Je hebt als dominicanes op verschillende plekken gewoond. Je begon in het moederhuis van de congregatie aan de Dennenstraat in Nijmegen. Maar daaruit trok je weg. Je noemt dit ‘de eerste uitbraak’. Wat doet jou deze woorden kiezen?
“Achteraf kan ik zeggen dat we kinderen van de jaren ’60 waren. Het broeide in de samenleving, het broeide binnen de kerk en het broeide in onze kloostergemeenschap. De traditionele en vanzelfsprekende gang van zaken klopte niet meer voor ons. We wilden iets nieuws. We wilden iets anders.
Wij, zusters, kregen inspraak. Daarvoor werd alles bepaald door de overste. En zo kwam ik terecht in een werkgroep liturgie en deden wij een voorstel om op zondag een andere vesper te houden dan we tot nu toe altijd hadden gedaan. We wilden de vesper aan laten sluiten bij de verkondiging van de zondagse eucharistieviering. Toen we dit als liturgiegroep meedeelden, zag ik op sommige gezichten opluchting, en op andere gezichten schrik, onzekerheid en de zorg van ‘waar gaat dit eindigen?’
Toen ontdekte ik dat democratie een verscheidenheid binnen de gemeenschap aan het licht brengt die daarvoor veel minder werd opgemerkt. Hoe houd je ondanks de verscheidenheid iedereen bijeen? Onze toenmalig overste gaf ons de mogelijkheid om met zusters die net als wij verandering wilden, maar in andere huizen woonden, in gesprek te gaan. Dat heeft geresulteerd in een nieuwe communiteit aan de Oranjesingel in Nijmegen. Omdat het zo’n breuk was met het traditionele en vanzelfsprekende, zie ik het als ‘de eerste uitbraak’.”
Hoe zag het leven er in die nieuwe communiteit aan de Oranjesingel uit?
“We waren met zeven zusters en elk van ons had haar eigen baan of studie. Daarnaast investeerden we enorm in gemeenschapsleven. We leefden in opperste democratie. Als één zuster het ergens niet mee eens was, moesten we op zoek naar een alternatief. We streefden naar volledige consensus.
Dat leverde onder andere een grote creativiteit op in het bidden en het vieren van de eucharistie. Nu ik er op terugkijk, denk ik ook: ‘Wat was dat vermoeiend!’ We praatten over alles. Omdat niets meer vanzelfsprekend was, moest van alles de betekenis opnieuw gezocht en gevonden worden. Ik kan me kerst nog herinneren. Na drie besprekingen hadden we besloten dat we een kale kerstboom zouden hebben en als diner boerenkool zouden eten. Dat was radicaal anders dan in het ’traditionele’ klooster waar kerst rijk gevierd werd.”
Hoe werd er door de zusters die in het moederhuis achtergebleven waren, naar jullie manier van leven gekeken?
“We waren zo radicaal. We leefden sober, waren links politiek actief en lieten de tradities van het klooster los. Velen dachten ‘die treden uit’. Na verloop van tijd groeide echter hun vertrouwen in ons doordat we verbonden bleven met de congregatie en voor taken daarbinnen oproepbaar bleken.
Zo’n tijd van het radicaal anders doen en alles altijd discussiëren kan niet blijven voortbestaan. Waar monde deze manier van samenleven in uit?
“We hebben zeven jaar op de Oranjesingel geleefd. Geleidelijk aan kamen we terecht op een verkeersplein waar we verschillende afslagen hebben genomen. Drie van de zeven hebben de groep verlaten en zijn, uiteindelijk, uitgetreden. Met de vier die overbleven, zijn we naar de Javastraat, eveneens in Nijmegen, verhuisd. Daar kwam een zekere rust.”
En toen begon het weer te kriebelen, want na vier jaar startten twee samenleef-initiativen.
“Klopt. De droomgroep ontstond. Zij boog zich over de vraag hoe je het gemeenschapsleven droomt. In deze droomgroep zaten broeders en zusters van verschillende kloosterordes. Tot een gemeenschap heeft deze droomgroep niet geleid. Een ander initiatief, Komen tot een dominicaanse leefgemeenschap, is wel gerealiseerd. Dit werd een Arnhemse leefgemeenschap van broeders, zusters en leken samen.
Christini, waarmee ik samen leefde in de Javastraat, sloot zich aan bij deze leefgemeenschap, en mij leek het ook wel wat. Toch besloot ik dit niet te doen. Ik was tot de conclusie gekomen dat ik te vaak met anderen was meegegaan. Ik wilde mijn eigen beweging opmerken. Ik verhuisde wel naar Arnhem, maar ging op mezelf wonen. Dat was een verademende tijd.”
