Waarom heeft u zich met het schrijven van Making Islam Work verdiept in islamitisch gezag in West-Europa? Hoe staat dit in relatie tot uw eerdere boeken?
“Ik houd me als antropoloog al geruime tijd bezig met islam, maar daarvoor begon ik met onderzoek naar migratie in Europa. Die twee onderzoeksgebieden kwamen in de loop van mijn carrière keer op keer bij elkaar in steeds andere gedaanten. Mijn proefschrift (Islam in Beweging, Het Spinhuis, 1996) ging over moskeeverenigingen en andere islamitische organisaties en de ‘strijd om de openbare ruimte’. Daar speelden ook allerlei religieus-ethische vraagstukken een belangrijke rol bij. Later heb ik onderzoek gedaan naar de plaats van de islam in processen van Europese natievorming [1]. Daarbij ging het vooral om identiteitsvorming en de verhouding tussen verschillende opvattingen over burgerschap en multiculturalisme, maar ook om de vraag of er sprake is van tegengestelde waardensystemen en hoe die naast elkaar kunnen bestaan. Ook daarbij zijn religieus-ethische vraagstukken altijd belangrijk.”
“Weer later lag de nadruk in mijn onderzoek meer op lokale vormen van gemeenschapsopbouw en draaide het onder meer om de vraag welke rol vertrouwen en legitimiteit van leiders spelen in die gemeenschapsopbouw [2]. Ik heb in al dat onderzoek eigenlijk altijd geprobeerd om maatschappelijke, politieke, economische en sociale kwesties te verbinden met religieus-ethische kennis, inzicht en reflectie. Die verbinding kom je op het spoor door het perspectief van moslims in beeld te brengen. Lijkt vanzelfsprekend, maar wordt toch vaak vergeten. Door je te verdiepen in de perspectieven van moslims komt gezag vanzelf in beeld, het thema van mijn boek.”
“Het is opgezet als een reflectie op de plaats, rol en betekenis van islamitisch gezag in allerlei maatschappelijke kwesties en is gebaseerd op oud en recent onderzoek van mijzelf en dat van met name drie van mijn promovendi. De vorming van islamitisch gezag vindt plaats op het snijvlak van maatschappij en ethiek. Met het boek hoop ik te hebben laten zien dat islamitisch gezag een heel cruciale rol speelt in de ontwikkeling van het islamitisch landschap in Europa, en overigens ook daarbuiten.”
“Veel onderzoek gaat vooral over de institutionalisering van de islam vanuit het perspectief van de samenleving en niet vanuit dat van moslims. Maar het heeft ook te maken met het idee dat religie een privéaangelegenheid is, dus niet relevant voor maatschappelijke vraagstukken. Daarmee ontken je niet alleen een deel van de werkelijkheid, maar ontzeg je individuen ook het recht om buiten hun huis integraal mens te zijn op een manier die zij willen.”
Wie is Thijl Sunier?
Thijl Sunier is emeritus-hoogleraar antropologie aan de Vrije Universiteit, leerstoel ‘islam in Europese samenlevingen’. Hij deed promotieonderzoek naar islam in grote steden in Europa met als focus Rotterdam. In 2000 werd hij universitair docent antropologie aan de UvA. En in 2009 werd hij benoemd tot hoogleraar antropologie van religie aan de VU, leerstoel ‘islam in Europese samenlevingen’. Hij is bestuursvoorzitter van NISIS, de Nederlands-Vlaamse onderzoekschool voor islamstudies, en is eindredacteur van het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Muslims in Europe (Brill Publ.)
“Ik heb twee centrale vragen willen beantwoorden. Ten eerste wat islamitisch gezag eigenlijk is en waarop het gebaseerd is, en ten tweede hoe de veelvormigheid van het toekennen van gezag is ingebed in een maatschappelijke en politieke context. Als antropoloog ben ik vooral geïnteresseerd in wat gelovigen van religie maken. Daar verwijst de titel van mijn boek ook naar: hoe ‘werkt’ de islam in de praktijk? Je kunt bijvoorbeeld als islamitisch geleerde wel veel kennis van de bronnen hebben maar dat verschaft je nog niet automatisch gezag. Die bronnen zijn natuurlijk heel belangrijk, maar het komt erop aan hoe die bronnen worden toegepast. Ik ben van mening dat deze vragen in veel theologische studies niet echt veel aandacht krijgen.”
