Het duurt even voordat socioloog, CBS-woordvoerder en -onderzoeker Tanja Traag ruimte heeft voor een interview met Nieuw Wij. Naast haar onderzoekswerk heeft ze het als woordvoerder steeds drukker met het beantwoorden van allerlei persvragen, van uitleg bij CBS-publicaties tot factchecks.

Journalisten weten het CBS goed te vinden. Maar vragen over hoe het CBS onderzoek doet, welke keuzes het onderzoeksinstituut daarin maakt en hoe het tot definities komt, krijgt Tanja Traag minder vaak. Dat geldt ook voor vragen over de begrippen ‘westers’ en ‘niet-westers’ als onderscheid bij migratieachtergrond. Deze definities vinden hun oorsprong bij het CBS en worden veelvuldig gebruikt in allerlei onderzoeken, beleid en in het publieke debat. Maar hoe zinvol en precies is dit onderscheid eigenlijk?

Hoe besluiten jullie bij het CBS waarnaar jullie onderzoek doen?

“We hebben budget van het ministerie van Economische Zaken. Voor 95% van dat budget doen we verplichte onderzoeken. Dat zijn vaak onderzoeken die we verrichten in opdracht van Eurostat (onderzoeksorgaan van de EU red.). Een voorbeeld van zo’n onderzoek is de enquête beroepsbevolking over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Maar denk ook aan gezondheidsonderzoeken. We overleggen regelmatig bij het hoofdkantoor van Eurostat in Luxemburg om af te stemmen hoe we onderzoek doen, zodat we vergelijkbare cijfers krijgen. Als je bijvoorbeeld vertrouwen in de EU wilt meten dan moet dat in elk EU-land wel op dezelfde manier gebeuren.

Voor de overgebleven 5% van het budget hebben we ons, net als voor de verplichte statistieken, te houden aan de CBS-wet. Daarin ligt vast hoe wij ons onderzoeksprogramma moeten vaststellen. De criteria voor dat programma zijn bijvoorbeeld dat de statistieken van maatschappelijk belang moeten zijn en een breed gebruik dienen. We vragen daarvoor advies bij zo’n zestig partijen. Niet alleen bij ministeries, maar ook bij belangenorganisaties, wetenschappelijke instellingen en media. Onderzoeksonderwerpen die daaruit voortkomen gaan bijvoorbeeld over onderwijs, huisartsenzorg en de arbeidsmarkt.”

In het onderzoek dat jullie doen, moeten jullie natuurlijk werken met begrippen en definities. Hoe komen die tot stand?

“Bij de 95% van de onderzoeken voor Eurostat is dat al bepaald. Bij de enquête beroepsbevolking worden dan bijvoorbeeld allerlei gesprekken gevoerd over hoe we het beste werkloosheid kunnen meten. Internationaal kan je daar best wel lang over discussiëren, maar ook binnen Nederland. Wat is de beste definitie en een goede invulling ervan?

crowd-2457732_1920-1
Beeld door: Pixabay

Als we tot een nieuwe definitie willen komen binnen Nederland dan stemmen we dat altijd af met andere grote wetenschappelijke instituten zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). We moeten dan tot overeenstemming komen over de juiste inhoud van de definitie, het moet goed meetbaar zijn en passen bij de vragen die er zijn.”

Om een voorbeeld te nemen. Hoe is het begrip ‘allochtoon’, eind 2016 vervangen door ‘migratieachtergrond’, ooit ontstaan?

“Daarvoor moest ik het CBS-museum induiken. Ik kon terugvinden dat sociologe Hilda Verwey-Jonker het begrip ‘allochtoon’ in 1971 introduceerde. Dat had te maken met de migratiestromen die op gang waren gekomen na de Tweede Wereldoorlog en de behoefte beleid te maken voor deze groepen. Na de rapportage Allochtonenbeleid van de WRR in 1989 werd het woord ‘allochtoon’ een gangbare term en nam het CBS deze definitie ook over. Zover ik kon terugvinden is het CBS toen vrijwel gelijk begonnen met het maken van onderscheid tussen westerse en niet-westerse allochtonen.”

Waarom?

“Er was al snel het besef dat de begrippen allochtoon en autochtoon niet voldeden om adequaat beleid te maken en daarom ging het CBS op zoek naar classificaties die recht deden aan de problematiek die het wilde onderzoeken. En in dit geval ging het dan om het onderzoeken van integratie en welke groepen er interessant waren om naar te kijken. Het idee leefde dat de integratie van Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond verschilde van die van Nederlanders met een westerse migratieachtergrond. Op basis van het OECD-lidmaatschap (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling red.) heeft men als criteria welvaart en cultuur genomen.”

Persoon met een westerse migratie-achtergrond
Persoon met als migratieachtergrond een van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, en Indonesië en Japan.

Toelichting
Op grond van hun sociaal- economische en sociaal-culturele positie worden personen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot de westerse migratieachtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin.

Persoon met een niet-westerse achtergrond
Persoon met als migratieachtergrond een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije.

