Hoe kwam je op het idee voor deze podcast-serie?
“Op zondag 15 maart besloot het kabinet dat scholen en opvang 3 weken dicht zouden gaan om de verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan. Dat had flinke consequenties voor opvoeders en dus ook voor mij als fulltime werkende moeder van twee jonge kinderen (6,5 en bijna 3 jaar). Die avond lag ik niet alleen wakker van de vraag hoe ik deze situatie de komende weken moest gaan bolwerken, maar ook hoe ik als journalist én historica deze uitzonderlijke periode kon vastleggen.
Journalisten geven informatie, leggen uit, maar duiden ook graag. Ze plaatsen informatie in een context. Dat helpt de lezer, kijker of luisteraar een gebeurtenis of situatie beter te begrijpen, maar het zorgt ook voor extra filters. De journalist maakt keuzes welk verhaal hij vertelt, welke bronnen hij wel of niet raadpleegt en hoe hij zijn verhaal aantrekkelijk opbouwt. Journalistieke bronnen zeggen vaak vooral iets over het beeld van de nieuwsmaker over de samenleving dan dat ze inzicht geven in de samenleving zelf. Wanneer je als historica nieuwsbronnen uit een bepaalde periode bestudeert om een beeld van de maatschappij te krijgen, ben je dus vooral bezig met het afpellen van al die filters.
“Deze pandemie en de gevolgen ervan zijn een periode waarvan je weet dat ze historisch gaat worden. Journalisten volgen vaak de harde cijfers, de machthebbers en extreme gebeurtenissen in zo’n tijd. Ik wilde juist een serie gesprekken voeren met een gemiddelde groep mensen in de samenleving die als gemeenschappelijke deler hebben dat ze thuiswerken en schoolgaande kinderen hebben. Ieders verhaal is uniek, zeker wanneer de samenleving door een pandemie in een snelkookpan terechtkomt.”
Was het door de corona-crisis niet lastig de gesprekken op te nemen? Wat liep er anders?
“Als podcaster was het voor mij logisch om de gesprekken als podcastserie op te nemen. Ik belde zes weken lang elke dag een werkende opvoeder. Technisch was dat soms best spannend, omdat ik geen superdeluxe audiosysteem in huis heb. Dat werd dus gewoon met een recorder opnemen naast mijn mobiele telefoon in onze slaapkamer met de gordijnen dicht. Dat leverde nog best aardig geluid op. De eerste twee weken was het chaos met mijn kinderen die steeds binnen kwamen lopen en lekker begonnen mee te kletsen. Of je hoorde het doortrekken van de wc naast onze slaapkamer, omdat het hele gezin natuurlijk precies tijdens dat ik opnam ineens naar het toilet moest. Woordkunstenaar Atta de Tolk, die elke week op prachtige wijze de podcastserie afsloot, ontbreekt in week drie omdat hij de opname gewoon niet rond kreeg vanwege de chaotiek van thuiswerken combineren met de zorg voor zijn dochtertje. Maar dat maakte allemaal niet uit, want het paste juist bij het onderwerp van de podcastserie.”
Waarom sloeg het zo aan? Welke reacties riep het op?
“In de eerste week van ‘Hoe is het?’ plaatste ik een oproepje op mijn sociale media wie ik zou mogen bellen voor mijn podcast en ik werd echt overspoeld door reacties. Mensen herkenden zichzelf in de verhalen en in de mensen die ik interviewde. Het helpt natuurlijk dat er veel werkende ouders zijn die er allemaal op hun eigen manier iets van proberen te maken. Het werkte ontlastend om frustraties uit te wisselen, maar ook om samen stil te staan bij mooie momenten, dankbaar te zijn of elkaar moed in te spreken. Een vast onderdeel van de gesprekken was ook het uitwisselen van tips, ik heb er zelf veel toegepast! Van luisteraars hoorde ik die waardering voor de tips ook terug en ze gaven aan het open en ongedwongen karakter van de gesprekken te waarderen. Journalistieke interviews zijn vaak vrij sturend vanuit de interviewer. Ik heb daarvoor willen waken, omdat wilde ontdekken welke verhalen voor de geïnterviewden zelf nu belangrijk zijn. Het draait om hun verhaal, niet om mijn nieuwsgierigheid en filters.”
Wat maakt de serie tot een voorbeeld van inclusieve journalistiek?
“Het zou niet nodig moeten zijn het woord ‘inclusieve’ voor journalistiek te zetten. Als je als medium pretendeert te samenleving te verslaan, dan moet je per definitie in staat zijn om haar diversiteit te kunnen vangen in verhalen. Maar helaas lukt dat veel redacties niet. Annebregt Dijkman en ik tekenden dat nog maar weer eens op in ons boek ‘Heb je een boze moslim voor mij?’ waarvoor we ruim zestig journalisten en deskundigen interviewden over diversiteit op mediaredacties. Onze geïnterviewden benadrukken daarin hoe homogeen redacties en hun netwerken zijn.”
“In tijden van crisis moet er snel gewerkt worden en vallen redacties nog meer terug op hun vaste netwerken. Dat zagen we in de eerste weken van de crisis terug in nogal witte, mannelijke talkshowtafels bijvoorbeeld. Maar wat ook opviel was het gebrek aan diversiteit onder het zorgpersoneel dat in verschillende media aan het woord kwam, terwijl juist die beroepsgroep zich kenmerkt door zorgverleners met allerlei verschillende afkomsten. Maar niet alleen qua representatie blijven media achter, ook qua perspectieven en verhalen. Veel buurten, regio’s en gemeenschappen vallen buiten hun blikveld, waardoor we verhalen die daar spelen niet horen.”