“De vraag wat gezag eigenlijk is lijkt misschien vanzelfsprekend maar dat is niet zo. Gezag is eerst en vooral toegekende legitimiteit en overtuigingskracht. Om het wat oneerbiedig te zeggen, de tekst van de Koran blijft een dode letter als het gezag en de betekenis van de tekst er niet aan wordt toegekend door geleerden en gewone moslims. Dat verzin ik niet zelf, dat heb ik keer op keer moslimgeleerden zelf horen zeggen. Nu is de centrale status van de Koran als openbaringstekst onder moslims natuurlijk onomstreden, maar ook daarbij gaat het dus om de overtuigingskracht van die belangrijke tekst en waarom dat zo is in de ogen van moslims. Die kennen dat gezag aan de tekst toe en dat is een voortdurend proces. Gezag gaat niet alleen om teksten en personen, maar kan ook aan gebeurtenissen, objecten, plaatsen, organisaties, beslissingen en publieke statements worden toegekend. Al die zaken kunnen ook overtuigingskracht hebben.”
“Soms wordt gezag gelijkgeschakeld met macht, dwang en verplichting, maar dat is maar een klein onderdeel van wat gezag inhoudt. Voor overtuigingskracht heb je geen dwang nodig, maar het moet wel worden toegekend. De verwerving van gezag en de toekenning ervan is dus een interactief proces: ‘it takes two to tango’. Een goed voorbeeld is de steeds terugkerende ophef over ‘omstreden predikers’. De vraag is dan: omstreden volgens wie? Wie luistert naar hen en waarom? Gezag als overtuigingskracht is niet vanzelfsprekend, staat altijd ter discussie en is altijd betwist.”
“Gezag gaat niet alleen om legitimiteit en overtuigingskracht, maar ook om waarheidsclaims en, niet onbelangrijk, om vertrouwen. Sommige voorbeelden die ik in mijn boek bespreek gaan over de zoektocht van gewone moslims naar ‘ware’ kennis over nieuwe situaties waarin zij terechtkomen. Antwoorden op vragen en dilemma’s zijn enerzijds vaak moeilijk te vinden, maar anderzijds is er met name door digitalisering juist een overkill aan informatie, waar je als moslim je weg in moet vinden. De behoefte aan betrouwbare leiding en begeleiding neemt daardoor juist toe.”
“Een laatste punt dat ik hier wil noemen is dat de toekenning van gezag niet uitsluitend een zaak van geleerden is. In mijn boek bespreek ik meerdere voorbeelden waarin de rol van ‘gewone’ moslims heel essentieel is. Die ‘gewone’ moslims, dus moslims die geen professionele kennis van de bronnen hebben, spelen niet alleen een essentiële rol bij de toekenning van gezag, maar kunnen zelf ook gezag verwerven. Dat zie je regelmatig gebeuren, bijvoorbeeld als er heftige discussies plaatsvinden over bepaalde gebeurtenissen waarbij gewone moslims in het centrum van de belangstelling komen te staan en zo gezag verwerven.”
“In mijn boek besteed ik ruim aandacht aan het werk van Talal Asad, een antropoloog die islam omschrijft als een “discursieve traditie”. Daarmee bedoelt hij dat de islam als religieuze traditie gezaghebbend is en als ethische richtlijn fungeert, niet als een soort tijdloze kwaliteit, maar als resultaat van een historisch proces van authenticatie van islamitische bronnen. Moslims met elkaar kennen dat gezag toe in een dynamisch proces van zowel bevestiging als kritische reflectie, en zowel van continuïteit als vernieuwing. In de verschillende hoofdstukken heb ik een stukje van dat proces in kaart proberen te brengen.”
Moslims kennen geen Paus, bisschoppen of synode. Lijken ze in dat opzicht een beetje op protestanten?
“In zekere zin klopt dat wel, alhoewel je over het algemeen een beetje voorzichtig moet zijn met zulke vergelijkingen. Er is inderdaad geen geïnstitutionaliseerde gezagsstructuur in de islam en de strikte monotheïstische leer betekent dat alleen de relatie tussen God en de mens ertoe doet en dat dus ieder wezen tegenover God gelijkwaardig is. Maar dat wil niet zeggen dat er geen hiërarchie en machtsongelijkheid bestaat in de islam. Maar juist dat is dus weer mensenwerk. Dat geldt natuurlijk ook voor het protestantisme. Maar anderzijds, ook de paus moet rekening houden met hoe over hem gedacht wordt, ondanks de nog altijd stevig verankerde kerkelijke structuur.”