Waardoor was het een verademing om zelfstandig te wonen?
“Ik had op dat moment twee banen. Ik werkte in het vormingscentrum in Huissen en gaf les aan de dramaschool in Kampen. Mijn dagen waren lang en intensief. Het was heerlijk om naast het werk niet ook nog over alles te moeten praten en discussiëren. Ik ontdekte in deze periode dat ik goed alleen kan zijn.”
Toch besloot je na vier jaar Arnhem in te wisselen voor een gemeenschap in Zwolle.
“In Arnhem bewoonde ik een zolderkamer. Dat was prima voor het begin, maar moest niet te lang duren. Ik moest namelijk op mijn tenen staan om een lijntje van de blauwe lucht te zien. Daarom had ik tegen mezelf gezegd: ‘of je verlaat deze zolderkamer voor een echt huis of voor een gemeenschap.’ Het werd een gemeenschap in Zwolle. Waarom? Tja, er diende zich een interessante vraag aan vanuit Zwolle. Daar vroegen dominicanen dominicanessen die mee wilden werken in het toerustingswerk. Zo belandde ik samen met Raymunda en Petra in Zwolle waar we een nieuwe gemeenschap stichtten.”
We zijn ondertussen aan het einde van de jaren ’70 en het begin van de jaren ’80 beland. Hoe waaide toen de geest van vernieuwing?
“Kenmerkend voor deze tijd was toch wel dat we een groot belang hechtten aan onze zelfstandigheid en aan de zelfstandigheid van vrouwen in het algemeen. Raymunda had allerlei vrouwengroepen opgezet: vrouwen en geloof, vrouwen en assertiviteit, vrouwen en …, bedenk het maar. Zelf deed ik veel met muziek en ‘creatieve liturgie’.
Binnen korte tijd hadden we door onze activiteiten heel veel mensen leren kennen, maar die mensen kenden elkaar niet. Wij hebben toen een bijeenkomst georganiseerd waarop ze elkaar konden leren kennen. Dat beviel zo goed dat er een vervolg werd gepland en die bijeenkomst kreeg ook weer een vervolg. Zo ontstond een groep van 26 mensen: de Kring.
Vrouwen vonden een plek bij ons om op verhaal te komen. Sommige leefden een tijdje mee. Holkje van der Veer leefde ook mee en trad later toe tot onze congregatie. Zij zette het jongerenwerk op. Al die creativiteit en al dat vrouwen- en jongerenwerk bracht mensen bij ons die met ons mee vierden ook al hadden ze niets met kerk. Het was een prachtige tijd.”
In Zwolle staat een groot dominicanenklooster en hebben de dominicanen een parochie. Hoe keken zij tegen jullie aan?
“Tot dan toe woonden we wel in de buurt van maar niet in het klooster. Het klooster trok ons meer en meer aan. We groeiden van samenwerken naar samen wonen en werken. Om onze eigenheid te bewaren streefden we binnen het klooster naar een status aparte. We verhuisden toen er in het klooster een gang leeg kwam waar wij met een grote eigenstandigheid konden wonen.
Met onze verhuizing naar het klooster veranderde er wel het een en ander. Nu we in het klooster woonden, moesten we ons verhouden met de vieringen en gebedsdiensten in het klooster. Onze activiteiten bouwden we er omheen.”
Kohèlet, zoals jullie groep was gaan heten, ging in 2013 ter ziele. Hoe is het om na een tijd van experimenteren en opbouwen terecht te komen in een tijd van afbouwen en afsluiten?
“Tja, we worden ouder. Raymunda was gestorven en op een gegeven moment kwam onze overste op bezoek die ons de vraag stelde: ‘Hoe ga je dit volhouden?’ We waren toen met z’n vieren. Een van ons zei: ‘Nee, ik houd dit niet vol’ en vertrok. Holkje moest vanwege haar gezondheid de groep verlaten en ten slotte waren Babtiste, dominicanes van Voorschoten die als pastor werkzaam was binnen de dominicaanse parochie, en ik over.
Op onze gang woonden nog twee andere vrouwen. We hadden altijd wel mensen bij ons wonen die zo konden verkennen of het leven van ons ook iets voor hen is. Met deze vrouwen ontstond een conflictueuze situatie en de vrouwen zijn vertrokken.
Toen kwam er voor Babtiste en mij ruimte om iets anders te gaan doen. Babtiste reageerde op een oproep van de dominicanessen van Voorschoten en ik besloot uit eigen beweging om terug te keren naar de bakermat van mijn congregatie: Nijmegen. Ik wil daar mijn bijdrage leveren aan onze kleiner wordende gemeenschap.”
helaas een mooie droom het gaat niet gebeuren
HELAAS