“Ik woon ook in Enschede en voel me er thuis,” vertelt Yunus desgevraagd. “In 1993 heb ik de islam als religie omarmd. Ik vond er rust en berusting. Islam betekent overgave: accepteren waar je niets aan kunt veranderen en je je dus ook niet meer druk over hoeft te maken! Na mijn keuze voor de islam wilde ik me graag inzetten voor de moslimgemeenschap in Nederland. Hoe kan dit beter dan door te investeren in kinderen en onderwijs?”
“Om dit doel te bereiken heb ik in plaats van de rechtenstudie waar ik me voor ingeschreven had aan de Universiteit van Maastricht besloten de Lerarenopleiding Basisonderwijs te volgen aan Hogeschool Edith Stein in Hengelo, aangevuld met Arabisch aan de Radbouduniversiteit in Nijmegen. Ik ben gelukkig getrouwd met Nadia en vader van drie fijne dochters.”
Wat bracht je ertoe deel te nemen aan het Emoena leiderschapsprogramma?
“De basisschool waar ik werk heeft een open en verbindende identiteit en is zich bewust van het belang van haar rol en positie in de Nederlandse samenleving. De school ziet het als haar taak haar leerlingen op te voeden tot zelfbewuste en ruimdenkende persoonlijkheden die actief en positief in de maatschappij participeren. Het leggen van verbinding tussen mijn school – die een deel van de islamitische gemeenschap representeert – en de rest van de Nederlandse samenleving is een proces dat alleen succesvol kan zijn wanneer zowel door de school als de omgeving vanuit een open houding toenadering tot elkaar wordt gezocht. Wij zijn graag bereid de eerste stap te zetten. Door deelname aan Emoena hoop ik de hiertoe noodzakelijke kennis en inzichten in de verschillende religies en levensbeschouwingen uit te kunnen breiden en ook handvatten voor een succesvolle dialoog te ontwikkelen. Concreet hoop ik dat dit weer leidt tot inspirerende ontmoetingen met gecommitteerden van scholen en instanties van uiteenlopende denominaties om samen op te trekken in mooie betekenisvolle projecten!”
Hoe zag het programma er globaal uit?
“Als iets te mooi lijkt om waar te zijn, is het dat vaak ook. Maar Emoena is een uitzondering op die regel. In een setting met studenten met bijna alle denkbare religieuze achtergronden, het Emoena-kernteam onder de bezielende leiding van prof. dr. Marianne Moyaert, de stuwende kracht achter Emoena-Nederland, en bevlogen docenten kwamen we bij elkaar op uiteenlopende locaties waaronder het Museum van Oudheden in Leiden, het Ministerie van Sociale Zaken in Den Haag, de synagoge van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam, Museum Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam, Museum Catherijneconvent in Utrecht. En er stonden meer fantastische locaties op de planning: onder meer twee moskeeën, een boeddhistische tempel, het Anne Frank Huis. Maar helaas: corona gooide roet in het eten. Het waardevolst waren de ontmoetingen met medestudenten en docenten: de onderlinge gesprekken en de blijvende contacten die ontstonden.”
“Achtergrondinformatie over verschillende levensbeschouwingen is onontbeerlijk voor een interreligieuze dialoog maar uiteindelijk gaat het om de ontmoeting tussen mensen. Religies voeren zelf geen dialoog, dat doen de mensen die zich met deze religies verbonden voelen. Dan te weten welke hindernissen, valkuilen maar vooral welke openingen, perspectieven en kansen er zijn is van onschatbare waarde. Mensen kunnen op heel veel vlakken verbinding vinden en zich met elkaar verbonden voelen. Een religie kan een leidraad in iemands leven zijn die hopelijk leidt tot de omarming van de ander en niet tot het sluiten van een deur. Je zou jezelf veel moois ontzeggen.”
Het programma begon afgelopen september en loopt tot komende juli. Heeft de corona-crisis impact gehad en zo ja hoe?