“Hoewel ik me niet uitsluitend op hem heb gebaseerd zijn de verschillende vormen van gezag die de socioloog Max Weber ruim honderd jaar geleden ontwikkelde wel relevant. Het pauselijk gezag is wat hij noemde ‘traditioneel gezag’, gebaseerd op een kerkelijk instituut. Ik was meer geïnteresseerd in ‘charismatisch gezag’ omdat dat begrip door hem werd gebruikt om gezag buiten de gevestigde structuren te begrijpen, anti-institutionele en informele vormen van gezag. Tegenwoordig wordt charisma helaas totaal verkeerd begrepen en misbruikt door allerlei leiderschapsgoeroe’s.”
“Een deel van mijn boek gaat over wat ik ‘alternatieve vormen van gezag’ heb genoemd. Daarmee bedoel ik allerlei opvattingen en praktijken die door de gevestigde macht niet worden erkend en die gemarginaliseerd worden. Vaak gaat het om opvattingen waarin die gevestigde macht ter discussie wordt gesteld. Denk bijvoorbeeld aan de rol van vrouwen als voorganger. Veel gevestigde geleerden zijn van mening dat alleen mannen die rol kunnen vervullen. Iemand als Amina Wadud, een Amerikaanse islamitische geleerde, bestrijdt dat en levert op basis de islamitische bronnen overtuigende argumenten voor het tegendeel. Zij houdt diensten als voorganger voor een gemengd publiek en daagt islamitische geleerden uit aan te tonen dat dat niet mag. Wadud is voor veel moslimvrouwen een belangrijk rolmodel en bron van empowerment. In het algemeen heb ik kunnen vaststellen dat de rol ook van ‘gewone’ moslimvrouwen veel belangrijker is dan vaak wordt gedacht.”
Welke invloed hebben integratie en emancipatie, of een gebrek daaraan, op islamitisch gezag in West-Europa? Ontstaat er misschien ook een typisch West-Europese vorm van Islam?
“Zoals de geschiedenis van de verspreiding van de islam laat zien, ontstaan er altijd lokale vormen. Dat is dus ook het geval in Europa. Vaak menen Europese politici, maar ook veel wetenschappers dat die zogeheten ‘Europese islam’ vooral een islam moet zijn die volledig is gepacificeerd en aangepast aan Europese normen en voorwaarden. Maar je kunt eenvoudig niet spreken van één Europese islam. Vanaf het moment dat moslims zich in Europa vestigden was er sprake van een ‘Europese islam’, namelijk een islam van moslims in Europa. Moslim bepalen voor een belangrijk deel zelf hoe die Europese islam eruitziet en wat de inzet is en dat kan dus veel vormen aannemen. Niet alleen de brave aangepaste moslim is een Europese moslim, ook allerlei radicale opvattingen onder jongeren zijn Europees. Het was makkelijk om zo’n tien jaar geleden de radicalisering onder jongeren toe te schrijven aan ‘buitenlandse invloed’ en daarmee het Europese straatje schoon te vegen, maar radicalisering is een bij uitstek Europees fenomeen.”
“De vorm die de islam aanneemt is onder meer gebaseerd op de positie en ervaringen van de steeds diverser wordende moslimbevolking in Europa. Dat was precies een van de aanleidingen om mijn boek te schrijven. Daarin stel ik onder meer dat gezagsvorming zich met name manifesteert in situaties van verandering. In het verleden was dat natuurlijk de migratie zelf, maar tegenwoordig is vooral van groot belang dat moslims zich steeds meer in alle lagen en sectoren van de samenleving bevinden. Die maatschappelijke ontwikkeling leidt tot voortdurend nieuwe vragen en reflecties op de legitimiteit en overtuigingskracht, dus op bepaalde vormen van gezag.”
Zijn de verschillen tussen moslims onderling en daarmee islamitisch gezag niet erg groot, juist op basis van nationaliteit?
