Rolf Deen studeerde theologie en judaïca in Amsterdam (KTUA). Na een loopbaan in het onderwijs, de media en het bedrijfsleven volgde hij een opleiding tot verlies -en rouwtherapeut. Hij bezoekt als vrijwilliger bij Humanitas mensen die een ingrijpend verlies meemaken, ondersteunt een lotgenotengroep voor rouwenden en heeft een eigen praktijk voor steun en therapie bij verlies- en rouw.
Hoe is het idee voor dit boek ontstaan?
“De kiem voor het onderwerp is gelegd door een vriendin en medestudent, Sasja Martel. Zij is de initiatiefneemster en directeur van het Joodse hospice Immanuel in Amsterdam en schreef in 2004 een uitgebreide studie over sterven en rouw vanuit de joodse traditie. ‘Sterk als de dood’, heet dat boek. Daarin noemt zij de ‘maaltijd van herstel’. Direct na de begrafenis gaan de rouwenden naar de ontvangstkamer bij de begraafplaats voor een eenvoudige maaltijd. Brood, boter, een hardgekookt ei, koffie, thee en eventueel cake worden in stilte gegeten. Het verzorgen van deze maaltijd is een van de eerste taken van de gemeenschap waarmee zij de rouwende steunt. Zij vormt als het ware de eerste stap in het geleidelijk terugkomen in de sfeer van het leven.”
“Toen ik later als vrijwilliger bij Humanitas huisbezoeken ging afleggen bij mensen die iemand hadden verloren, viel het mij op dat voor bijna iedereen eten een heel ding was geworden. Het viel mij ook op hoe helpend het was wanneer buren, familie of vriendin eten kwamen brengen of samen met de rouwende de maaltijd gebruikten. Het deed me denken aan die term ‘maaltijd van herstel’. Toen ik eenmaal mijn opleiding tot verlies- en rouwtherapeut begon, vond ik ook in de wetenschappelijke literatuur, bevestiging van mijn vermoeden dat hier meer aan de hand was en er echt een fascinerend onderwerp in zat om over te schrijven.”
Waar komt je fascinatie voor de combinatie dood en eten vandaan?
“Daarvoor moet ik terug naar mijn pubertijd toen ik mijn lieve oma verloor. Het eerste voor mij betekenisvolle verlies. Het was midden november en we hadden haar net in de kou begraven achter de parochiekerk. Er was na afloop natuurlijk een uitgebreide koffietafel zoals dat toen gebruikelijk was. Mijn oom wreef de kou uit zijn grote tuindershanden en viel aan op de schaal met broodjes. Ik kreeg geen hap door mijn keel en pulkte alleen wat aan de buitenkant van een krentenbol. Voor mijn oom was de dood van zijn schoonmoeder duidelijk niet zo wereldschokkend als voor mij. Dat miste zijn uitwerking op onze eetlust niet. De herinnering aan dat grote verschil aan beleving van twee verschillende mensen bij dezelfde overledene, heeft zich in mijn geheugen vastgezet als een zeepok op een scheepsromp. Daar zijn in de loop der jaren natuurlijk nieuwe ervaringen en indrukken bijgekomen. En dat kwam allemaal bij elkaar toen ik dus Sasja’s boek las en ik later in 2021 een tentoonstelling in Museum Huis Doorn zag over rouw waar aan het thema ‘eten en de dood’ aandacht werd besteed.”
Heb je er zelf ervaring mee?
“Zeker. Ik moet dan terugdenken aan de ziekte en het overlijden van mijn broer Hans in 2022. Wij hadden veel gezamenlijke interesses, waaronder de liefde voor koken en eten. Het is bekend dat wanneer de dood nadert zieke mensen soms bewust stoppen met eten en drinken. Ze brengen bewust of onbewust hun levenseinde dichterbij. Bij mijn broer heeft het heel lang geduurd voordat het zover was. Tot vlak voor zijn dood zette hij zijn tanden in een broodje kroket en liet hij zijn kinderen Chinees naar het hospice brengen. Het genummerde afhaalmenu lag op zijn nachtkastje. Een van zijn zoon vond het moeilijk om bij de afscheidsplechtigheid te spreken. Hij wilde toch iets doen en kwam om op het idee om het lievelingsrecept van zijn vader mooi verzorgd met een foto op een glossy kaart af te drukken. Iedereen kon er een meenemen. In mijn toespraak heb ik toen gevraagd of ze af en toe eens dat recept wilde maken ter nagedachtenis aan Hans. Ik krijg nog steeds berichten van mensen dat ze dat doen. Op zo’n moment voel ik hoe dankbaar ik ben voor wat mijn broer voor mij en mijn gezin heeft betekend. Mooi toch?”