Toelichting
Op grond van hun sociaal-economische en sociaal-culturele positie worden personen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot de westerse migratieachtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin.

Bron: CBS

De huidige definities zijn nogal vage containerbegrippen geworden (zie omschrijving in kader hierboven). Een land als Saoedi-Arabië dat welvarend is, valt toch onder niet-westers. En dat geldt voor wel meer landen. Ook het gelijkstellen van welvaart aan ‘westers’ is nogal problematisch. Daar zal een groot deel van de wereld anders over denken.

“In de afbakening van die definitie was OECD-lidmaatschap dus leidend. Welvaart speelde een belangrijke rol, maar dus ook cultuur. Dit was in die tijd de visie op de wereld en dus ook op integratie. Dat is niet meer per definitie hoe we nu naar dit begrip kijken.”

Maar jullie gebruiken dit onderscheid nog wel regelmatig in jullie onderzoeken. Staan deze begrippen ter discussie?

“Absoluut. De wereld van de jaren negentig is heel anders dan de wereld van nu. Het CBS is in gesprek met andere grote onderzoeksinstituten (oa de WRR, ministerie van SZW en het SCP red.) om tot een nieuwe naamgeving en invulling van westers en niet-westers te komen. We willen een begrip waar we allemaal blij mee zijn, opdat iedereen deze nieuwe benaming en invulling gaat gebruiken en op dezelfde manier gaat meten. Daarom is het een langdurig proces.”

In de huidige definitie worden personen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot een westerse achtergrond gerekend mede op basis van hun sociaal-culturele positie. Nederlanders met een Surinaamse migratieachtergrond vallen dan juist weer onder niet-westers, terwijl zij op basis van deze redenatie net zo goed onder westers zouden kunnen vallen. Hoe zijn zij dan weer in dat hokje terechtgekomen? Geeft dat niet ook aan hoe ingewikkeld het is om onderscheid te maken?

“Voor mij als socioloog is het evident dat je dieper moet gaan dan alleen die tweedeling mét en zonder migratieachtergrond wanneer dat mogelijk is. Maar naar de invulling moet inderdaad opnieuw worden gekeken. En ik kan me goed voorstellen dat dit specifieke voorbeeld een discussiepunt is voor de werkgroep.

In de onderzoeken die we nu doen, proberen we altijd dieper te gaan dan alleen het verschil met of zonder migratieachtergrond. Meestal door in ieder geval de grootste groepen Nederlanders met een migratieachtergrond te noemen naar land, zoals Turkije, Marokko, de Antillen en Suriname. En tegenwoordig vaak ook de verschillende vluchtelingengroepen.”

Het lijkt me ook ingewikkeld wat je als norm neemt wanneer je integratie onderzoekt. Als je kijkt naar de grote steden waar superdiversiteit de norm is, kan je je afvragen: wie integreert precies bij wie? Hoe ga je daarmee om als onderzoeksinstituut?

“Dat is ingewikkeld inderdaad. Toen ons jaarboek integratie uitkwam in november kreeg ik als woordvoerder ook vaak de vraag: hoe gaat het nu met de integratie? Dat is een niet te beantwoorden vraag, omdat die vraag niet precies genoeg is. Waar ik iets over kon zeggen naar aanleiding van het jaarboek is hoe het met bepaalde groepen in de samenleving gaat als we het hebben over arbeidsmarktparticipatie en bijvoorbeeld onderwijsdeelname. En hoe zich dat in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Hebben we het dan over integratie? Het dekt zeker niet de hele lading van het integratievraagstuk. En ik weet ook niet of dat mogelijk is met één statistiek.”

Het vraagt grote zorgvuldigheid en flexibiliteit van onderzoeksinstituten om ontwikkelingen in de samenleving in kaart te brengen. Wat onderzoek je? Welke begrippen gebruik je daarvoor? En wie of wat neem je als norm? In een artikel voor Republiek Allochtonië schreef ik over de begrippen westers en niet-westers: ‘Woordkeuze bepaalt wat we onderzoeken en hoe we over de resultaten praten in het publieke debat. Het bepaalt mede wat voor beeld we van elkaar hebben en hoe we met elkaar omgaan. Een van de manieren om discriminatie en racisme tegen te gaan is het veranderen van de norm. Bijvoorbeeld door het oprekken van het begrip Nederlander. Daarin speelt taal een essentiële rol en dat betekent een grote verantwoordelijkheid voor de vormgevers van het publieke debat.’ Het is een belangrijke stap dat het CBS samen met andere onderzoeksinstituten de vage containerbegrippen westers en niet-westers gaat vervangen. Hopelijk doet het alternatief meer recht aan onze superdiverse samenleving.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
Zoë-4-kopie-mini

Zoë Papaikonomou

Schrijfster, onderzoeksjournaliste en docente

Zoë Papaikonomou is schrijfster, onderzoeksjournaliste en mediadocente. Haar werk is gericht op diversiteit, inclusie en …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.