“Nationaliteit heb ik heel bewust niet meegenomen als een relevant criterium om verschillen tussen moslims te begrijpen. Niet alleen zegt dat vaak niets, maar het veronderstelt bovendien dat de meeste moslims zich nog steeds als ‘buitenlanders’ zien. Wel kun je stellen dat overheden inderdaad mede van invloed zijn op de discussie rond en de vorming van gezag. Bij de opleiding van imams, waar ik een heel hoofdstuk aan wijdt, zie je heel duidelijk dat die een vinger in de pap willen hebben. Maar dat geldt niet alleen voor overheden van landen van herkomst. Ook Europese overheden spelen in de vorming van islamitisch gezag een bepaalde rol. Dat is precies een onderdeel van die maatschappelijke context waarover ik sprak. En het gaat dan niet alleen om overheden, maar allerlei maatschappelijke actoren. Om een wat raar voorbeeld te geven: als Wilders roept dat de Koran een ‘haatboek’ is en verboden moet worden, dan draagt hij in wezen ook bij aan het gezag van de Koran. Immers, als het allemaal volstrekt onbelangrijk zou zijn, zou hij er zich niet zo druk om maken.”
“Die maatschappelijke impact op gezagsvorming zie je bijvoorbeeld in de discussie over hoofddoeken. Ook daar besteed ik uitgebreid aandacht aan. In 2009 werd de ‘Poldermoslima Hoofddoekbrigade’ opgericht, een initiatief van een groep vrouwen die de strijd aanging met de discriminatie van hoofddoek-dragende vrouwen op de arbeidsmarkt. Maar zij bonden eveneens de strijd aan met de achterhaalde opvatting dat integratie en emancipatie betekent dat die hoofddoek een teken van onderdrukking is die emancipatie van moslimvrouwen in de weg zit en dat het dragen ervan in openbare functies de neutraliteit in de weg zit. Denk even aan de recente discussie over de hoofddoek voor boa’s. Maar het meest relevant vind ik dat de veranderende betekenis van de hoofddoek en de manier waarop zo’n organisatie als ‘Poldermoslima Hoofddoekbrigade’ dat aan de orde stelt, niet alleen gericht is aan het adres van de samenleving, maar ook aan de gevestigde islamitische elite.”
Welke rol spelen nationale overheden, zoals bijvoorbeeld de Turkse overheid, bij het uitoefenen van gezag en macht? Hoe beoordeelt u dit?
“Ik noemde daarnet al het belang van overheden in kwesties die moslims betreffen. Voor de lange termijn ontwikkelingen is het belangrijk dat we de veronderstelling moeten loslaten dat de invloed van overheden van landen van herkomst steeds minder wordt. Dat is gebaseerd op een tamelijk achterhaald idee over integratie: hoe langer hier hoe minder contact met het land van herkomst. Die relatie, zeker in het digitale tijdperk, is anders geworden en heeft steeds minder te maken met een soort klassieke opvatting van integratie als volledige absorptie in de samenleving.”
Voor welke niet-islamitische, algemene of meer specifieke, vormen van gezag zijn West-Europese moslims bovengemiddeld gevoelig of juist ongevoelig?
“Ik beperk me in mijn boek tot islamitisch gezag, dus strikt genomen kan ik die vraag niet beantwoorden, maar we moeten in het algemeen oppassen om moslims in Europa er uit te pikken als een specifieke categorie. Je kunt stellen dat moslims onder de eerste generatie migranten in de jaren zeventig en tachtig wellicht een bijzondere categorie vormden, maar de daaropvolgende generaties zijn steeds meer reguliere Europese burgers geworden. Ik ben van mening dat moslims ook tegenwoordig nog veel te makkelijk worden beschouwd als een groep die losstaat van de rest van de samenleving. Dat klopt simpelweg niet. Juist vraagstukken van gezag en hoe tegelijk goed moslim en gewoon Europees burger te zijn, dienen zich aan als moslims steeds meer in alle sectoren en lagen van de samenleving te vinden zijn.”
Noten
[1] Zie onder meer Religious Newcomers and the Nation State, Eburon, 2010.
[2] Zie bijvoorbeeld mijn artikel in Straying from the straight Path: How Senses of Failure invigorate lived Religion, onder redactie van Beekers en Kloos, Berghahn, 2018, en ‘Islam, locality, and trust: making Muslim spaces in the Netherlands’ in Ethnic and Racial Studies, 2021).