Hoe komt het dat er momenteel zoveel gediscussieerd wordt over idealen bij burgerschap?
“Ik denk omdat veel mensen het gevoel hebben iets te zijn kwijtgeraakt en dat er een morele stuurloosheid heerst. Veel vanzelfsprekendheden zijn verdwenen, ook als het gaat om morele noties. De oude samenleving werd gekenmerkt door veel meer stabiliteit, voorspelbaarheid en eenduidigheid, waardoor we in veel meer situaties als het ware op de automatische piloot konden bewegen. Zoals de ouden zongen, piepen de jongen, luidde bijvoorbeeld de kern van het vroegere opvoedingsideaal. Het betekent: wat de ouden deden, volgen de jongen na. Maar met die opvatting kan je tegenwoordig nauwelijks meer mee komen: opgroeien is veel meer zelfontdekkend leren en tweerichtingsverkeer geworden.”
Waar blijkt dat uit?
“Veel mensen ervaren zelf dat die oude, overzichtelijke en eenduidige wereld is verdwenen, ook in moreel opzicht. Enquêtes van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laten de afgelopen decennia een duidelijke stijging zien van de percentages Nederlanders die zeggen dat normen en waarden tegenwoordig zo snel veranderen; en dat er zóveel verschillende gedragsregels zijn, dat je vaak niet meer weet wat nu eigenlijk goed is of fout. Die veranderingen willen niet zeggen dat we helemaal geen idealen meer hebben. Het idee van zedelijk verval en morele ontregeling is een oud sentiment, en het steekt in de hele geschiedenis steeds weer de kop op als het tempo van maatschappelijke veranderingen versnelt en de samenleving complexer gaat lijken.”
Zoeken we in een veranderende samenleving ook niet naar steeds nieuwe idealen?
“Laat ik voorop stellen dat mensen door alle eeuwen heen gefantaseerd hebben over een ideale plek. Voor de één is dat een soort Hobbitstee, waar je veilig onder elkaar bent. ‘Toen was geluk nog heel gewoon’, zongen Van Kooten en De Bie over de huiselijke jaren vijftig van hun jeugd. Voor anderen gaat het om een soort ideale samenleving waar geen gebrek meer bestaat en alle mensen gelijk zijn, zoals in communistische propagandafilms. Voor weer anderen om een plaats waar de verworvenheden van de moderne wetenschap een onbezorgd leventje scheppen, zoals in de roman New Atlantis van Francis Bacon. Die fantasiewerelden weerspiegelen doorgaans de situatie waarin men zich bevindt en wat men daarin mist. In de Middeleeuwen bijvoorbeeld droomden mensen van het land van Cocagne, waar onbeperkt geluierd, gegeten en gedronken kon worden, in de Romantiek van het onbekommerde landleven dat nog niet bedorven was door de moderne zeden. Dat is voor het huidige Nederland niet anders.”
Het Sociaal en Cultureel Planbureau is vooral gericht op opvattingen die onder de bevolking leven, onder gewone Nederlanders. Hoe typeren wij de ‘ideale burger’ eigenlijk tegenwoordig?
“Alle idealen hangen natuurlijk af van onze levensomstandigheden, die weer verbonden zijn met onze verschillende maatschappelijke posities: hoog of laag opgeleid, man of vrouw, allochtoon of autochtoon, arm of rijk, enzovoort. Vanuit het SCP hebben we verschillende keren gevraagd aan Nederlanders om in hun eigen bewoordingen aan te geven hoe ze de ideale burger zien. In dat beeld overheersen niet zelfontplooiing en ‘vrijheid blijheid’, ook niet mondigheid en assertiviteit of kritisch consumentisme. De ideale burger kenmerkt zich volgens Nederlanders eerst en vooral door kenmerken als solidariteit en hulpvaardigheid, een positieve houding tegenover anderen, respect en tolerantie, solidariteit en het tonen van verantwoordelijkheid tegenover medemensen. Een slechte burger is dus een agressieve en egoïstische burger.”
Onze idealen zeggen dus veel over het verlangen naar een andere samenleving…
“Een ideaal Nederland zien mensen vooral als een sociaal Nederland, een land met veel saamhorigheid en medemenselijkheid. Dat blijkt inderdaad de belangrijkste maatstaf waarmee de huidige samenleving de maat wordt genomen.”
Heeft het verlangen naar zo’n ideale samenleving niet veel te maken met religieuze idealen?
“De wereldgodsdiensten kennen vele soorten van ideale plekken, waar niets meer te wensen valt, zoals de hemel, een land van Melk en Honing, de stad Gods van Augustinus, waar orde en deugdzaamheid heerst. Ze bevatten ook waarschuwingen voor de ambitie de hemel op aarde te willen vestigen. Denk aan de Toren van Babel. Of ze benadrukken het precaire karakter van een paradijselijke wereld, zoals bijvoorbeeld in het verhaal van de Hof van Eden. De Oostenrijkse schrijver Robert Musil sprak van de waardering van zijn landgenoten voor realiteitszin, maar waar we volgens hem vooral veel behoefte aan hadden was mogelijkheidszin. Durf verder te kijken dan de situatie die je aantreft, laat de clichés los die in omloop zijn, vat de wereld niet deterministisch op, laat je de wet niet dicteren door ingesleten routines en stereotypen. Dat is de houding waaruit de hoop zich voedt, en het opgeven van die hoop is in mijn ogen een fundamenteel onchristelijke houding.”
