Bert De Munck is hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. Elisabet Van Wymeersch is postdoctoraal onderzoeker aan het Urban Studies Institute van dezelfde universiteit. Samen trokken ze het Soligion-project, een onderzoek naar de rol en impact van religieus en levensbeschouwelijk geïnspireerde solidariteitsinitiatieven in Vlaanderen. Zij deden dit onderzoek niet alleen. Een interuniversitair (KULeuven, UGent, UAntwerpen) en interdisciplinair team (met ervaring in sociaal werk, geschiedenis, sociologie, politieke filosofie) zette zijn schouders onder dit project.

Wat behelst precies jullie onderzoeksproject Soligion? 

“Met dit project willen we de diversiteit in het levensbeschouwelijk geïnspireerde solidariteitslandschap in beeld brengen. We vertrekken van de vaststelling dat veel solidariteitsacties vandaag religieus of levensbeschouwelijk gemotiveerd zijn. We onderzochten hoe de relatie is tussen deze initiatieven enerzijds en anderzijds publieke instellingen als de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s) en overheidsdiensten.

“In welke contexten vinden we goede samenwerkingen? Waar gaat het mis, wat zijn de fricties en de drempels? Waar zijn er onbenutte kansen en hoe kunnen die worden benut? Samengevat, hoe kunnen we komen tot een zo groot mogelijke complementariteit, waarin de religieus geïnspireerde initiatieven de welvaarsstaat versterken in plaats van er de verantwoordelijkheid van over te nemen of ermee in aanvaring te komen?”

Waar komt de centrale vraag van het onderzoek vandaan? En wat beogen jullie te verklaren of te verbeteren?

“We merkten dat er vandaag de dag nauwelijks onderzoek gebeurt naar religieus geïnspireerde hulpverlening in de West-Europese context. Hoewel de armen- en ziekenzorg in België lange tijd voornamelijk werd georganiseerd door religieuze instellingen, is de impact van dergelijke organisaties in de samenleving de laatste decennia stevig verminderd door secularisering.

Lange tijd werd daarom ook gedacht dat religie volledig zou verdwijnen uit de publieke sfeer, en dus minder tot niet relevant werd om te bestuderen vanuit de sociale wetenschappen.

Met dit onderzoek proberen we een tegenverhaal te bieden voor dit discours. Het idee dat religie volledig uit de publieke sfeer zou verdwijnen, blijkt namelijk moeilijk vol te houden. Hoewel mensen minder naar de kerk gaan in Vlaanderen, bleef religie een belangrijk onderwerp in het publieke debat (denk bijvoorbeeld aan de polemiek rond het dragen van religieuze symbolen tijdens het werk), en blijft het voor vele individuen en groepen een belangrijke inspiratie om zich solidair op te stellen naar anderen. Door de toenemende migratie vanaf de jaren zestig verschijnen er bovendien ook steeds meer nieuwe religieuze overtuigingen in de publieke ruimte en wordt het levensbeschouwelijke landschap en haar dienstverlening steeds diverser.

Tegelijk slaagt de klassieke welvaartsstaat er vaak niet in om aan nieuwe sociale noden tegemoet te komen, en vallen steeds meer mensen tussen de mazen van het net – denk maar aan mensen zonder papier of zonder vaste verblijfplaats. Deze mensen worden steeds vaker bijgestaan door informelere, vaak religieus geïnspireerde organisaties, maar we merken ook dat vooral de meer recente, kleinere, niet-katholieke religieuze solidariteitspraktijken daarbij nogal eens op argwaan stoten bij lokale overheden en mensen die geen voeling hebben met religie. Zijn ze wel te vertrouwen? Willen ze mensen wel echt helpen, of zijn ze er enkel op uit hen te bekeren? Is religieuze inspiratie niet iets van het verleden? En is de hulp die ze bieden wel structureel genoeg? Omgekeerd staan die nieuwe initiatieven ook niet automatisch te springen om met publieke instellingen of seculiere organisaties samen te werken. Sommige zouden dat graag doen, andere blijven liever onafhankelijk omdat men vreest zich te veel te moeten aanpassen aan de seculiere logica van de overheid.

Naast aantonen dat levensbeschouwelijk geïnspireerde initiatieven wel degelijk nog steeds een rol spelen in de publieke sfeer en het welzijnslandschap, hebben we ook  manieren proberen te vinden om met die argwaan om te gaan, en samenwerkingen tussen religieuze en niet-religieuze welzijnsactoren te stimuleren.”

Kan de politiek iets doen met jullie inzichten, en zo ja, wat? En NGO’s allicht ook?

“Absoluut. Het onderzoek toont aan dat een deel van de levensbeschouwelijk geïnspireerde solidariteitsinitiatieven op dezelfde drempels botst dan niet-religieuze, vaak kleinere, middenveldorganisaties en meer informele initiatieven:

Wanneer je beroep wilt doen op overheidssubsidies, bijvoorbeeld, heb je kennis nodig van het bureaucratisch systeem en de manier waarop een aanvraag geschreven dient te worden. Voor (kleinere) religieuze solidariteitsinitiatieven is dit vaak een onmogelijke opgave aangezien ze niet de mensen, tijd en middelen hebben om te investeren in het schrijven van subsidieaanvragen of het in stand houden van de vzw.

