Hoge boekenkasten, oosterse beelden, klassieke natuurschilderijen en Japanse afbeeldingen van kraanvogels aan de muren. Zijn appartement aan een Utrechtse gracht dichtbij de Dom weerspiegelt de centrale thema’s in het leven van Matthijs Schouten (63): natuur en levensbeschouwing.
Zijn liefde voor de natuur ontstond in zijn kindertijd in Midden-Limburg. “Na schooltijd zwierf ik er urenlang rond in een landschap met bos en beekdal, prachtige heide met krakend korstmos, vliegdennen en veen”, zegt hij met glanzende ogen. Op zijn twaalfde begon echter de ruilverkaveling: kronkelende beken werden rechtgetrokken, houtwallen gerooid. Die rigoureuze ingreep raakte hem enorm. “Ik vroeg me af wie ons het recht daartoe gaf. Het antwoord van mijn moeder en de pastoor: dat de natuur door God aan de mens gegeven is, vond ik niet erg bevredigend.”
Toen hij vervolgens op de middelbare school tijdens de godsdienstles van een jonge pater hoorde dat de eerste leefregel van het boeddhisme is: geen levende wezens die kunnen voelen te kwetsen of doden, was zijn interesse in hoe andere culturen en religies tegen natuur aankijken gewekt.
Is in de christelijke traditie natuur vooral gezien als iets om te gebruiken en bedwingen?
“Ja, de mens wordt in het christendom gezien als kroon op de schepping, als degene voor wie God de wereld schiep en – later, in een meer geseculariseerde wereld – als het hoogst geëvolueerde wezen dat daarom het recht heeft andere wezens te gebruiken.
Het idee dat de natuur ten dienste staat van de mens is overigens sterker ontleend aan het hellenisme dan aan het jodendom. Je ziet het bij Aristoteles, de stoïcijnen en Cicero, maar in de Bijbel of de Thora staat nergens dat de natuur geschapen is voor de mens. Ik test het wel eens bij mijn studenten: ze denken collectief dat in Genesis staat dat God op de vijfde dag de dieren schiep en op de zesde dag de mens. Dat deed hij echter pas ’s middags, want op de zesde dag schiep hij eerst de landdieren, de dieren met een ziel, zoals de Bijbel ze noemt. Die staan dus dichtbij de mens.”
Paus Franciscus geeft in zijn encycliek Laudato Si blijk van een groot ecologisch bewustzijn. Hoe kijkt u daarnaar?
“Cruciaal eraan vind ik dat de paus in een paar heel wezenlijke zinnen stelt dat we natuur met respect en liefde moeten benaderen. Het beeld van de natuur als instrument voor menselijk welzijn of als goddelijke gift aan de mens ter gebruik verandert hier. Er wordt een waarde aan de natuur zelf toegekend: ze ontleent die niet alleen aan wat ze voor ons betekent. Dat vind ik theologisch zeer interessant.”
Een belangrijke stelling van de paus in deze encycliek is dat de ecologische problemen en de klimaatcrisis niet los gezien kunnen worden van onrechtvaardige (economische) structuren en de daaruit volgende armoede. Ziet u dat ook zo?
“Ja, zeker. Onze westerse welvaart is het gevolg van het gebruik en misbruik van natuurlijke hulpbronnen. De prijs die we ervoor betalen, is de uitputting van de aarde en het klimaatprobleem. Er zullen tekorten ontstaan, zodat de prijzen omhoog gaan. Franciscus wijst er terecht op dat degenen die daarvan de meeste last zullen krijgen de minderbedeelden op deze aarde zijn. Zij kunnen zich ook slechter weren tegen de gevolgen van overstromingen door de klimaatverandering.
De klimaatcrisis heeft alles te maken met een crisis van ons bewustzijn. Het gaat om de vraag: wie denken wij dat we zijn op deze aarde? In het westen en in het christendom hebben we een scherpe cesuur gelegd tussen de bezielde mens en de onbezielde wereld om ons heen, zowel levend als dood. En tussen de mens met bewustzijn en de onbewust levende en niet-levende wereld om ons heen.