Okay, maar vervolgens is het de vraag hoe gelovigen dergelijke idealen in de praktijk brengen…
“Tja, vanuit je ideaalbeelden – godsdienstig of niet – kun je twee kanten op. Idealen kunnen achter de werkelijkheid aanstrompelen: de conservatieve houding. Conservatieven projecteren het paradijs in het verleden en zien de moderne wereld zich alsmaar verder verwijderen van een Gouden Tijdperk, de maatschappelijke ontwikkelingen zien zij vooral als een soort zondeval.
Maar idealen kunnen ook op de werkelijkheid vooruit ijlen, ze worden dan in de toekomst geprojecteerd. Dat is het hout waar de ware, vooruitstrevende progressief uit is gesneden. Zoals in de tekst van de socialistische Internationale: ‘Makkers, ten laatste male, Tot den strijd ons geschaard, en D’Internationale Zal morgen heersen op aard’.
Die twee houdingen vind je terug in de houding van respectievelijk religieuze fundamentalisten en de vrijzinnige stromingen. De eersten zijn geneigd zich te verschansen in een soort catacombenchristendom, waarbij geprobeerd wordt de verwording van de wereld zoveel mogelijk buiten de poorten te houden. Vrijzinnigen zijn juist optimistisch gestemd over de mogelijkheden die de huidige tijd biedt en willen de wereld actief mee helpen hervormen om een betere toekomst te scheppen.”
Hoe gelovigen tegemoet komen aan opvattingen over de ideale samenleving hangt dus af van de geloofsbeleving en –praktijk zelf. Bestaan er dan überhaupt verschillen tussen Nederlanders die wel en die niet vanuit een religieuze achtergrond leven, als je kijkt naar maatschappelijke deelname?
“Die verschillen zijn er zeker. Op mijn terrein – dat van de maatschappelijke participatie – zie je dat heel duidelijk als het gaat om de actieve betrokkenheid op de samenleving. Regelmatige kerkgangers zijn veel actiever in het vrijwilligerswerk en ook de mantelzorg, ze geven vaker en guller aan goede doelen, ze zijn vaker aangesloten bij ideële organisaties. In de opvoeding van hun kinderen hechten ze bovendien meer aan sociale waarden (empathie, kunnen werken in teamverband etc.) dan aan kenmerken als assertiviteit, zelfontplooiing, je ambities goed aan de man kunnen brengen enzovoorts.”
Kunt u die verschillen verklaren? Ik zou haast vermoeden dat Nederlanders met religieuze idealen actiever bijdragen aan de verwezenlijking van onze ‘ideale samenleving’…
“Dat verschil is niet zomaar terug te voeren op wat kerkgangers zondags vanaf de preekstoel aanbevolen krijgen, wat ze in de Bijbel lezen of tijdens hun opvoeding meegekregen hebben. De belangrijkste factor blijkt te zijn dat ze deel uitmaken van een milieu waarin mensen elkaar regelmatig ontmoeten, elkaar inspireren en aanspreken op dingen – dat is voor moskeegangers overigens niet anders dan voor gereformeerden. Daar is een les uit te leren. Dit soort uitkomsten drukken je met je neus op het feit dat idealen niet in het luchtledige vorm krijgen. Ze behoeven een sociale context. En misschien moet je wel zeggen: juist in een individualiserende cultuur, waarin we geacht worden veel zaken zelf te ontdekken, is de behoefte aan mensen die je motiveren, aan een netwerk waarin je samen met anderen idealen nastreeft, aan identificatie groot!”
Het integratiedebat van de afgelopen jaren draait om de vraag op welke manier en of het mogelijk is om de verschillende idealen van Nederlanders met elkaar te verenigen. Is het volgens u wel noodzakelijk om overeenstemming te bereiken over passende idealen bij burgerschap en de ideale samenleving?
“Je gaat op zoek naar wat je deelt met elkaar, naar waar je wortels ineen grijpen, naar wat je voor elkaar kunt betekenen, je streeft misschien ook naar hetzelfde, maar waarom zou je het over alles eens moeten zijn? Het lijkt mij het najagen van een hersenschim. Je kan bijvoorbeeld van mensen uit een cultuur waarin alles via familie en informele banden geregeld wordt, niet verlangen dat ze bij het overschrijden van de Nederlandse grens plotsklaps gemotiveerde deelnemers in maatschappelijke organisaties op het maatschappelijk middenveld worden. Dat onze idealen soms uiteenlopen, wat is daar eigenlijk mis mee? Pluriformiteit geeft vitaliteit, zou ik zeggen. Het betekent wel dat in het huidige Nederland een grote behoefte bestaat aan bruggenbouwers, aan mensen die de bereidheid en het vermogen bezitten om heterogene groepen bij elkaar te brengen. Want daar gaat het om: dat er over en weer verkeer is, dat mensen van elkaar willen leren en zich niet opsluiten in hun eigen gelijk. Probeer uiteindelijk op dezelfde bestemming te arriveren, zonder te verlangen dat de ander precies dezelfde route volgt, accepteer zijwegen en alternatieve paden. “By indirections find directions out”, zoals Polonius zegt in Shakespeare’s Hamlet.”
Goed interview.