Je bent net terug van de Wereldjongerendagen, een internationale ontmoeting van katholieke jongeren die dit keer in Krakau plaatsvond. Hoe was het om daar te zijn?
“Het was voor mij een weerzien. Vijfentwintig jaar geleden, in 1991, waren de Wereldjongerendagen in Czestochowa, Polen. Czestochowa is de pelgrimsplek waar de Zwarte Madonna, een Maria-icoon, wordt aanbeden. Met een aantal jongeren die ik toen heb leren kennen, heb ik nog altijd contact. Dit was een mooie gelegenheid om hen op te zoeken.
Ik heb een paar dagen in hun families en hun parochies meegeleefd. Daarna heb ik nog een week in Krakau doorgebracht. Het dominicanenklooster daar zat helemaal vol met jonge dominicanen en deelnemers aan de ontmoeting. Ik verbleef daarom in een gastgezin. Wat zo mooi is aan deze ontmoeting is dat je ziet dat je als jongere niet alleen bent in het geloof, maar dat je deel uitmaakt van een grote, wereldwijde familie van gelovigen. Dat is zeer bemoedigend.”
Geeft het verblijf in een gastgezin de Wereldjongerendagen een extra verdieping?
“In Polen kennen ze het gezegde: ‘gast in huis is God in huis’. De Polen zijn daardoor zeer gastvrij. Zelf draai ik dit gezegde bij een huiszegening vaak om: ‘dat de bewoners ook een zegen mogen zijn voor de gasten!’
Deze gastvrijheid heeft me diep geraakt. Per bus kwamen we in Krakau aan. De reis verliep niet zo soepel als gehoopt. De bus was verkeerd gereden. Maar toen we eindelijk op plek van bestemming waren, werden we toegezongen door een koor. En dat niet alleen, de koorleden omhelsden ons, terwijl wij vreemden voor elkaar waren, en vroegen gelijk of wij mee wilden zingen. Dat was een zeer hartelijk welkom.
Vervolgens kwamen we in het gastgezin aan. Daar werden we als hun eigen dochters en zonen ontvangen. Ze waren open, hartelijk; ze gaven ons de ruimte en tegelijkertijd voelde je je geborgen.”
Deze ontmoeting doet mij denken aan de Europese ontmoetingen van Taizé, hun etappes van de Pelgrimage van Vertrouwen. In hoeverre komen de Wereldjongerendagen hiermee overeen?
“De Wereldjongerendagen zijn duidelijk beïnvloed door Taizé. De gastvrijheid is een belangrijke waarde van Taizé en die zie je terug op de Wereldjongerendagen.
Toch zijn er ook verschillen. De Wereldjongerendagen staan vooral in het teken van een wereldwijde verbondenheid rond de paus en ook is er op drie ochtenden een catechese. Taizé wil bij de Europese ontmoetingen juist biddend aanwezig zijn bij het dagelijks leven van jongeren. Taizé legt daarbij het accent op verzoening met elkaar.
Een ander verschil is dat je zeker in het verleden vooral vrome, devote jongeren uit Nederland trof op de Wereldjongerendagen. Nu viel me op dat er meer open en frisse jongeren waren, jongeren zoals je ze ook in Taizé treft. Dat zie ik als een positieve verandering. Ik was blij veel jongeren te treffen die ik ken van mijn werk in Rotterdam, Delft en Utrecht.”
Welke betekenis heeft Taizé voor jou?
“Taizé is uitgegroeid tot mijn lievelingsplek. Ik kwam er voor het eerst in 1979 of ’80, ik aarzel, in 1978 deed ik mijn kleine professie bij de dominicanen. Alles in Taizé is een beetje anders dan we hier gewend zijn. In de kerk zit je op de grond, je zingt die typische, meditatieve Taizé-liederen en je hebt intense ontmoetingen met mensen van over de hele wereld. De eerste keer moest ik hier aan wennen, maar dat ging snel. En sindsdien kom ik er ieder jaar.
In Taizé word je dubbel gevoed. De broeders geven goede, interessante bijbelintroducties en hun gebedsdiensten voeden je met gebed en stilte. Voor mij vormen het gebed en de stilte het hart van Taizé. In de stilte en het gebed kan ik afstand nemen van Rotterdam en terugkijken. Ik kon daar mijn verdriet kwijt over de priesterwijding waar ik zo lang op heb moeten wachten. Ik vond er troost en nieuwe inspiratie. Ik heb Taizé wel eens een innerlijke douche genoemd!”
