Ze begon ooit als leerkracht in het regulier onderwijs, maar kwam al snel in aanraking met bijzondere groepen. Zo werkte Jannette in schakelklassen met kinderen van toenmalige gastarbeiders en vluchtelingen, met dove en slechthorende kinderen en met kinderen met een psychiatrische en/of meervoudige handicap. De grootste les die ze hieruit geleerd heeft, is om iedereen echt te zien, en de schoonheid van diversiteit te ontdekken. “Ik ben heel erg voorstander van inclusief onderwijs, dat er plek is voor kinderen met allerlei achtergronden, juist ook in het regulier onderwijs.”
Het werk voor vormingsonderwijs kwam zeven jaar geleden min of meer toevallig op haar pad. Als regiobegeleider stuurt ze de vakleerkrachten aan die levensbeschouwelijke vormingslessen geven op openbare basisscholen in de regio Zuid- en Noord-Holland. Ze vertelt: “Ouders die kinderen hebben op de openbare basisschool hebben een wettelijk recht op levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, al zijn lang niet alle ouders hiervan op de hoogte. Scholen hebben een informatieverplichting om de wensen van ouders rondom vormingsonderwijs te inventariseren. Daarna kunnen schooldirecteuren contact met het Centrum voor Vormingsonderwijs opnemen, waar verschillende denominaties vertegenwoordigd zijn en dan kijken we gezamenlijk hoe we deze lessen kunnen vormgeven.”
Hot item
Levensbeschouwing is op het moment een hot item in het openbaar onderwijs, signaleert Jannette. “Levensbeschouwing valt in het curriculum onder burgerschap, en je ziet dat allerlei commerciële instanties en uitgevers hierop inspringen en materialen ontwikkelen.” Jannette kijkt hier met gemengde gevoelens naar. “Het is mooi dat het belang van het onderwerp meer wordt gezien, al is de invulling vaak erg gericht op kennisniveau. Juist bij levensbeschouwing is de echte ontmoeting van wezenlijk belang. Dat maakt ons onderwijs zo anders; de vakleerkrachten die vormingslessen geven, doen dit vanuit een doorleefde visie en achtergrond. Ik zie daarom ook een aanvullende en verdiepende rol voor ons onderwijs weggelegd binnen het curriculum.”
Jannette ziet de samenleving veranderen, en hierdoor ook de wensen die ouders en scholen hebben met betrekking tot vormingsonderwijs. “Ouders kunnen van oudsher kiezen voor vormingslessen vanuit een specifieke levensbeschouwing, zoals de islam of het humanisme. Er wordt dan een groepje gevormd dat uit de klas wordt gehaald, en vormingsles krijgt.” Maar een paar jaar geleden kreeg Jannette via diverse schooldirecteuren de vraag of het niet anders kon. “De directeuren gaven aan dat hun scholen steeds diverser werden, en dat ze het niet meer vonden passen dat er maar één of twee levensbeschouwingen werden aangeboden.”
Breed palet
Zo begon een periode van overleg en pionieren die uiteindelijk geleid heeft tot een nieuwe vorm, naast de bestaande vorm van vormingsonderwijs, waarin vakleerkrachten uit diverse levensbeschouwingen gezamenlijke lessenseries verzorgen. “In de praktijk betekent dit dat gemiddeld vier levensbeschouwingen samen optrekken, bijvoorbeeld joods, islamitisch, protestants en boeddhistisch vormingsonderwijs. De school en groepsleerkracht worden actief door de vakleerkrachten bij de voorbereiding en keuze van de lessenseries betrokken. De eigenheid van de denominaties is nog steeds gewaarborgd, omdat de vakleerkracht joods vormingsonderwijs bijvoorbeeld tien lessen verzorgt, gevolgd door de vakleerkracht islamitisch onderwijs enzovoorts. De kinderen krijgen zo gedurende een aantal leerjaren een breder palet mee, en volgen bovendien met de hele klas de lessen.”
De hoogste waarde die de vakleerkrachten vormingsonderwijs kunnen bieden, zit volgens Jannette in de intrinsieke motivatie om naar anderen te luisteren. Ze legt uit: “Het begint allemaal bij echte nieuwsgierigheid naar de ander. Wat vindt hij of zij, waarom vindt hij of zij dat? Doorvragen, en niet alleen op feitjes, zoals “Waarom draag jij een hoofddoek, moet dat van jouw geloof?”, maar “Waarom vind jij het belangrijk om een hoofddoek te dragen? Wat betekent het voor jou?” Ik ben ervan overtuigd dat elk mens een basisinteresse heeft. Het is de kunst om die aan te boren en te laten groeien, zodat je een attitude ontwikkelt om de ander echt te kunnen en willen ontmoeten. Dat is wat we ten diepste met vormingsonderwijs willen bewerkstelligen.”
Wereld in het klein
De uitdagingen van corona op de lessen vormingsonderwijs zijn groot, want het wezenlijke van het vormingsonderwijs, namelijk het persoonlijke contact en de gesprekken, waren niet of nauwelijks te realiseren, omdat de vakleerkrachten bijvoorbeeld online of via vooraf opgenomen video’s de lessen moesten verzorgen.
“Via de scholen waar onze vakleerkrachten lesgeven, hoorden we hoezeer de kinderen ons missen. Alles draait om relatie. De vakleerkracht is een rolmodel die leeft vanuit een overtuiging en dat neemt hij of zij mee de klas in. Niet om die overtuiging aan de kinderen op te leggen, maar als uitnodiging waar de kinderen vragen over kunnen stellen. Ten diepste willen de kinderen weten: “Wie ben jij nou? Wat vind jij?” Zo vormen zij hun identiteit: in de ontmoeting, ook met elkaar. Als ik hoor hoe de vakleerkrachten vanuit verschillende denominaties met plezier samenwerken, en lachend samen door de gang lopen, dan denk ik: zo zou de wereld moeten zijn, vanuit je eigenheid, de ander opzoeken, echt willen zien en ontmoeten.”
Ik heb de volgende vraag:
Zouden kinderen van de basisschool niet eerst de vraag moeten beantwoorden: wie ben ik?
Pas als ze daar over nagedacht hebben kunnen ze de levensbeschouwelijke overtuiging van de ander plaatsen volgens mij