Hoe ben jij tot de keuze gekomen om theologie te gaan studeren?
“Als jongere was ik al actief in de parochie. In die tijd had je nog parochievergaderingen; daar nam ik aan deel. Ik begeleidde de scouting, die toen nog een duidelijke band had met de kerk, en ik zat in de werkgroep voor Missie, Ontwikkeling en Vrede. Toen er minder priesters kwamen en zaken in de parochies gingen verschuiven, werd ik parochiesecretaresse. In die functie kreeg ik naast de administratieve zaken ook steeds meer andere taken toegeschoven. Zo groeide in mij het verlangen om meer te gaan doen. Maar wat is dat meer? Op een gegeven moment zei René, mijn echtgenoot: ‘Waarom ga je geen theologie studeren?’ ‘Theologie’, dacht ik, ‘dat is toch te moeilijk?’ Maar ik ging naar de open dag en voelde me er thuis. En tijdens de studie heb ik alles als een spons in mij opgezogen.”
Helpt theologie om het geloof beter te begrijpen?
“Naarmate ik vorderde in de studie kwam ik steeds meer voor mijzelf tot het inzicht dat het geloof helpt om te leven met de vragen waar geen antwoord op is. Bij sommige zaken heeft het geen zin om de waaromvraag te stellen, omdat we op die vraag geen antwoord kunnen geven. Sommige zaken blijven een mysterie. Het geloof helpt mij om daar mee om te gaan.”
Je bent daarna aan de slag gegaan als docent, catecheet en bent uiteindelijk in het pastoraat terechtgekomen. Dit was een natuurlijke weg, maar hoe ben je bij de dominicanen terecht gekomen?
“Toen ik in het pastoraat kwam te werken, ging ik op zoek naar een spiritueel huis. Er is een kring van priesters en een kring van diakens. Zij komen om de zoveel tijd bij elkaar om met elkaar ervaringen uit te wisselen. Er zou ook een kring van pastoraal werkers komen, maar die is er nooit gekomen. Ik had echter wel behoefte aan een plek waar ik me kan voeden. Ik ging op zoek naar gelijkgestemden en vond de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland (DLN). Ik had een goed gesprek met Leny Beemer en besloot deel te nemen aan het initiële jaar. Zo rolde ik in de DLN.
Van Apeldoorn verplaatste mijn werk zich naar de parochie De Levensbron en kwam ik op de pastorie in Angeren te wonen. Angeren ligt dicht bij Huissen. Het dominicanenklooster kende ik al, maar nu ik zo dichtbij woonde, kon ik makkelijk naar de lauden en vespers gaan. Zo leerde ik ook de dominicaanse gemeenschap in Huissen goed kennen.”
Wat is voor jou de waarde van het ochtend- en avondgebed in het klooster?
“Voor mij zijn die gebedsdiensten een moment van rust en bezinning, van zingen en mediteren, van reflectie. De lezingen doen een appel op mij om een goed mens te zijn. Gedoe en alledaagse dingen kunnen me meeslepen, maar tijdens het gebed keer ik terug naar de bron en realiseer ik me weer dat het in de kern om andere dingen gaat. Het gebed is een ijkpunt waar ik dan ook nooit met tegenzin naar toe ga.”
Wat is de kern van het geloof voor jou?
“Voor mij is hoop de kern. Het blijven geloven in het goede; het vertrouwen in het goede dat ooit komt. Als ik in het gebed rust bij de bron, dan is dat de bron waaruit ik dit vertrouwen, deze hoop, kan putten en kan uitdragen in het leven.
Dit vertrouwen geeft mij rust. Het geeft mij het gevoel van bescherming; het gevoel gedragen te worden.
Een andere manier om dit uit te leggen: er is een regel van een lied dat mij zeer dierbaar is. ‘Onuitwisbaar groeit verlossing in de barensweeën van de tijd.’ Deze regel kwam tot mij vlak nadat mijn echtgenoot was overleden. In de heftigheid van dat verdriet gaf deze liedregel mij de kracht om te blijven geloven in de toekomst. Ik moest ook wel verder (niet dat ik de keus had met twee kleine kinderen), en deze regel gaf mij heel veel steun.”
Hoe helpt deze geloofservaring jou in het basispastoraat?
“Ik merk dat ik door mijn eigen ervaring heel dicht bij andere mensen kan komen. Er is een gevoel van herkenning tussen hen en mij waardoor mensen zich open durven te stellen. Ze vertrouwen me dan indringende ervaringen toe.”