Heb je ooit overwogen om een broeder van Taizé te worden?
“Taizé is een frisse bron en ik heb weleens gedacht ‘ja, het is gemakkelijk om in Taizé in te treden’. Er zijn daar zoveel jonge broeders. Het is zo’n inspirerende omgeving. Bij de dominicanen ben ik een van de jongste, terwijl ook ik al de zestig gepasseerd ben. Bovendien zijn de anderen veel ouder, waardoor ik een generatiekloof ervaar.
Toch heb ik er bewust voor gekozen om dominicaan te worden en te blijven en geen broeder van Taizé. De gemeenschap van Taizé vergelijk ik weleens met een uurwerk. Elke broeder heeft zijn taak in het raderwerk en zolang die taken allemaal worden uitgevoerd, blijft het geheel draaien. Het is best een keurslijf. Bij de dominicanen heb je meer ruimte, meer vrijheid, en daardoor ook meer verantwoordelijkheid. Dat past mij beter.”
Bij frère Roger, de stichter van Taizé, vond je troost en kracht. In 2005 werd hij door een Roemeense vrouw tijdens een gebedsdienst in de kerk van Taizé neergestoken. Welke uitwerking had zijn dood op jou?
“De moord op frère Roger was voor mij een grote schok. De verschrikkelijke dood van fr. Roger vond plaats juist aan het begin van de Wereldjongerendagen in Keulen. Fr. Roger was te zwak om te gaan en nu gebeurde dit. Ik hoorde het in de Openingsmis in Düsseldorf als mededeling van Kardinaal Kasper. Je houdt het niet voor mogelijk. Wat ik heel moedig vond, is dat de oudste broeder toen gezegd heeft: ‘Frère Roger is gestorven en het enige wat we nu kunnen doen is bidden.’ De hele nacht door!
In Keulen organiseerden de broeders elke dag Taizégebeden. Ondanks de moord op fr. Roger zijn ze in Keulen gebleven tot het einde van de Wereldjongerendagen. Ze bleven hun kerk openstellen. Jongeren wisten de kerk massaal te vinden. Samen met de broeders baden en huilden ze in de kerk. Zijn dood was onbegrijpelijk. Een onschuldig mens was door een geesteszieke vrouw doodgestoken. Wat er in die kerk gebeurde was heel indrukwekkend. Daarna zijn de broeders samen met de jongeren naar Taizé gereden om zijn begrafenis voor te bereiden.
Wat ik heel moedig vond, is dat de broeders bijna direct gezegd hebben: ‘de enige weg om te gaan is de weg van de vergeving’. Dat zij het haar vergaven!
Op de dag van de begrafenis hebben de broeders van Taizé via een bevriende dorpsbewoonster een bos bloemen bij haar in de gevangenis laten brengen. Ook hebben ze aan de groep waar de zij deel van uitmaakte, gevraagd om te blijven. Zo bewandelden ze gezamenlijk de weg van de vergeving, in plaats van de wraak. En de band tussen de jongeren en de broeders is hierdoor alleen maar sterker, hechter en dieper geworden.
Het was jammer dat ik niet naar zijn begrafenis kon, want ik bewaar veel herinneringen aan fr. Roger.”
Je vertelde net dat je in Taizé door het gebed gevoed wordt. Wat is de kracht van het gebed?
“Ik heb altijd de rozenkrans gebeden. Dat gebed biedt mij kracht en troost. Ik kan in dat gebed alles loslaten en de belangrijkste dingen komen naar boven. Sinds ik priester ben (2007), is mijn gebedsleven veranderd. Ik bid nu ook meer het getijdengebed en ben dus veel meer met de psalmen bezig. Ik heb de gewoonte om ’s avonds nog een uur te gaan bidden in de kerk. Op zondag is dat wat vroeger en dan kan ik alleen maar dankbaar zijn voor de mensen die ik heb mogen ontmoeten en dat ik heb mogen preken en voorgaan. Op de een of andere manier kan ik het dan toch in Gods handen leggen.
In Taizé zijn er drie vaste gebedsdiensten op een dag, maar ga ik ook weleens tussendoor in de kerk zitten om te bidden. Ik doe dat vooral als ik me leeg of eenzaam voel, een gevoel dat iedereen in Taizé wel een keertje tijdens de week ervaart. In het gebed doe ik nieuwe inspiratie op en vaak heb ik daarna onverwachte ontmoetingen.”