‘Het eten is de kanarie in de kolenmijn van het rouwproces,’ schrijf je. Hoe zit dat?
“Eten is een primaire levensbehoefte, vergelijkbaar met ademen en intimiteit en het is juist die dagelijkse inname van drinken en eten die verstoord raakt wanneer mensen een groot verlies ervaren. Als je verlies ziet als een harde confrontatie met de realiteit dat we sterfelijk zijn, dan is het logisch dat het ons eetpatroon verstoort. Alles wat eten voor ons betekent – structuur en regelmaat in je dag, verbinding, gezelligheid, gehechtheid, levenslust – komt door verlies op losse schroeven te staan. Maar gelukkig is er ook herstel. Een van de geïnterviewden in mijn boek vertelde dat zij enorm was afgevallen na de dood van haar zoon, ze zorgde niet goed voor zichzelf. Op een bepaald moment merkte ze dat de kleren die eerst om haar heen zwabberden, weer pasten. Haar lichaam was als het ware getuige van haar herstel en vertelde haar dat. Hoe je met eten omgaat, heeft dus blijkbaar een signaalfunctie voor je mentale toestand. Lichaam en geest wisselen voortdurend belangrijke boodschappen uit.”
De geïnterviewden komen uit verschillende culturele achtergronden, wat valt op als het om eten en dood gaat?
“Als ik door mijn oogharen naar al die verschillende uitingen van rouw kijk dan zie ik aan de ene kant van het spectrum gebruiken en rituelen die zich vooral richten op de bestemming van de ziel van de overledene. Daar spelen vragen als ‘Komt de ziel tot rust en kan die zich voegen bij de voorouders? Blijven de voorgaande generaties rusten in vrede of maakt dit overlijden ze onrustig en gaan de zielen dwalen?’ Ik noem dat rituelen waar vooral de verticale krachten een rol spelen. Aan de andere kant van het spectrum zijn de horizontale krachten dominant. Daar ligt de nadruk op relaties tussen mensen, op het leven en sterven in het hier en nu. Dan spelen vragen als ‘Hoe heeft de overledene geleefd? Hoe kunnen we recht doen aan het leven van deze persoon? Hoe zou hij of zij willen dat we nu afscheid nemen? Hoe kunnen we zelf het verlies verwerken?’.”
Welke inzichten levert die culturele diversiteit op?
“Ik heb mij gefocust op het gemeenschappelijke. Niet omdat ik cultureel relativisme aanhang. Integendeel. Leve de diversiteit, zou ik zeggen. Mijn studie gaat meer over de psychologische kant van eten en rouw. Ik stel vast dat wat alle culturen gemeen hebben, en wat in de westerse cultuur ook normaal is, is dat we voedsel naar het huis van de rouwende brengen. Bijna iedereen die ik interviewde, sprak daar ook over. Ook het begrafenismaal is een eeuwenoud gebruik dat in alle culturen, religies en windstreken voorkomt. Voedsel wordt gebruikt om rouwenden te voeden en te troosten, als grafgift voor de overledene tijdens hun reis naar de volgende bestemming of als offer om de voorouders gerust te stellen. Het voedsel dat daarvoor gebruikt wordt is vaak zoet, vet, zout, geurig. De vaste bestanddelen van troosteten, comfort food.”
Zie je een rode draad in de omgang met eten en dood bij de tien geïnterviewden?
“Ja heel duidelijk, bij iedereen bleek de vervulling van de behoefte aan menselijk contact de sleutel tot hun herstel. Steun bij rouw kan zo simpel zijn als het brengen van een pannetje soep, schrijf ik ergens in mijn boek. Behalve dat die warme soep lekker is, staat het voor iets groters namelijk de helende werking van menselijk contact.”
Is er een verschil in omgang tussen religieuzen en seculieren?
