken.
De zoektocht naar waarheidsvinding en de wil om groepsdynamische processen in onze samenleving te begrijpen, hoe vreemd deze ook mogen overkomen, ontbreekt. Hierdoor is er in Nederland een groot gebrek aan kennis en kunde over de historie, ontwikkelingen en actualiteiten van diverse culturele gemeenschappen in Nederland. Het is niks voor niks dat grote groepen niet-westerse Nederlanders zich niet herkennen in de Nederlandse politiek en media.”
Kun je jouw analyse toelichten?
“Mijn analyse is anders, namelijk dat Turkse Nederlanders tot andere keuzes in Nederland komen dan in Turkije, omdat zij zichzelf en de actualiteiten in Nederland als een minderheid bekijken. In Turkije daarentegen zijn zij geen minderheid. In Turkije behoren zij tot de meerderheid en vanuit die positie kijken zij naar zichzelf en de actualiteiten daar.
Met andere woorden, Turkse-Nederlanders hebben meervoudige en adaptieve (hybride) identiteiten, die situationeel voor andere keuzes kunnen zorgen. Welk deel van hun identiteit het sterkst aanwezig is, heeft vooral te maken met de mate waarin de ontvangende samenleving – in dit geval Nederland – met hen omgaat. Het rapport Werelden van verschil van het Sociaal en Cultureel Planbureau legt dit nog veel beter uit.”
Wat is nodig om kennis over deze hybride identiteit te kunnen gebruiken?
“Wat nu meer dan ooit nodig is, is een kritisch en gelijkwaardig gesprek over waarom de Turkse Nederlanders zich meer betrokken voelen bij het land van herkomst dan bij het land waarin ze wonen. Oftewel een analyse van de factoren die van invloed zijn op de hybride identiteitsontwikkeling, gedrag en keuzes van niet alleen Turkse Nederlanders en welke rol en verantwoordelijkheden hierin de politiek, overheid en de gemeenschappen zelf hebben.
Er is in Nederland een te groot gebrek aan visie, leiderschap en daadkracht om het eigen falen in te zien.
Het probleem is in mijn ogen dus niet zozeer de ‘lange arm’ uit Ankara, maar met name de afwijzende houding en de te korte arm uit Den Haag. In Nederland is er echter een zeer groot gebrek aan visie, leiderschap en daadkracht met betrekking tot een multiculturele en multireligieuze samenleving, om ook het eigen falen in te zien. Daarom zal het mij niks verbazen als we de komende tijd kortzichtige en krampachtige Kamervragen en moties voorbij zien komen gericht op de Turkse Nederlanders en Turks-Nederlandse organisaties.”
Jij treedt regelmatig op in de media om deze thema’s te agenderen. In hoeverre is de integratiekwestie van Turkse Nederlanders een mediakwestie? Of is er wel degelijk een gesprek nodig?
“Er is een gesprek nodig. Zolang het publiekelijk debat ongelijkwaardig is en de publieke opinie vooral wordt bepaald door usual suspects die ‘integratiedeskundige’ zal ik mij inzetten om inhoudelijk en kritisch geluid te laten horen over sociale vraagstukken en de multireligieuze en multiculturele samenleving.”
Dit interview is een bewerking van en aanvulling op een eerder opinie-artikel van Cemil Yilmaz in de Volkskrant.
Twee sleutelzinnen uit dit interessante interview, en ik begrijp ze niet.
1. “Het lukt ons in Nederland niet om zonder waardeoordeel naar culturele gemeenschappen te kijken.”
Wie is de ‘ons’ in deze zin? Is er wel een ‘ons’?
Mag deze zin vertalen als:
Het lukt culturele gemeenschap in Nederland niet om zonder waardeoordeel naar elkaar te kijken. Mijn vraag: is dat erg?
2. “Er is in Nederland een te groot gebrek aan visie, leiderschap en daadkracht om het eigen falen in te zien.” Als er alleen zou staan “Er is in Nederland een te groot gebrek aan visie, leiderschap en daadkracht”, dan zou ik het begrijpen: we zijn universele tobbers, dat gebrek is er alom. Maar dan volgt er nog een zinsdeel over ‘falen’, van de leiders neem ik aan, die al hun gebrek hebben. Maar het woord ‘falen’ suggereert dat de leiders dingen die ze hadden moeten doen, niet hebben gedaan. Wat dan?
Ja Joop, het wordt tijd je eens af te vragen wat we (de culturele gemeenschap) verstaan onder integratie, want ik begrijp dat het zelfs al heel ongepast wordt gevonden (door identiteitsgefixeerden) om doner kebab samen met pompoen (te westers) te eten. Ik heb sterk het idee dat veel Nederlanders bij dat idee van integratie gewoon denken aan een soort inpassing en aanpassing van onze manieren, behalve dan die talenkennis en trouw aan de grondwet, rechts rijden en andere normen en wetjes. Laatst weer een verbouwereerde Pauw die hoorde dat veel immigrantenkinderen (hier geboren) helemaal niets weten van de holocaust. In de website Oneworld weet Esra Dede te vertellen dat haar ouders daar ook geen flauw idee van hebben, op 4 Mei naar een Turkse Soap kijken, en met een Ja gestemd hebben op het referendum. Mij verbaast dat niets, logisch toch? Het is toch een multiculturele samenleving? Nou dan!
Het gaat (mij) hier niet om integratie maar om taal.
Op de vraag “In hoeverre is de integratiekwestie van Turkse Nederlanders een mediakwestie? Of is er wel degelijk een gesprek nodig?”
is het antwoord dat gesprek is wel degelijk nodig.
Maar wie zijn dan de gesprekspartners? Yilmaz o.a. van de kant van de Turkse gemeenschsp, heel goed niks geen valse bescheidenheid.
Maar wie dan van de andere kant? Niet de ‘usual suspects’; maar dan stopt het interview ineens. Of bedoelt Yilmaz dat een interview met hem de perfecte gespreksvorm is?