“De corona-crisis is van grote invloed geweest. Studenten en docenten konden elkaar niet meer fysiek ontmoeten, een groot gemis. Ons geluk was echter dat wij elkaar de maanden voorafgaand aan de uitbraak al aardig hadden leren kennen, waardoor colleges, ontmoetingen en gesprekken online voortgezet konden worden en de onwennigheid van het online communiceren snel overwonnen was. Alle waardering voor het Emoena-kernteam dat de continuïteit van het programma zo flexibel heeft weten te waarborgen. Gelijktijdig maakte de corona-crisis duidelijk hoe mensen uit verschillende tradities omgingen met de situatie en hoe zijzelf steun en kracht putten uit hun geloof of juist aangemoedigd werden er – nog meer dan anders – voor anderen te zijn. Veel Emoena-studenten bekleden maatschappelijke functies als geestelijk verzorger of voorganger. De ervaringen die zij deelden rond de initiatieven die zij namen waren voor mij een verrijking en een bron van inspiratie: van de geestelijk verzorger die op de corona-afdeling geestelijke nood lenigt, de rabbijn die er met haar gemeenschap voor zorgt dat iedereen de benodigde ingrediënten voor seideravond op tijd in huis heeft, de moslims die ramadanmaaltijden bezorgen bij alleenstaanden tot de monnik die zijn zieke broeder tot diens laatste ademzucht ter zijde staat.”
Wat heeft Emoena je tot nu toe gebracht, wat heb je geleerd, welke inzichten heb je opgedaan?
“Een mooi principe van Emoena waar ik graag aan vasthoud en anderen toe uitnodig is dat iedereen altijd vanuit zichzelf spreekt en niet per se als verlengstuk of vertegenwoordiger van zijn religie. Deelnemers van de dialoog moeten zich openstellen voor elkaars ideeën en het feit dat meningen zullen verschillen. Anders hadden we allemaal wel dezelfde overtuiging of levensovertuiging gehad en was ook een dialoog hierover niet meer direct nodig.”
“Dan de dialoog zelf. De doelen ervan moeten voor iedere deelnemer duidelijk zijn. Dit zijn bijvoorbeeld: elkaar beter leren kennen, achtergronden leren kennen, begrip – of op zijn minst respect – ontwikkelen voor de overtuiging van de ander. Wanneer een van de deelnemers zich tot doel zou stellen de ander te overtuigen van het eigen gelijk, zou de congruente positie van de gesprekspartners vertroebelen. Een missionaire insteek zal een gesprekspartner immers niet die open houding geven die nodig is voor een gelijkwaardig gesprek. Hij zal niet luisteren naar de ander maar in zijn hoofd bezig zijn met het volgende argument om de ander te bekeren. Hier tegenover ligt het gevaar op de loer dat deelnemers van een interlevensbeschouwelijke dialoog – uit respect of uit angst de ander te kwetsen of te beledigen – niet kritisch durven of willen zijn ten opzichte van de verhalen of de opvattingen van de ander. Een gevolg hiervan kan zijn dat deze gespreksdeelnemer een toelichting of extra uitleg mist en hierdoor tot minder groot begrip voor de ander komt. Ook heikele punten moeten besproken kunnen worden en deelnemers moeten oprecht zijn en moeten mogen aangeven dat zij wellicht ook ergens geen antwoord op hebben.”
“Religieuze deelnemers aan een interreligieuze dialoog staan per definitie niet objectief in de dialoog maar moeten proberen dit toch zoveel mogelijk te doen. Houdingen als religieus absolutisme of juist acceptisme kunnen een dialoog in meer of mindere mate in de weg staan door de obstakels die zij veroorzaken; van religieuze claims of een gebrek aan religieuze erkenning van de ander tot het ontbreken van persoonlijke interesse of een al te relativerende houding.”
“Zelfs wanneer beide partijen wel degelijk de intentie hebben de ander open en gelijkwaardig tegemoet te treden, kunnen factoren als ongelijkheid in maatschappelijke positie, sociaal-economische omstandigheden, taalvaardigheid, opleidingsniveau, het deel uitmaken van een meerderheid of minderheid, verschil in uiterlijke kenmerken en de mate van zelfvertrouwen van invloed zijn op het slagen van de dialoog.”
“Heel eenvoudig is het dus niet altijd. Aan de andere kant: los van de theorie speelt het feit of er al dan geen chemistry is tussen de partners in de dialoog misschien nog wel de grootste rol in het succes van de ontmoeting. Helpend hierbij is jezelf niet voortdurend al te serieus te nemen!”
Ben je diversiteit in de samenleving sterker als kracht gaan zien of misschien niet? Waardoor kwam dat?