Daarnaast is de taal die gebruikt wordt door de overheid vaak complex, wat kan leiden tot fouten tijdens of na de aanvraag van de subsidie of werkingsmiddelen. Ook neigt men ernaar de voorkeur te geven aan gevestigde spelers om aan te schuiven aan de schrijftafel van projectoproepen, bij het formuleren van subsidievoorwaarden of om behoeften in de samenleving te signaleren.

Als overheid moet je proberen de taal die gebruikt wordt in projectoproepen (of erkenningsprocedures voor religieus geïnspireerde initiatieven) toegankelijker te maken, en kan je binnen de administratie iemand aanstellen die kan helpen bij het indienen van erkenningen, subsidieaanvragen etc. Dat geldt in het bijzonder voor de interactie met religieus geïnspireerde organisaties, die door hun specifieke visie en jargon op extra drempels stoten. Soms is het zelfs onmogelijk voor een religieuze organisatie om subsidies aan te vragen omdat die vaak ingebed zijn in een religieus ritueel (zoals de iftar bij Moslims), terwijl in de reglementen staat dat religieuze rituelen niet gesubsidieerd kunnen worden. Het zou goed zijn dat overheden hun reglementen eens screenen op onnodige drempels.

Dit is des te belangrijker omdat uit onderzoek duidelijk blijkt dat levensbeschouwelijk geïnspireerde solidariteitsinitiatieven zich op sommige vlakken toch echt wel onderscheiden van gelijkaardige niet-religieuze initiatieven uit het middenveld.[1]

Spirituele noden, bijvoorbeeld, worden elders zelden gelenigd, maar zijn voor veel mensen wel degelijk aanwezig. Wetenschappelijk onderzoek toont ook aan dat nieuwkomers voor hun mentale gezondheid vaak belang hechten aan community healing en aanwezig zijn in een geloofsgemeenschap.[2] Vandaar dat we overheden – zowel op lokaal als regionaal niveau – willen oproepen de meerwaarde van het levensbeschouwelijke aanbod in het welzijnslandschap te erkennen.

Niet alleen inhoudelijk kunnen deze initiatieven een meerwaarde betekenen voor het welzijnslandschap, ook qua bereik merken we dat deze initiatieven, zeker in superdiverse steden, vaak andere doelgroepen weten te bereiken dan publieke instellingen. Sommige doelgroepen vinden makkelijker de weg naar levensbeschouwelijk geïnspireerde hulpinitiatieven dan naar het aanbod van gevestigde, meer in het geseculariseerde welvaartsregime ingebedde instellingen en organisaties.

Onze aanbeveling is dan ook om deze initiatieven mee te betrekken in samenwerkingsverbanden waarin men bijvoorbeeld mensen wil bereiken die nood hebben aan materiële hulp of aan gezondheidszorg. Het lijkt ons belangrijk om niet de levensbeschouwelijke verschillen, maar gezamenlijke doelstellingen centraal te stellen.”

Kunnen ook Nederlanders wat opsteken van het onderzoek? Zo ja: wat?

“Jazeker. In Nederland gebeurde eerder al zeer boeiend onderzoek naar dit thema, onder meer in het kader van het FACIT-onderzoek (wat staat voor Faith-based organisations and exclusion in European Cities).[3] En in 2020 berekenden Jessica van den Toorn, Maarten Davelaar, Ahmed Hamdi, Leyla Reches en Milan van Keulen dat moest je de maatschappelijke winst door Rotterdamse religieuze vrijwilligers willen uitdrukken in geldelijke waarde, je makkelijk aan 195 tot 220 miljoen euro per jaar komt als je naar vervangingswaarde kijkt, en 330 tot 365 miljoen euro per jaar komt moest je naar marktwaarde kijken.[4] En dan hebben we het nog niet over het feit dat de grootste meerwaarde van deze initiatieven bestaat uit elementen die niet in geld kunnen worden uitgedrukt.

De nood aan erkenning voor het werk en de maatschappelijke meerwaarde van deze initiatieven is, met andere woorden, niet eigen aan Vlaanderen of België.”

Noten

[1] Schrooten, M., & Trappers, A. (2019). Sociaalwerkpraktijken in religieuze organisaties. In M. Schrooten, R. Thys, & P. Debruyne (Eds.), Sociaal schaduwwerk. Over informele spelers in het welzijnslandschap (pp. 95-105). Politeia.

[2] Apers, H. (2024). Explanatory models of mental health: a qualitative study among East-African migrants and Belgian healthcare professionals (Doctoral dissertation, University of Antwerp).

[3] Zie onder meer : https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2020/07/3747_Geloof-aan-het-werk-2.pdf

[4] https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2021/01/119250_Omvang-karakter-maatschappelijke-karakter_WEB.pdf

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Theo Brand

Eindredacteur

Theo Brand is journalist en politicoloog en werkt bij Nieuw Wij als eindredacteur. Religie, levensbeschouwing en politiek zijn …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.