Waardoor was het een zo’n diep verlangen van je om priester te worden?
“Het verlangen om priester te mogen worden is vanaf mijn kinderjaren en adolescentie voor mij altijd een diepe onderstroom geweest. Soms is dat meer aan de oppervlakte, soms dieper. Het contact met de armen, daklozen, vluchtelingen, drugsgebruikers heeft dit verlangen zeker versterkt. Het is altijd bijzonder om aan hen het evangelie voor te lezen en er iets over te zeggen. Een van de eerste ervaringen met drugsgebruikers was dat ze mij om de zegen vroegen terwijl ik maar een simpele broeder was. Als priester kun je hen meer de zegen geven en een nieuw begin schenken.”
Hoe ben je in het straatpastoraat terecht gekomen?
“In 1984 ben ik als dominicaan in Rotterdam terecht gekomen. Eerst heb ik nog stage gelopen in het Oecumenisch Studentenpastoraat. Via een lokale Taizé-ontmoeting om plekken van hoop te bezoeken, kwam ik voor het eerst bij de Zusters van Moeder Teresa. En die band is eigenlijk alleen maar gegroeid en sterker geworden. Ik vond het bijzonder om daar als student het evangelie te mogen voorlezen want voor velen was het ‘leven of dood’. Dus het was daadwerkelijk een ‘levend’ evangelie.”
Wat heb je binnen het straatpastoraat allemaal gedaan?
“In 1988 na de afronding van mijn theologiestudie kwam ik in de Pauluskerk terecht. Mijn medebroeders zeiden: ‘Naar de missie zien wij niet zo zitten, kijk maar wat je in Rotterdam kan doen.’ Ik had al contact met de Pauluskerk en met de Zusters van Moeder Theresa, dus heb ik daar voor werk aangeklopt.
Gaandeweg is door dominee Hans Visser voor mijn werkzaamheden een aparte stichting opgezet: Straatpastoraat. Nu terugkijkend zou je kunnen zeggen dat ik toen een pionierende straatpastor was.
Een van de eerste initiatieven was het Kerkcafé. Later is het broodpastoraat gekomen en dat is later uitgegroeid tot de Voedselbank.
In het begin heb ik veel op Perron Nul gewerkt, een plek bij Rotterdam CS waar drugsverslaafden zich ophielden. Het brood dat ik uitdeelde heeft heel verzoenend gewerkt, maar ik moest ook vaak vredestichter zijn. Toen Perron Nul gesloten werd, is de Straatkrant opgericht. Dit was min of meer mijn geesteskindje. Ik zocht namelijk naar een structurele oplossing voor de daklozen. Ik wilde ze liever een vishengel dan een vis geven. Met de Straatkrant hebben ze hun waardigheid kunnen terugwinnen.
In april 1997 is daar eigenlijk een abrupt einde aan gekomen – ik had het zo ongelofelijk naar mijn zin in de Pauluskerk en toen werd ik overgeplaatst naar Venlo, een bejaardenhuis. Daar hadden ze wat jonge mensen nodig. Met de belofte van een priesterwijding!
Uiteindelijk heb ik dit positief opgepakt. In Venlo ben ik de Limburgse Straatkant begonnen, organiseerde ik een wekelijkse maaltijd voor de armen en zette een Taizé-gebed op in de Jongerenkerk. De laatste twee bestaan nog steeds.
Na een paar jaar kwam ik weer terug in Rotterdam; het mooie klooster in Venlo hebben ze verkocht. Van de orde mocht ik niet mijn oude werk in Rotterdam oppakken. Ze stuurden me naar Utrecht om te werken. In Utrecht ben ik uiteindelijk tot priester gewijd.
En nu ben ik sinds 2009 drie keer in de week bij de zusters van Moeder Teresa en ontmoet ik de meeste zwervers van Rotterdam bij de soepbus van het Leger des Heils. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan! Daar zie ik het evangelie geleefd worden. Ik luister naar hun verhalen en geef ze de zegen als ze daarom vragen. Voor de volledigheid vermeld ik dat ik ook assistent priester voor liturgie en pastoraat ben in de tien parochies van Rotterdam Rechter Maasoever. Maar ik ben en blijf toch steeds verbonden met de noden van de moderne stad. Met dank!”