In het boeddhisme zijn mensen en andere levende wezens niet absoluut van elkaar gescheiden, want wezens die nu als mens geïncarneerd zijn zullen in een volgende levensfase weer in een andere vorm verschijnen. Dat betekent dat je dus met respect omgaat met alle levende wezens.”
In de westerse traditie zijn toch ook denkers, zoals de mystici en Spinoza, die juist benadrukt hebben dat wij als mensen onderdeel van de natuur zijn?
“Zeker, Hildegard von Bingen is daarvan een voorbeeld, net als Franciscus van Assisi en de dichter en priester Guido Gezelle. Hij begint een van zijn gedichten met: ‘Mij spreekt de blomme een tale.’ Prachtig!
In de christelijke monastieke ordes heb ik ook zeer indrukwekkende testimonia gezien van hoe mensen die zich wijden aan een contemplatief leven, onherroepelijk terechtkomen bij een diep gevoel van verwondering, respect en liefde voor de wereld, voor wat christenen noemen het geschapene.
Zodra je binnen een religieuze traditie de mystiek ingaat, kom je bij precies dezelfde bevindingen en bewoordingen. Ik deed ooit een experiment waarbij ik mensen fragmenten liet horen van islamitische denkers, soefidenkers, christelijke mystici en van teksten uit de Upanishaden (hindoeïstische heilige geschriften, EvR). Niemand kon ze plaatsen in hun religieuze context. Die teksten zijn namelijk universeel doordat mystiek te maken heeft met het loslaten van concepten en van door de mens bedachte vormen en beelden.”
Biedt de natuur die mogelijkheid ook?
“Ja, mensen kunnen er even buiten zichzelf treden en er in contact komen met iets dat niet door mensen is gemaakt of bedacht en stilstaan bij zichzelf. Als je op zondag naar de kerk ging, werd je stil en liet je de week achter je. Je hoorde belangrijke verhalen waaraan je je heroriënteerde. Die ervaring van even stilstaan en opnieuw kijken naar je leven kan de natuur ook oproepen. Als je dit althans bewust beleeft, want voor veel mensen is de natuur natuurlijk toch vooral een decor waarin ze wandelen of fietsen.”
Is natuur voor de geseculariseerde moderne mens een nieuwe religie?
“Dat denk ik wel. In een enquête van een Wageningse studente over natuur en zingeving noemde zeventig procent van de respondenten natuur een heel belangrijk element in het domein van zingeving. Bij Staatsbosbeheer krijgen wij ook steeds vaker verzoeken om stilte- en nachtwandelingen of meditatieve wandelingen.
De traditionele kerken verliezen hun invloed, maar wij blijven als mensen behoefte hebben om ons te verbinden met iets dat groter is dan wijzelf, met een groot, overkoepelend verhaal. Natuur is zo’n verhaal.”
Wat vertelt dat verhaal ons?
“Een belangrijk aspect daarin is dat natuur er is lang voordat jij er was en er ook zal zijn als jij er niet meer bent. Verder heeft de natuur ritmes, net zoals ons leven. Dat is het proces van dag en nacht, maar ook geboren worden, ouder worden en sterven is in de natuur voortdurend zichtbaar. Het ritme van de seizoenen laat zien dat er na een winter, waarin alles dood lijkt, altijd weer een lente komt waarin nieuw leven verschijnt. Dat zijn wezenlijke momenten in de menselijke ervaring. Het biedt ook troost. Niet voor niets wordt de lente in allerlei rituelen en ook in religieuze zin wereldwijd gevierd.
Iets anders dat door Nietzsche genoemd is: de natuur oordeelt niet. Dat zorgt voor een ervaring van welzijn: je mag er zijn. En voor veel mensen heeft het verhaal van de natuur ook te maken met oorspronkelijkheid, harmonie en zuiverheid.”