Is dit je drijfveer in het werk?
“Ja. Ik wil mensen nabij zijn. Ik wil ze verhalen en ervaringen uit de Bijbel aanreiken die over elementair menselijke zaken gaan, en hun verhaal erin spiegelen. Ik wil mensen helpen hun ervaringen te duiden.”
Wordt het niet steeds lastiger om dit te doen? Want door de ontkerkelijking zijn de verhalen van de Bijbel niet meer bekend en zijn we de taal om over geloof te praten kwijt geraakt.
“Het begrippenapparaat valt inderdaad weg. Maar de menselijke verhalen blijven, net zoals de behoefte aan rituelen en zingeving. Op 24 september is in Bemmel een 18-jarige scooterrijder door een eenzijdig ongeluk om het leven gekomen. Op de plek van het ongeval is een bloemenzee ontstaan. Vroeger renden mensen naar de kerk als zoiets gebeurde, nu zoeken ze elkaar op in het veld (er was een afscheidsceremonie op de sportvelden van het Overbetuwe College, red.).
We proberen in het aanbod van het Catechetisch Centrum De Ark, onderdeel van de parochie, dat begrippenapparaat aan kinderen en hun ouders aan te bieden. We doen dit door verhalen te vertellen, door samen te bidden, stil te zijn en een kaarsje aan te steken. In de vieringen combineren we leren, spelen en vieren met elkaar. Op Dierendag bijvoorbeeld vertellen we het verhaal van Franciscus, over hoe hij met de armen, de dieren en de natuur omgaat. De kinderen mogen die dag beestjes en knuffels meenemen. We brengen voor God waar ze dankbaar voor zijn en vragen God om te zorgen voor dieren die verwaarloosd worden. Dezelfde formule van leren, spelen en vieren passen we ook toe bij Kerstmis, Sint Maarten, Pasen, enz.
Laatst was er een huwelijksviering waar ook een dochtertje van 1,5 jaar oud bij aanwezig was. Dat meisje zal het allemaal niet snappen, maar ze kan wel de sfeer ervaren. Laat haar maar proeven van wat er gebeurt. Het is toch mooi dat twee mensen hun intentie voor een levenslange relatie voor God willen bevestigen. Daarmee tillen ze hun relatie even boven het alledaagse uit, wordt het geaccentueerd. Natuurlijk, dat kan ook op het strand of onder de sterrenhemel, maar in onze traditie geloven we in de persoonlijke band met God. Ik hoop dat deze twee mensen op God mogen vertrouwen en bij Hem hoop en liefde vinden.”
Je hoopt het. Geloven is niet makkelijk. Hoe komt dat?
“Geloven is nooit eenduidig. Het is onderhevig aan de wereld, aan de tijd, aan de levensfase waarin je zit. God verandert niet, maar wij veranderen constant. Elke keer moet ik dus weer zoeken hoe ik me tot God verhoud. Maar gelukkig zoekt God ook mij. Het is wederkerig. Dus als ik Hem kwijt ben, kan ik door Hem gevonden worden.”
Nu de kerken leeglopen wordt de vraag gesteld ‘Wat is nu uniek aan geloven? Wat is the unique selling point?’ Een lastige vraag, maar laten we hem anders stellen. Wat is het verschil tussen een gelovige en een niet-gelovige?
“Ik wil absoluut niet de indruk wekken dat er een kwaliteitsverschil tussen die twee zit. Het is een constatering en geen kwalificering. Ik denk dat een gelovige zich onderscheidt doordat het een geworteld mens is. Hij is geworteld in de traditie, in God. Dat biedt rijkdom aan het leven.”
Sinds 2014 ben je lid van de dominicaanse gemeenschap in Huissen. Een logisch gevolg na je toetreding tot de DLN en het aanschuiven in het ochtend- en avondgebed?
“Ja, het is een natuurlijke weg geweest. Mensen vragen wel eens: ‘Is dit je ultieme geluk?’ Zo kijk ik er niet tegenaan. Nee, het is niet mijn ultieme geluk. Mijn ultieme geluk was om samen met mijn man oud te worden, maar het leven liep anders.
Het leven in gemeenschap ervaar ik als prettig, weldadig zelfs. Het is gezelliger, je kunt je scherpen aan elkaar. Het is een bedding om over pastoraat en theologie te praten. Natuurlijk is het niet altijd koek en ei. Net als het gezinsleven is dit een avontuur. Ik zie het als de opdracht van een christen om elke keer weer opnieuw te proberen er het beste van te maken.”