“In religieuze tradities is veel rond het sterven geritualiseerd en aan voorschriften gebonden. Dat kan heel helpend zijn omdat improviseren lastig is als je zo in de war bent door je verdriet. De paradox van een krachtig ritueel is, dat het je als individu overstijgt en het je juist daardoor persoonlijk kan raken. Veel van de religieuze gebruiken en voorschriften kanaliseren ook het verdriet en reguleren de sociale omgang met de rouwenden. Maar die gebruiken ook kunnen beknellen. Zeker waar traditie en moderniteit met elkaar in conflict zijn. Daar gaat het interview in het boek met een Hindoestaanse man onder andere over. Bij mensen die niet tot een religieuze of kerkelijk traditie behoren, de meerderheid van Nederland tegenwoordig, blijft toch behoefte aan rituelen rond het levenseinde en afscheid. Ikzelf vind zelf de enorme hang naar authenticiteit bij seculiere afscheidsrituelen moeilijk. Het komt soms geforceerd over en kan soms net zo dwingend zijn als religieuze voorschriften. Laatst werd ik gevraagd om in kleurige kleren op een begrafenis te verschijnen en daar heel vrolijk rond de kist het glas te heffen omdat ‘de overledene het zo wilde’. Maar als ik dat nu niet wil en heel verdrietig ben. Wat dan?”
Het boek gaat over verlies en herstel, wat kan helpen bij het herstel in de rouwperiode?
“Ik zeg het de Vlaamse rouwdeskundige Manu Keirse maar na: begin eerst met luisteren, ga dan door met luisteren en blijf vervolgens luisteren. Probeer het uit te houden bij iemands verdriet. Neem de tijd en geef aandacht. Dat zijn schaarse goederen in jachtige tijden. Samen eten bereiden, de tijd nemen voor een maaltijd is een mooie manier om te vertragen. Ik geef in mijn boek wel praktische adviezen over hoe je jezelf kunt helpen en wat je voor een ander kunt doen op het gebied van eten en zelfzorg in tijden van verdriet. Toch ben ik zuinig met tips want de waarheid is dat antwoord geven op hulpvragen veel lastiger is dan zelfhulpsites en -boeken doen voorkomen. Als ik een flesje oplosadvies had, zou ik het graag in de handel brengen. ‘Voeg zelf alleen nog water toe’, zou dan mijn enige gebruiksinstructie zijn.”
Missen we zulke rituelen in onze seculiere samenleving?
“Wat me missen is vertrouwdheid met de dood en alles wat daar mee te maken heeft. Ik zie grote verlegenheid rond de dood. Niet alleen op emotioneel gebied, maar ook wat handelingsbekwaamheid betreft. De eenvoudigste rituele handelingen die bij veel mensen bekend waren in een tijd dat we de dood vaker dichter bij huis meemaakten, zijn we vergeten. Eind vorig jaar overleed mijn jongste zus in het ziekenhuis aan COPD. Dat is een hele nare dood want je stikt gewoon. Ik kwam een half uur nadat zij gestorven was in het ziekenhuis aan. Er stonden zes mensen om haar bed, waaronder familie en twee artsen. Niemand was op het idee gekomen om haar ogen te sluiten, haar mond dicht te houden met bijvoorbeeld een opgerolde handdoek onder haar kin, of haar toe te dekken met een laken. Ze lag daar open en bloot alsof ze toch steeds naar adem lag te happen. Weinig piëteitsvol. Hoe kan het dat we dat vergeten zijn?”
Wat kunnen we leren van religieuze tradities in dezen?
“De piëteitsvolle omgang met onze doden en rouwenden, met hun afscheid en hun nagedachtenis. Wat ik geweldig inspirerend vind aan het traditionele joodse rouwritueel is dat het de gemeenschap hulp biedt om de rouwenden te troosten en langzaam weer terug te voeren naar de sfeer van het leven. Bij Marokkaanse, Turkse en Indische Nederlanders zie je vergelijkbare gewoonten waar de gemeenschap zich ontfermt over de rouwende, vaak gebeurt dat rond de maaltijden. De rouwende mensen die ik bezoek als vrijwilliger en die ik spreek als verlies- en rouwtherapeut, zijn vooral mensen die het ontbreekt aan zo’n support systeem. Het lukt ze niet de kring van mensen om hen heen in te schakelen, of ze zijn er onbereikbaar voor. Eenzaamheid en sociale afzondering is een volksziekte. We hebben echt geen farmaceuten nodig om daarvoor een vaccin te ontwikkelen. Dat vaccin hebben we allemaal onder handbereik. Het heet menselijk contact.”
Dit interview is oorspronkelijk gepubliceerd op 22 maart jl. en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Zomerherhalingen.