Bevat de natuur zélf zin, heeft zij ons zelf iets te zeggen of projecteren we onze antwoorden op de natuur?
“Ons beeld van de natuur zegt vooral veel over onszelf. Wat wij in de natuur leggen is vaak het spiegelbeeld van hoe we kijken naar onze eigen wereld. Als we natuur bezien als puur, zuiver en authentiek, ongeschonden en niet-gecorrumpeerd wil dat dus eigenlijk zeggen dat we naar onze eigen wereld kijken als niet-zuiver et cetera.
In de middeleeuwen werd de wilde natuur vooral gezien als goddeloos. Daar zaten gevaarlijke wilde dieren, heerste wanorde en was het niet zoals het ooit was geweest in de Hof van Eden. Natuur werd geassocieerd met de duivel en demonen. Dat waren dus heel andere projecties.”
Is het religieus ervaren van de natuur een typische erfenis van de Romantiek?
“In de Romantiek werd de religieuze ervaring sterk geassocieerd met de natuurervaring. De Engelse dichter William Wordsworth zegt: ‘Ga dan naar buiten, naar de rotsen en de bomen die het antwoord geven dat je echt zoekt.’ Hij noemt de natuur in zijn geschriften heilig en een plek waar je God in diepste zin kon ontmoeten.
De God van de Romantiek is meer pantheïstisch. Ik heb het idee dat die dimensie weer wat opkomt, nu het godsbeeld zoals dat in onze christelijke traditie geponeerd is, vervaagt. Je hebt tegenwoordig het ‘ietsisme’: dat ‘iets’ is voor veel mensen voelbaar in de processen van de natuur.”
Ziet u een omwenteling in ons denken over de omgang met de natuur?
“Ja, er is zeker meer aandacht voor duurzaamheid en uit onderzoeken blijkt ook dat meer en meer mensen vinden dat we deel zijn van de natuur en een verantwoordelijkheid hebben er goed voor te zorgen en er niet zomaar mee kunnen doen wat we willen. Dat noemen we het participanten-rentmeesterbeeld. We zijn dus wel anders gaan voelen, maar we handelen er nog niet altijd naar.”
Waarom niet?
“Dat heeft vooral te maken met gewoonten. Het veranderen van aangeleerd gedrag is niet gemakkelijk. Daarnaast speelt gemakzucht een rol. Duurzaam leven is wat ingewikkelder en duurder. Maar waarover ik me het meeste zorgen maak, is dat veel mensen het gevoel hebben dat het er niet toe doet wat ze doen. Steeds meer van mijn studenten blijken pessimistisch over de toekomst en voelen zich machteloos tegenover de politiek, de economie, het financieel systeem, de multinationals, de globalisering.
Ik benadruk tegenover hen dat, als je werkelijk deel bent van een groter geheel, alles wat je doet ertoe doet. Je kunt niet zonder invloed en betekenis zijn. Als we morgen met z’n allen besluiten dat we geen niet-duurzaam voedsel meer aanschaffen, zijn overmorgen veel bedrijven failliet. We hebben wel invloed maar gebruiken die niet.”
Wat moet er daarvoor volgens u veranderen?
“Het belangrijkste is dat we echt gaan beseffen dat we deel zijn van de natuur en dat ons welzijn er onlosmakelijk mee verbonden is. De natuur is niet zomaar een verzameling objecten die je gebruikt en in het beste geval beschermt. We zijn geen verschijnsel in de wereld maar een verschijnsel van de wereld.
Dit rationeel weten is echter niet genoeg: we moeten het ook voelen. De chassidisch filosoof Martin Buber zegt in Ich und Du: ik kan een boom zien als een proces van sapstromen, hem indelen in een soort en zelfs reduceren tot een mathematische formule, maar in alles blijft die boom dan mijn object, een ding met zijn eigen tijd en plaats. Maar het kan ook gebeuren – uit wil of uit genade, zegt Buber – dat ik op een gegeven moment die boom niet langer zie als een ‘het’, maar ermee in een relatie word opgenomen.