De dertig personen die ik in zes weken tijd sprak, zijn divers qua perspectief en verhalen. Dat ging aan de ene kant automatisch, omdat ook ik snel moest werken en daardoor terugviel op mijn al bestaande netwerk. Maar mijn netwerk ziet er heel anders uit dan het gemiddelde netwerk van een journalist. Dat komt aan de ene kant door wie ik ben en wat ik uitstraal met de verhalen die ik maak, maar aan de andere kant doordat ik al jarenlang bewust werk aan het opbouwen en onderhouden van een breed, divers netwerk. Voor deze serie heb ik er extra op gelet dat ik ook een diversiteit aan opvoeders sprak die zich in allerlei soorten gezinssamenstellingen bevinden. Ik vond het bijvoorbeeld belangrijk ook alleenstaande ouders te spreken of opvoeders binnen een meeroudergezin.”
Hoe representatief zijn jouw dertig geïnterviewden?
“Ik wilde een inkijk geven in hoe opvoeders met schoolgaande kinderen het thuis bolwerkten tijdens de scholensluiting. Dat betekent automatisch dat je bijvoorbeeld mensen binnen een bepaalde leeftijdscategorie spreekt. Ik merkte ook dat het voor ouders die echt aan de grond zitten, om verschillende redenen te spannend en precair was om hierover op dit moment uitgebreid in gesprek te gaan. Gelukkig zijn er uitstekende journalisten als Nicole Terborg die oog hebben voor dit soort ‘verborgen’ stemmen in de samenleving. Zij maakte een audiodocumentaire over Verborgen Stemmen in Amsterdam Zuidoost. In dezelfde stad hebben ook verschillende programmamakers van culturele organisatie Pakhuis de Zwijger oog voor een diversiteit aan stemmen in de stad, die vaak gemist worden door mainstream media. Zij maken nu livecasts waarbij er ruimte is voor diepgaande gesprekken in plaats van oppervlakkige debatten.
Ik denk dat ik, binnen de groep die ik wilde uitlichten, een aardig divers beeld heb kunnen geven aan verhalen, ervaringen en tips waar een groot deel van opvoeders in Nederland zich in kunnen herkennen.”
Wat maakt de dertig gesprekken tezamen tot een historisch document?
“De podcastserie geeft een dagelijkse inkijk in het leven van een gemiddelde groep opvoeders tijdens de Coronacrisis. Je zag dat de inhoud van de gesprekken van dag tot dag en zeker van week tot week veranderde. Ik stelde telkens dezelfde soort vragen, maar ik liet me ook leiden door hetgeen voor de geïnterviewde op dat moment in hun leven de boventoon voerde. Soms waren dat zorgen om een geliefde die ziek was geworden, een volgende keer financiële onzekerheid, dan weer het gemis van een partner om lief en leed mee te kunnen delen of de frustratie om hun kinderen aan het schoolwerk te krijgen.
Als ik nu voorzichtig zou terugblikken viel me op dat de eerste week vooral in het teken stond van omschakelen. De meeste ouders doken met goede moed deze nieuwe situatie in met allerlei schema’s om alles vorm te geven. In de tweede week begon de meeste opvoeders te dagen dat het weleens wat langer zou kunnen gaan duren voordat scholen en opvang weer open zouden gaan. Dat zorgde voor behoefte aan troost en het ietwat laten vieren van de opvoedteugels. Dat leidde in de derde week tot meer flexibele ouders, die deze situatie namen met de dag. Het viel me in die week ook op dat er een behoefte ontstond om te reflecteren. De opvoeders die ik sprak dachten na over wat ze konden meenemen uit deze tijd naar het nieuwe normaal en over wat ze hoopten dat bestuurders zouden leren van deze crisis. In vijfde en zesde week sprak ik ouders die steeds meer wenden aan het onwennige, maar zich ook afvroegen: hoe nu verder?
Een belangrijke grillige lijn tijdens de gesprekken was het Coronavirus. In het ene gezin bleef dit virus een vergezicht waar misschien een kennis flinke griep kreeg, in het andere gezin kwam het virus dichtbij. Een moeder die op de intensive care lag of vrienden die kwamen te overlijden. Indrukwekkend waren ook de vele verhalen en initiatieven om elkaar en mensen in de samenleving te steunen die extra hard worden getroffen door deze crisis. Het besef dat je een dak boven je hoofd hebt en mensen om je heen die je steunen en liefhebben, liep als een rode draad door de gesprekken.”
Wil je ons nog iets meegeven?
“Als ouder herhaal ik graag wat veel opvoeders de luisteraars meegaven: wees dankbaar voor wat je hebt en wees lief voor jezelf en elkaar. Kies je eigen pad en laat je niet gek maken door al die goed én minder goed bedoelde adviezen over hoe het allemaal zou moeten.
Als journalist en historica zou ik graag willen meegeven: wees kritisch op de informatie die je tot je neemt. Niet alleen bij berichten op sociale media, maar juist ook bij reguliere journalistiek. We noemen ‘nieuws’ niks voor niks nieuws. Nieuws zoomt vooral in op de extremen, de uitzonderingen, op heftige incidenten. Stel vragen bij het soort verhalen die je voorgeschoteld krijg: wie maken die verhalen? Wie komen er aan het woord? Wie heeft daar belang bij? En vooral: wie zien we niet en welke verhalen horen we niet?”
De podcastserie is terug te luisteren via Spotify of Soundcloud.