“Ik zie diversiteit bijna altijd als kracht. Bijna, omdat al dat gekrakeel soms ook wel heel veel tijd kost. Maar in het algemeen levert het nieuwe invalshoeken en inzichten op. Een bekend vers uit de Koran dat in dit kader veel aangehaald wordt is: “O mensheid, Wij hebben jullie geschapen uit een man en een vrouw, en Wij hebben jullie tot volken en stammen gemaakt opdat jullie elkaar zouden leren kennen” (Koran 49:13). Verschillen in uiterlijk, karakter, taal, cultuur, geloof en geloofsbeleving kunnen de nieuwsgierigheid naar de ander prikkelen om vervolgens de mens achter de oppervlakkige verschillen te leren kennen. Mijn persoonlijke opvatting is dat mensen in de kern meestal niet zo gek veel van elkaar verschillen. Mensen zijn echter geneigd verschillen uit te vergroten en hier is vaak niet veel voor nodig. In een multicultureel land als Nederland kom je dan al snel uit op verschillen in cultuur, etnische achtergrond of religie. In homogenere samenlevingen wordt de focus op zelfs kleinere verschillen gelegd. In het leren kennen van elkaar als mens en het herkennen van onszelf in de ander ligt een groot deel van de oplossing. Dit is een proces van de lange adem, volharding en de bereidheid af en toe een teleurstelling te incasseren.”
Welke diversiteit in de groep leidde tot grotere uitdagingen: de levensbeschouwelijke, professionele of karakterologische?
“Uiteindelijk leidde voor mij geen enkele vorm van diversiteit in deze groep tot uitdagingen. Wel betrapte ik ook mezelf erop dat ik tijd nodig had mensen op waarde te schatten: eerste indrukken binnen de dynamiek van een groep zijn soms bedrieglijk. Voor mij zijn levensbeschouwelijke en professionele diversiteit nooit een belemmering. Karakterologische diversiteit kan wel veroorzaken dat het met de een beter klikt dan met de ander maar ook hier is de tijd barmhartig. Door dan juist in contact te blijven, samen ergens aan te werken, brokkelen muren langzaam af. Geloofsbeleving is in mijn optiek ook – misschien zelfs vooral – een voortvloeisel van iemands karakter, dat door veel meer zaken gevormd wordt dan de religie alleen.”
Waar ligt voor jou persoonlijk, bezien vanuit het Emoena-programma, de grootste uitdaging?
“Deelnemers van Emoena nemen niet voor niets deel aan dit programma. Zij hebben vaak van nature al een open inborst en springen integer met anderen om. Dit zal niet voor iedereen in Nederland gelden. Hoewel er in die zin niet veel overwonnen hoefde te worden, zat ieder van ons uiteraard ook wel degelijk met vooroordelen en aannames ten opzichte van anderen. Wanneer in de basis een open en respectvolle houding en de bereidheid hier verandering in aan te brengen ontbreekt, zal een toenaderingsproces weinig zin hebben.”
“Het Emoena-programma is in het algemeen academisch en talig van aard. Dit kan een belemmering zijn voor wie liever op een andere manier communiceert: via sport, samen koken, het werken aan een gezamenlijk project, of kunst bijvoorbeeld. Sterk van het Emoena-programma is daarom dat deelnemers naast het opdoen van theoretische kennis ook werken aan een praktisch eindproduct: een cadeau aan de samenleving. De studenten met wie ik samenwerk hebben er bewust voor gekozen in dit product de focus te verleggen van de talige ideeënuitwisselingen en beschouwingen naar een andere vorm van communicatie, die misschien toegankelijker is en in potentie een groter aantal mensen bereikt.”
Wat heb je zelf vooral kunnen inbrengen en laten zien?
“Met de werkgroep hebben we een gezamenlijk boek uitgebracht met als thema vrede: Sjalom, Salam, Vrede! Dit is ons cadeau aan de samenleving. Vanuit ieders eigen kijk op het leven verbonden we het thema vrede aan muziek en beeldende kunst in de verschillende religieuze tradities waar wij uit voortkomen. Ik ben dankbaar voor de samenwerking en trots op het resultaat.”
“Wij hopen dat ons boekje zijn weg naar anderen vindt en hen wellicht op verbindende ideeën brengt. Het is mijn droom dit boek te gebruiken als inspiratie bij het interlevensbeschouwelijke koor waar na de zomer op mijn school een eerste start mee wordt gemaakt. Met natuurlijk een includerend repertoire. Dit wordt een koor onder leiding van een professionele zangdocent voor kinderen die er open voor staan andere kinderen te ontmoeten en liederen uit verschillende tradities te zingen.”