Ik noem dat ‘de binnenkant van duurzaamheid’. Er is veel aandacht voor de buitenkant: voor regels en beleid, voor technische oplossingen en zaken als zonnepanelen. Allemaal nodig en prachtig, maar wil dat werkelijk werken op termijn, dan moet er van binnen een wezenlijke drive zijn.”
Bovenstaand artikel werd eerder geplaatst in Volzin nr. 3 van 2016.
Paspoort Matthijs Schouten
Matthijs Schouten (Zwartbroek, 1952) is ecoloog en filosoof. Werkt als strateeg bij Staatsbosbeheer. Bijzonder hoogleraar ecologie en filosofie van het natuurherstel aan Wageningen Universiteit en hoogleraar Natuur- en landschapsbescherming aan de universiteiten van Cork en Galway (Ierland).
Studeerde biologie en vergelijkende godsdienstwetenschappen en oosterse filosofie in Nijmegen en Keltische taal- en letterkunde in Amsterdam en Utrecht. Schreef het boek Spiegel van de natuur; het natuurbeeld in cultuurhistorisch perspectief (2001 en 2005).
Had een katholieke jeugd. Noemt zich nu: ‘student van het boeddhisme’. Mediteert dagelijks en is meditatieleraar. Is sinds kindertijd vegetariër. Vicevoorzitter Natuurcollege. Kreeg februari 2015 de Klinkenberghprijs voor inspanningen en prestaties voor natuurbehoud in binnen- en buitenland.
Vicevoorzitter Stichting Lippe-Biesterfeld NatuurCollege
Matthijs Schouten (1952) studeerde biologie, Keltische taal- en letterkunde, vergelijkende godsdienstwetenschappen en oosterse filosofie. Na zijn studie werkte hij geruime tijd in Ierland; hij verrichtte daar onderzoek aan hoogvenen en voerde er tevens een campagne ter bescherming van veengebieden. Hij is sinds 1992 verbonden aan Staatsbosbeheer. Bovendien is hij bijzonder hoogleraar Natuur- en Landschapsbescherming aan de universiteiten van Cork en Galway (Ierland) en bijzonder hoogleraar in de Ecologie en Filosofie van het Natuurherstel aan de Wageningen Universiteit. Sinds zijn studietijd heeft hij zich verdiept in de rol die natuur speelt in het menselijk denken en hij publiceerde hierover onder meer het boek ‘Spiegel van de natuur; het natuurbeeld in cultuurhistorisch perspectief”.
L.S., Ecologie is religie en Staatsbosbeheer hangt een gevaarlijk fundamentalisme aan.
In de OVP speelt het voor God.
Als “alles wat je doet er toe doet” mag er wel eens wat zorgvuldiger omgegaan worden met flora en fauna in Natura 2000 gebied en zou de mens daar zo langzamerhand eens aan introspectie moeten gaan doen.
Als stadsmensen zonder verstand van dieren de dienst uit gaan maken, moet het blijkbaar nog 30 jaar duren voor ze misschien, uiteindelijk bereid zijn hun experimenten te beëindigen.
En dan niet om boze burgers te sussen maar uit eigen overtuiging. (Hopelijk kan er zonder teveel gezichtsverlies een eind aan gemaakt worden.)
Als mens verantwoord en gezond gaan leven is blijkbaar geen beletsel om dieren langzaam van de honger te laten sterven! Wat zou Franciscus daar over te zeggen hebben?
Er zou “van binnen”, een op lange termijn wezenlijke “drive” moeten zijn om gemaakte fouten onder ogen te zien en de wereld te verbeteren, in de filosofie van William Wordsworth. Zijn schitterende dichtkunst staat wel in heel schril contrast met wat er al jaren in de OVP gebeurt. Wat is dat voor strategie?
Ik wacht met spanning op uw reactie.
Met vriendelijke groet,
Franz Fleissig